In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek van de vader om gezamenlijk gezag over zijn minderjarige kind. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.J.C. van Bemmel, had in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Gelderland van 13 december 2023 aangevochten, waarin zijn verzoek om gezamenlijk gezag was afgewezen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. W. Kok, verzocht het hof om de bestreden beschikking te bekrachtigen en voerde aan dat de vader niet-ontvankelijk was in zijn subsidiaire verzoek om een informatieregeling vast te stellen, aangezien dit al eerder was behandeld in de beschikking van 21 februari 2022.
Het hof heeft vastgesteld dat de ouders van de minderjarige, geboren in 2018, niet in staat zijn om op constructieve wijze samen te werken en dat er onvoldoende communicatie is om gezamenlijk gezag uit te oefenen. De vader heeft weliswaar de minderjarige erkend, maar de communicatie tussen de ouders is problematisch en leidt tot conflicten. Het hof concludeert dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders, en dat er geen verbetering in de situatie te verwachten is.
Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat de vader niet-ontvankelijk is in zijn verzoek om een informatieregeling vast te stellen, omdat de rechtbank in de eerdere beschikking al een eindbeslissing had genomen over dit verzoek. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en wijst de verzoeken van de vader af, waarmee de vader niet in zijn verzoeken wordt ontvangen.