ECLI:NL:GHARL:2024:5438
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- J.H. Lieber
- R. Prakke-Nieuwenhuizen
- M.L. van der Bel
- Rechtspraak.nl
Vaststelling van de verdeling van een nalatenschap en bewijswaardering van een lening
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verdeling van een nalatenschap. De zaak betreft een geschil tussen [appellante] en [geïntimeerde1] over de vraag of er nog een lening van € 49.999 openstond van erflaatster aan [appellante]. Het hof heeft in een eerder tussenarrest van 26 september 2023 geoordeeld dat [appellante] (voorshands) heeft bewezen dat erflaatster ervan uitging dat zij vanaf 2017 geen vorderingen meer had op [appellante] uit de geldlening. [geïntimeerde1] kreeg de gelegenheid om tegenbewijs te leveren, wat resulteerde in het horen van vier getuigen. De getuigenverklaringen waren gemengd, waarbij de echtgenoot van [appellante] verklaarde dat de lening was afgelost, terwijl andere getuigen geen duidelijkheid konden geven over de status van de lening.
Het hof concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden naar voren zijn gekomen die het bewijsvermoeden van [appellante] konden ontzenuwen. De grieven van [appellante] werden gegrond verklaard, wat betekende dat de lening met rente niet meer meetelt bij de bepaling van wat verdeeld moet worden. De rechtbank had eerder een verdeling vastgesteld op basis van de lening, maar deze werd vernietigd. Het hof stelde de nieuwe verdeling van de nalatenschap vast, waarbij de bedragen die elk van de erfgenamen aan de nalatenschap zijn verschuldigd, werden meegenomen. Het hof bepaalde dat elke partij zijn eigen kosten van de procedure moet dragen en dat de veroordelingen uitvoerbaar zijn bij voorraad.