ECLI:NL:GHARL:2024:5391

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
27 augustus 2024
Zaaknummer
200.337.510
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag over minderjarige na echtscheiding en risico op klem raken tussen ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van ouders over hun minderjarige kind. De vader, die in hoger beroep ging, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank Gelderland, die op 10 november 2023 het gezamenlijk gezag had beëindigd en het gezag aan de moeder had toegewezen. De ouders waren gescheiden op 10 oktober 2023, en de moeder had de Indonesische nationaliteit, terwijl de vader de Nederlandse nationaliteit had. De vader had sinds de echtscheiding geen contact meer gehad met de minderjarige, die bij de moeder woont. Het hof oordeelde dat er een onaanvaardbaar risico bestond dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders, en dat er geen verbetering in de communicatie tussen hen te verwachten viel. De vader, die gediagnosticeerd was met schizofrenie, had onvoldoende duidelijkheid gegeven over zijn situatie en toekomstperspectief. Het hof concludeerde dat het gezamenlijk gezag niet in het belang van het kind was en bekrachtigde de beslissing van de rechtbank. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, aangezien de partijen gewezen echtgenoten waren.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.337.510
(zaaknummer rechtbank Gelderland 421807)
beschikking van 27 augustus 2024
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] , verblijvende te [plaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. S. Kaya,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A. Kaynak.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 10 november 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 8 februari 2024;
  • het verweerschrift met producties, en
  • een journaalbericht van mr. Kaya van 2 augustus 2024 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 13 augustus 2024 plaatsgevonden.
Aanwezig waren:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat en vergezeld van een persoonlijk begeleider;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een tolk in de Engelse taal, en
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
Bij beschikking van de rechtbank Gelderland van 22 november 2022 is tussen de ouders de echtscheiding uitgesproken. Het huwelijk van de ouders is op 10 oktober 2023 ontbonden door inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand.
3.2
De vader en de moeder zijn de ouders van: [de minderjarige] (hierna: [de minderjarige] ), geboren [in] 2021 in [woonplaats1] . [de minderjarige] woont bij de moeder en de ouders oefenden tot de bestreden beschikking het gezag gezamenlijk uit.
3.3
De moeder heeft de Indonesische nationaliteit en de vader heeft de Nederlandse nationaliteit.
3.4
Bij vonnis in kort geding van 21 april 2023 heeft de voorzieningenrechter de moeder vervangende toestemming verleend om met [de minderjarige] op vakantie te gaan en een paspoort voor haar aan te vragen bij de gemeente.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het gezamenlijk gezag van de ouders over [de minderjarige] beëindigd en de bepaald dat het gezag over haar wordt uitgeoefend door de moeder. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
De vader is het niet eens met deze beslissing over het gezag en komt hiervan in hoger beroep. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek om haar met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] te belasten af te wijzen, dan wel een raadonderzoek te gelasten naar de vraag in hoeverre een wijziging van het gezag in het belang van [de minderjarige] is en naar de vraag of de ouders ondersteuning nodig hebben om hun onderlinge communicatie te verbeteren, en zo ja in welke vorm, kosten rechtens.
4.3
De moeder voert verweer en vraagt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vader in zijn verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren, althans zijn verzoeken af te wijzen, kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1
Het hof is net als de rechtbank van oordeel dat de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt in deze zaak op grond van artikel 7 Brussel II-ter [1] , omdat [de minderjarige] ten tijde van het inleidende verzoek bij de rechtbank (en nu nog steeds) haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
De rechtbank heeft Nederlands recht toegepast. Daar zijn geen grieven tegen gericht, zodat het hof daar ook van uitgaat.
Gezag
5.2
Op grond van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.3
Het hof stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat sprake is van een wijziging van omstandigheden sinds de echtscheiding.
5.4
Het hof is net als de rechtbank – en op dezelfde gronden die het hof overneemt en tot de zijne maakt – van oordeel dat er een onaanvaardbaar risico is dat [de minderjarige] klem of verloren raakt tussen de ouders en dat niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen en dat beëindiging van het gezamenlijk gezag ook anderszins in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk is. Dit oordeel is in lijn met het advies van de raad.
Ter aanvulling op wat de rechtbank aan haar beslissing ten grondslag heeft gelegd overweegt het hof dat de vader [de minderjarige] al geruime tijd niet heeft gezien en niets dan wel weinig weet van [de minderjarige] . De vader verblijft inmiddels (op grond van een zorgmachtiging) bij [naam1] in [plaats1] , waar hij wordt behandeld en begeleid. Hij is gediagnosticeerd met schizofrenie en hij krijgt hiervoor medicatie. Hoewel de vader heeft verteld dat het al veel beter met hem gaat, kan hij niet veel duidelijkheid geven over zijn perspectief.
Duidelijk is geworden dat de ouders nog steeds niet met elkaar communiceren, zoals dat ten tijde van de procedure bij de rechtbank – en daarvoor – ook het geval was. Voor gezamenlijk gezag is tenminste een communicatie op basaal niveau tussen de ouders nodig en daar ontbreekt het hier aan. Het is ook niet te verwachten dat deze situatie binnen afzienbare tijd zal veranderen.
De moeder heeft bij de mondelinge behandeling van het hof verklaard dat zij weinig weet van de situatie van de vader en dat zij hem, gelet op het verleden, nog steeds niet vertrouwt. Het ligt volgens het hof op de weg van de vader om uit eigener beweging – en dus niet op vragen van de moeder – veel meer duidelijkheid te verschaffen over wat er met hem aan de hand is, wat zijn huidige situatie is en wat zijn perspectief is voor de komende periode. Op deze manier zou de vader een begin kunnen maken met het herstellen van het vertrouwen van de moeder in hem. Het overleggen in deze procedure van een onvolledige rapportage, ook al is die afkomstig van een deskundige instantie, is daartoe onvoldoende.
5.5
Het ligt volgens het hof op de weg van de moeder om een plaats voor de vader in te ruimen in het leven van [de minderjarige] . Dat begint met het op regelmatige basis aan de vader verschaffen van informatie over [de minderjarige] en het opzetten en uitvoeren van een omgangsregeling met de vader.
Op de weg van beide ouders samen ligt het volgen van een traject als ‘Ouderschap Blijft’. Via de welzijnsinstanties en/of het Wijkteam kunnen zij daartoe een aanvraag doen. Het inzetten van dit traject en ook de hiervoor beschreven stappen kunnen eraan bijdragen dat op termijn tenminste een communicatie op basaal niveau tot stand kan komen.
Op dit moment is (herstel van) het gezamenlijk gezag over [de minderjarige] niet in haar belang.
5.6
Gelet op het vorenstaande bestaat geen noodzaak om een nader (raads)onderzoek te gelasten.

6.De slotsom

6.1
Op grond van het vorenstaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.
6.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren nu partijen gewezen echtgenoten zijn.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 10 november 2023;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, J.B. de Groot en I.G.M.T. Weijers-van der Marck, bijgestaan door mr. L.J.G. Scheffer-Overbeek als griffier, en is op 27 augustus 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (herschikking).