ECLI:NL:GHARL:2024:5396

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
27 augustus 2024
Zaaknummer
200.338.715
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging afwijzing verzoek vader gezamenlijk gezag en niet-ontvankelijkheid in verzoek informatieregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek van de vader om gezamenlijk gezag over zijn minderjarige kind. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.J.C. van Bemmel, had in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Gelderland van 13 december 2023 aangevochten, waarin zijn verzoek om gezamenlijk gezag was afgewezen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. W. Kok, verzocht het hof om de bestreden beschikking te bekrachtigen en voerde aan dat de vader niet-ontvankelijk was in zijn subsidiaire verzoek om een informatieregeling vast te stellen, aangezien dit al eerder was behandeld in de beschikking van 21 februari 2022.

Het hof heeft vastgesteld dat de ouders van de minderjarige, geboren in 2018, niet in staat zijn om op constructieve wijze samen te werken en dat er onvoldoende communicatie is om gezamenlijk gezag uit te oefenen. De vader heeft weliswaar de minderjarige erkend, maar de communicatie tussen de ouders is problematisch en leidt tot conflicten. Het hof concludeert dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders, en dat er geen verbetering in de situatie te verwachten is.

Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat de vader niet-ontvankelijk is in zijn verzoek om een informatieregeling vast te stellen, omdat de rechtbank in de eerdere beschikking al een eindbeslissing had genomen over dit verzoek. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en wijst de verzoeken van de vader af, waarmee de vader niet in zijn verzoeken wordt ontvangen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.338.715
(zaaknummer rechtbank Gelderland 397440)
beschikking van 27 augustus 2024
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.J.C. van Bemmel,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. W. Kok.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 21 februari 2022 en 13 december 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De beschikking van 13 december 2023 wordt hierna ook aangeduid als: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 11 maart 2024, en
  • het verweerschrift met een productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 16 juli 2024 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de advocaat van de vader;
  • de moeder en haar advocaat, en
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van [de minderjarige] geboren [in] 2018. De vader heeft [de minderjarige] erkend. De moeder is belast met het gezag over [de minderjarige] .
3.2
Bij voormelde beschikking van 21 februari 2022 heeft de rechtbank, voor zover hier relevant, een informatieregeling vastgesteld.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, voor zover hier relevant, het verzoek van de vader om hem samen met de moeder met het ouderlijk gezag te belasten, afgewezen.
4.2
De vader is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Hij verzoekt het hof de bestreden beschikking op het punt van het ouderlijk gezag te vernietigen en alsnog zijn verzoek om samen met de moeder te worden belast met het gezag over [de minderjarige] toe te wijzen, subsidiair indien zijn verzoek niet wordt toegewezen, een informatieregeling vast te stellen zoals in het beroepschrift onder randnummer 28 is omschreven.
4.3
De moeder voert verweer en vraagt het hof de verzoeken van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen. De moeder stelt dat de vader niet ontvankelijk is in het subsidiair verzochte onder verwijzing naar de (tussen)beschikking van de rechtbank van 21 februari 2022 waarin al een informatieregeling is vastgelegd.

