ECLI:NL:GHARL:2024:5311

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 augustus 2024
Publicatiedatum
20 augustus 2024
Zaaknummer
200.338.892
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot overlegging van geluidsopnamen in hoger beroep zorgkwestie

In deze zaak heeft VGZ Zorgkantoor B.V. hoger beroep ingesteld tegen eerdere vonnissen van de rechtbank Gelderland, waarbij een vordering tot terugbetaling van onterecht gedeclareerde zorgkosten door [naam1] gedeeltelijk is toegewezen. [naam1], die een centrum voor begeleid wonen exploiteert, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. In het kader van het hoger beroep heeft [naam1] een incidentele vordering ingediend op grond van artikel 843a Rv, waarin zij verzoekt om overlegging van de geluidsopnamen van interviews met twee zorgbehoevenden, [naam2] en [naam3]. Deze geluidsopnamen zijn van belang voor [naam1] om de juistheid van de gespreksverslagen te controleren en om inzicht te krijgen in de wijze van vraagstelling tijdens de interviews.

Het hof heeft geoordeeld dat [naam1] rechtmatig belang heeft bij de gevraagde geluidsopnamen, omdat deze essentieel zijn voor de controle op de gespreksverslagen en de waardering van de antwoorden van de geïnterviewden. Het hof heeft VGZ veroordeeld om binnen vier weken de volledige geluidsopnamen ter griffie te deponeren, waarbij een kopie aan [naam1] moet worden verstrekt. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak, die zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich volgens het roljournaal bevindt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.338.892
zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem 389197
arrest in het incident van 20 augustus 2024
in de zaak van
[appellante]
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld en optreedt als eiseres in het incident
en bij de rechtbank optrad als gedaagde
hierna: [naam1]
advocaat: mr. S. Booij
tegen
VGZ Zorgkantoor B.V.
die is gevestigd in Arnhem
die optreedt als verweerster in het incident
en bij de rechtbank optrad als eiseres
hierna: VGZ
advocaat: mr. G.D. Bosman

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

VGZ heeft hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen die de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 16 maart 2022 en 20 december 2023 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep
  • de memorie van grieven met daarin een incidentele vordering op grond van artikel 843a Rv
  • de memorie van antwoord in het incident

2.De kern van de zaak

2.1.
[naam1] exploiteerde met haar eenmanszaak (onder de naam [naam1] ) een centrum voor begeleid wonen, verpleging, verzorging, dagbesteding en behandeling. VGZ heeft betalingen verricht op basis van aan zorgbehoevenden (cliënten van [naam1] ) toegekende persoonsgebonden budgetten. Volgens VGZ heeft [naam1] voor twee zorgbehoevenden, de heer [naam2] en mevrouw [naam3] (hierna: [naam2] en [naam3] ), een hoger bedrag gedeclareerd dan dat er aan zorg is verleend, zodat VGZ een vordering heeft op [naam1] . VGZ vordert het volgens haar onterecht gedeclareerde bedrag terug.
2.2.
De rechtbank heeft de vordering van VGZ gedeeltelijk toegewezen en heeft [naam1] veroordeeld om aan VGZ een gedeelte van het gedeclareerde bedrag (€ 21.768,04 vermeerderd met wettelijke rente) en de buitengerechtelijke kosten te betalen. [naam1] is het niet eens met die veroordeling en heeft hoger beroep ingesteld. Het oordeel van de rechtbank is mede gebaseerd op gespreksverslagen van interviews die zijn afgenomen van [naam2] en [naam3] . In dit incident vordert [naam1] op grond van artikel 843a Rv om overlegging van de volledige geluidsopnamen van die interviews.

