In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 augustus 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 14 juni 2023. De rechtbank had de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres1] te [woonplaats], vastgesteld op € 366.000, na een eerdere vaststelling door de heffingsambtenaar van € 426.000. De heffingsambtenaar had deze waarde vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) per waardepeildatum 1 januari 2021. Belanghebbende was het niet eens met de uitspraak van de rechtbank en heeft hoger beroep ingesteld.
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 augustus 2024 hebben partijen ter zitting een compromis bereikt, waarbij de waarde van de woning voor het jaar 2022 is verminderd naar € 311.000. Het hof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd, met uitzondering van de beslissing over het griffierecht, en heeft de heffingsambtenaar gelast het griffierecht van € 136 aan belanghebbende te vergoeden. Belanghebbende heeft ter zitting verklaard af te zien van een proceskostenvergoeding.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is op 28 augustus 2024 verzonden. Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. De uitspraak is gedaan door mr. A.E. Keulemans, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. K. de Jong-Braaksma als griffier.