5.De motivering van de beslissing

Gezag
5.1
Op grond van artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (verder: BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of
afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
Net als de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat het verzoek van de vader om samen met de moeder te worden belast met het gezag over [de minderjarige] moet worden afgewezen. Het hof zal daarom de bestreden beschikking bekrachtigen en zal deze beslissing hierna uitleggen.
5.3
Om het gezag over [de minderjarige] gezamenlijk te kunnen uitoefenen is het nodig dat tussen de ouders ten minste enige vorm van overleg en positieve communicatie mogelijk is. Tot op heden is dat niet het geval. Zoals de vader stelt is inderdaad sprake van veel WhatsAppverkeer tussen de ouders en is dus sprake van communicatie tussen de ouders. Echter deze uitgebreide communicatie is niet erg constructief en geeft ook aanleiding tot strijd tussen de ouders, zoals blijkt uit de in de procedure overgelegde schermafdrukken van het WhatsAppverkeer. De ouders appen met name over de uitvoering van de vastgestelde omgangsregeling. De moeder mag – zo ziet ook het hof – soms wat dwingend overkomen in haar manier van communiceren, de vader is op zijn beurt weinig concreet in zijn communicatie en houdt zich niet aan de vastgestelde omgangsregeling. Na de bestreden beschikking heeft een tijd lang helemaal geen omgang plaatsgevonden tussen de vader en [de minderjarige] , omdat de vader weg was. Maar ook daarna waren er onderbrekingen en ook nu is nog steeds geen sprake van een regelmatige omgang tussen [de minderjarige] en de vader, ondanks een duidelijke omgangsregeling. De moeder wil dat de vader de vastgestelde omgangsregeling structureel nakomt, maar dat is de vader tot op heden niet gelukt. Weliswaar betoogt zijn advocaat dat de vader een betrokken vader wil zijn, maar door zijn handelswijze is de vader niet betrouwbaar voor [de minderjarige] en voor de moeder en laat hij niet zien dat hij in staat is om het belang van [de minderjarige] voorop te stellen. Zoals door de raad op de mondelinge behandeling is verteld is het van groot belang voor een meisje van vijf jaar dat zij erop kan vertrouwen dat haar vader de omgangsregeling met haar nakomt. De houding van de vader ondermijnt het vertrouwen bij de moeder en bij het hof dat de vader in staat zal zijn om (tijdig) belangrijke beslissingen over [de minderjarige] samen met de moeder te nemen. De moeizame en inadequate communicatie staat aan voorspoedig en voortvarend overleg tussen de ouders in de weg. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof ook verteld dat de vader haar enige tijd op WhatsApp heeft geblokkeerd, waardoor hij voor haar niet bereikbaar was, wat de communicatieproblemen tussen de ouders onderstreept. Daargelaten de reden(en) waarom de communicatie tussen de ouders zo moeizaam en niet constructief verloopt: onder deze omstandigheden kunnen de ouders naar het oordeel van het hof niet in staat worden geacht om gezamenlijke beslissingen te nemen over [de minderjarige] . Omdat de hiervoor beschreven situatie al geruime tijd tussen partijen bestaat, verwacht het hof niet dat daarin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen. Pas wanneer de ouders gedurende langere tijd op constructieve wijze met elkaar kunnen overleggen en betrouwbaar zijn in het nakomen van afspraken, kan gezamenlijk gezag aan de orde zijn.
Informatieregeling
5.4
Nu de vader niet samen met de moeder wordt belast met het gezag over [de minderjarige] , komt het hof toe aan het subsidiaire verzoek van de vader om informatieregeling vast te stellen zoals door hem omschreven in het hoger beroepschrift.
5.5
Op grond van artikel 1:377b lid 1 BW is de met het gezag belaste ouder gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen - zo nodig door tussenkomst van derden - over daaromtrent te nemen beslissingen. Op verzoek van een ouder kan de rechter ter zake een regeling vaststellen. De rechter kan op grond van artikel 1:377b lid 2 BW bepalen dat die informatieplicht buiten toepassing blijft indien het belang van het kind dit vereist.
5.6
De rechtbank heeft in voormelde beschikking van 21 februari 2022 een eindbeslissing gegeven op het verzoek van de vader om een informatieregeling vast te stellen. In hoger beroep komen van deze eindbeslissing is gelet op de in artikel 358 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering genoemde beroepstermijn van drie maanden niet meer mogelijk. Het hof zal daarom de vader niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek een informatieregeling vast te stellen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 13 december 2023 voor zover daarin het verzoek van de vader om samen met de moeder te worden belast met het gezag over [de minderjarige] is afgewezen;
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek om een informatieregeling vast te stellen;
wijst af wat meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, J.B. de Groot en K. Hermsen en is op 27 augustus 2024 uitgesproken door mr. K. Hermsen in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.