3.Het oordeel van het hof

3.1.
Het hof zal de incidentele vordering toewijzen. Het hof zal hierna uitleggen hoe het tot die beslissing is gekomen.
Juridisch kader
3.2.
De wet kent de mogelijkheid om van iemand anders inzage in bescheiden (documenten) te vragen, of zelfs een kopie of uittreksel (artikel 843a Rv). Onder bescheiden vallen ook op een gegevensdrager aangebrachte gegevens, zoals geluidsopnamen. Er kan echter niet willekeurig worden gevraagd naar gegevens die interessant zouden kunnen zijn. De wet stelt de volgende eisen:
- de verzoeker moet rechtmatig belang hebben bij de inzage, afschrift of uittreksel;
- het moet gaan om bescheiden over een rechtsverhouding waarbij de verzoeker partij is;
- het moet gaan om specifieke gegevens die de verzoeker niet heeft, maar de ander wel.
De verzoeker heeft geen recht op deze gegevens als de ander een sterk argument heeft om te weigeren.
De standpunten van partijen
3.3.
[naam1] wil beschikken over de geluidsopnamen van de interviews van [naam2] en [naam3] , omdat zij wil vaststellen of de gespreksverslagen overeenkomen met wat er tijdens de interviews is gezegd. Zij wil daarnaast nagaan op welke wijze de vragen aan [naam2] en [naam3] zijn gesteld. Dat is volgens haar mede van belang vanwege de psychische problematiek waarmee [naam2] en [naam3] te maken hebben, zodat de manier waarop de vragen zijn gesteld van belang kan zijn voor de waardering van de antwoorden op die vragen.
3.4.
Volgens VGZ heeft [naam1] onvoldoende onderbouwd dat zij rechtmatig belang heeft bij haar incidentele vordering. VGZ heeft erop gewezen dat [naam2] in de procedure bij de rechtbank is gehoord als getuige, waarbij hij onder meer (onder ede) heeft verklaard:
Het klopt dat ik ben geïnterviewd door de mevrouw van VGZ (…) over de begeleiding die ik bij [naam1] heb gehad. Ik ben samen met mijn vader geïnterviewd. Van dat gesprek is een verslag opgemaakt. Ik weet nog dat dit een heel boekwerk was. Ik weet niet beter dan dat ik dat heb ondertekend en heb teruggestuurd, omdat het klopte wat er in stond.Daarnaast is mevrouw [de getuige] als getuige (onder ede) gehoord. Zij heeft de gespreksverslagen uitgewerkt. Zij heeft onder meer verklaard:
U vraagt mij of ik de gespreksverslagen naar waarheid heb uitgewerkt. Ja, dit heb ik naar waarheid uitgewerkt aan de hand van de gemaakte geluidsopnamen.
Bij gelegenheid van die verhoren heeft [naam1] geen vragen gesteld over de wijze waarop de interviews zijn afgenomen, de wijze waarop de vragen tijdens de interviews zijn gesteld en of de verslagen een goede en volledige weergave zijn van de interviews. Zij komt pas nu met suggesties over de wijze waarop de interviews zouden hebben plaatsgevonden en de verslagen zouden zijn uitgewerkt. Volgens VGZ zijn de onderzoeken onafhankelijk en integer uitgevoerd en is daarbij rekening gehouden met de omstandigheden van de geïnterviewden, zodat van beïnvloeding van getuigen geen sprake is.
[naam1] heeft rechtmatig belang bij haar incidentele vordering
3.5.
Naar het oordeel van het hof heeft [naam1] rechtmatig belang bij de overlegging van de geluidsopnamen. Zij heeft er belang bij om de gespreksverslagen op juistheid en volledigheid te kunnen controleren en om de wijze van vraagstelling en beantwoording te kunnen horen. Dat [naam2] onder ede heeft verklaard dat de tekst in het gespreksverslag klopt en dat [de getuige] onder ede heeft bevestigd dat zij de gespreksverslagen naar waarheid heeft uitgewerkt, doet niet af aan het belang van [naam1] om te kunnen nagaan of deze gespreksverslagen inderdaad een juiste en volledige weergave vormen en op welke wijze de vragen zijn gesteld en de antwoorden zijn gegeven. Bovendien kan de manier waarop tijdens het interview uitspraken zijn gedaan, onvoldoende uit het gespreksverslag blijken, omdat het gespreksverslag geen woordelijke uitwerking bevat zoals VGZ heeft bevestigd. Dat [naam1] bij gelegenheid van de verhoren tijdens de procedure bij de rechtbank geen vragen heeft gesteld over de wijze waarop de interviews zijn afgenomen of over de juistheid en de volledigheid van de verslagen, maakt het voorgaande niet anders. Dat betekent immers niet dat zij deze argumenten niet in hoger beroep alsnog naar voren zou mogen brengen en dat zij de vordering tot overlegging van geluidsopnamen niet meer zou kunnen instellen. Bovendien kende [naam1] tijdens de procedure bij de rechtbank de waarde die de rechtbank bij de beoordeling van het geschil toe heeft gekend aan de gespreksverslagen nog niet. Het hof zal VGZ daarom veroordelen tot het overleggen van de volledige geluidsopnamen van de interviews die zijn afgenomen van [naam2] en [naam3] door deze op een gegevensdrager bij de griffie te deponeren.
Termijn van overlegging
3.6.
Volgens VGZ is de gevraagde termijn van vijf dagen waarbinnen de geluidsopnames moeten worden overgelegd te kort. VGZ verzoekt het hof daarom bij toewijzing van de incidentele vordering om VGZ een langere termijn voor het overleggen van de geluidsopnamen te gunnen, bij voorkeur een termijn van minimaal vier weken. VGZ doet het voorstel om de geluidsopnamen op een gegevensdrager te plaatsen en die bij akte te deponeren bij het hof. Het hof zal een termijn van vier weken bepalen voor de overlegging van de geluidsopnamen.
De conclusie
3.7.
Het hof zal de incidentele vordering toewijzen. De beslissing over de kosten van het incident zal worden aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.
3.8.
De hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich volgens het roljournaal bevindt. Verder houdt het hof iedere beslissing aan.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
4.1.
veroordeelt VGZ om binnen vier weken na het wijzen van dit arrest de volledige geluidsopnamen van de interviews die zijn afgenomen van de heer [naam2] en mevrouw [naam3] op een gegevensdrager ter griffie te deponeren, waarbij VGZ gelijktijdig een kopie van deze gegevensdrager aan [naam1] doet toekomen;
4.2.
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot hierover bij eindarrest zal worden beslist;
in de hoofdzaak in hoger beroep:
4.3.
bepaalt dat de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich volgens het roljournaal bevindt;
4.4.
iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.L. Wattel, K. Mans en C. Bakker, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2024.