ECLI:NL:GHARL:2024:5497

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
28 augustus 2024
Zaaknummer
23/1146
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de waarde van onroerende zaak onder de Wet WOZ en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de waarde van een onroerende zaak onder de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De belanghebbende had in beroep bij de rechtbank Overijssel de uitspraak van de heffingsambtenaar aangevochten, die de waarde van de woning per 1 januari 2021 had vastgesteld op € 401.000. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna de belanghebbende hoger beroep instelde.

Tijdens de mondelinge behandeling op 6 augustus 2024 zijn partijen overeengekomen dat de waarde van de woning verlaagd moest worden tot € 375.000. Tevens is afgesproken dat de heffingsambtenaar de kosten van rechtsbijstand van de belanghebbende, ter hoogte van € 4.748, zou vergoeden. Dit bedrag is berekend op basis van de proceskostenregeling, waarbij de kosten voor bezwaar, beroep en hoger beroep zijn opgeteld.

Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd, evenals de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar. De waarde van de woning voor de Wet WOZ is vastgesteld op € 375.000 en de aanslag onroerendezaakbelasting is dienovereenkomstig verminderd. Daarnaast is de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van de proceskosten en de griffierechten van de belanghebbende. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer BK-ARN 23/1146
uitspraakdatum: 27 augustus 2024

Uitspraak van de achttiende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 7 maart 2023, nummer ZWO 22/1212, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van het GBLT, gemeente- en waterschapsbelastingen(hierna: de heffingsambtenaar)

Procesverloop

1. De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] te [woonplaats] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2021, voor het jaar 2022 vastgesteld op € 401.000. Tegelijk met deze beschikking heeft de heffingsambtenaar voor dat jaar aan belanghebbende een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd.
2. Belanghebbende is tegen de uitspraken op bezwaar in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgevonden op 6 augustus 2024, waar zijn verschenen en gehoord namens belanghebbende zijn gemachtigde A. Oosters en namens de heffingsambtenaar [naam1] , bijgestaan door [naam2] , taxateur.
4. In geschil is de waarde van de woning voor de Wet WOZ voor het jaar 2022. Ter zitting van het Hof zijn partijen overeengekomen dat die waarde verminderd moet worden tot € 375.000 en dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende € 4.748 aan kosten van een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand zal vergoeden, alsmede de door belanghebbende betaalde griffierechten. Het bedrag aan proceskosten hebben partijen vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het Besluit proceskosten bestuursrecht, te weten 2 (punten per proceshandeling) x 1 (wegingsfactor) x € 624 voor bezwaar, 2 (punten per proceshandeling) x 1 (wegingsfactor) x € 875 voor beroep en 2 (punten per proceshandeling) x 1 (wegingsfactor) x € 875 voor hoger beroep, in totaal € 4.748.

Beslissing

Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
- vernietigt de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar,
- vermindert de waarde voor de Wet WOZ van de woning voor het jaar 2022 op € 375.000,
- vermindert de aanslag onroerendezaakbelasting voor het jaar 2022 dienovereenkomstig,
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 4.748, en
- gelast dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende de betaalde griffierechten vergoedt, te weten € 50 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 136 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Keulemans, voorzitter in tegenwoordigheid van mr. K. de Jong-Braaksma als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2024
De griffier, De voorzitter,
(De griffier is verhinderdA.E. Keulemans
de uitspraak te ondertekenen)
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op 28 augustus 2024.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.