In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen [geïntimeerde] met betrekking tot de nalatenschap van hun overleden vader, die op 1 februari 2018 is overleden. De partijen hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard en zijn in geschil over de legitieme portie van [appellante] en de verkoop van onroerend goed aan [geïntimeerde]. De rechtbank had eerder de vordering van [geïntimeerde] toegewezen en die van [appellante] afgewezen. In hoger beroep heeft [appellante] nieuwe vorderingen ingediend, waaronder de schending van haar legitieme portie door giften van erflater aan [geïntimeerde] en een vergoeding voor het gebruik van de schuren en terreinen. Het hof heeft vastgesteld dat [appellante] tijdig aanspraak heeft gemaakt op haar legitieme portie, maar dat deze niet is geschonden door de giften aan [geïntimeerde]. De waarde van de onroerende zaken is niet te laag vastgesteld, en het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bekrachtigd, met uitzondering van de beslissing over de motorrijtuigenbelasting, die in het voordeel van [appellante] is gewijzigd. Het hof heeft [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling van € 1.093 aan [appellante], vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten gecompenseerd.