In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van ouders over hun minderjarige kind. De vader, die in hoger beroep ging, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank Gelderland, die op 10 november 2023 het gezamenlijk gezag had beëindigd en het gezag aan de moeder had toegewezen. De ouders waren gescheiden op 10 oktober 2023, en de moeder had de Indonesische nationaliteit, terwijl de vader de Nederlandse nationaliteit had. De vader had sinds de echtscheiding geen contact meer gehad met de minderjarige, die bij de moeder woont. Het hof oordeelde dat er een onaanvaardbaar risico bestond dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders, en dat er geen verbetering in de communicatie tussen hen te verwachten viel. De vader, die gediagnosticeerd was met schizofrenie, had onvoldoende duidelijkheid gegeven over zijn situatie en toekomstperspectief. Het hof concludeerde dat het gezamenlijk gezag niet in het belang van het kind was en bekrachtigde de beslissing van de rechtbank. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, aangezien de partijen gewezen echtgenoten waren.