ECLI:NL:GHARL:2024:5274

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 augustus 2024
Publicatiedatum
20 augustus 2024
Zaaknummer
200.340.663/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van ondertoezichtstelling van minderjarigen in complexe gezinssituatie

In deze zaak gaat het om de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [de minderjarige1] en [de minderjarige2], geboren in respectievelijk 2013 en 2016. De kinderen zijn onder toezicht gesteld en hebben enige tijd uit huis geplaatst geweest. De moeder, die het gezag over beide kinderen heeft, is in hoger beroep gegaan tegen de beslissing van de kinderrechter die de ondertoezichtstelling heeft opgelegd. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de kinderen onder toezicht moeten blijven tot 30 januari 2025, omdat hun ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de zorg die nodig is niet voldoende door de ouders wordt geaccepteerd.

De moeder is het niet eens met deze beslissing en stelt dat er geen redenen zijn voor de ondertoezichtstelling, aangezien zij positieve stappen heeft gezet in de opvoeding van de kinderen en openstaat voor hulpverlening. De raad voor de kinderbescherming en de gecertificeerde instelling (GI) zijn van mening dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft, gezien de instabiliteit in de thuissituatie en de complexe gezinssituatie. Het hof heeft de zaak op 25 juni 2024 behandeld en heeft de argumenten van beide partijen gehoord.

Het hof heeft geconcludeerd dat, ondanks de positieve ontwikkelingen, de ondertoezichtstelling in dit stadium nog steeds noodzakelijk is. De thuissituatie is nog niet voldoende stabiel en er zijn zorgen over de opvoedingssituatie van de kinderen. De moeder is hoogzwanger en het hof heeft ook de impact van deze nieuwe situatie op de stabiliteit van de kinderen in overweging genomen. Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd en het verzoek van de moeder om de raad te veroordelen in de proceskosten afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.340.663
zaaknummers rechtbank Overijssel 308871, 308892 en 309209
beschikking van 20 augustus 2024
in de zaak van
[verzoekster]
die woont in [woonplaats1]
en bij de kinderrechter optrad als belanghebbende
verzoekster in hoger beroep
hierna: de moeder
advocaat: mr. S.L. Geeraths
en
de raad voor de kinderbescherming
die is gevestigd in Almelo
en bij de kinderrechter optrad als verzoeker
belanghebbende in hoger beroep
hierna: de raad
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering
die is gevestigd in Enschede
belanghebbende in hoger beroep
hierna: de GI
en
[belanghebbende]
die woont in [woonplaats2]
en bij de kinderrechter optrad als belanghebbende
belanghebbende in hoger beroep
hierna: de vader van [de minderjarige1]
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Overijssel
die is gevestigd in Hengelo
en bij de kinderrechter optrad als informant
informant in hoger beroep
hierna: Jeugdbescherming.

1.Samenvatting van de beslissing

Deze zaak gaat over [de minderjarige1] , geboren [in] 2013 en [de minderjarige2] , geboren [in] 2016. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] zijn onder toezicht gesteld en daarnaast enige tijd uit huis geplaatst geweest. Het hof vindt dat de ondertoezichtstelling moet blijven en legt hierna uit waarom.

2.De kern van de zaak

2.1.
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] zijn kinderen van de moeder, die over beiden het gezag heeft. De kinderen hebben ieder een andere vader. In het geval van [de minderjarige1] deelt de moeder (sinds 11 november 2022) het gezag met de vader van [de minderjarige1] . [naam1] is de vader van [de minderjarige2] , maar hij heeft niet het gezag en woont in Uganda. De kinderen hebben in december 2021 korte tijd bij de oma aan moederszijde (mz) gewoond. Van januari 2022 tot en met november 2022 hebben zij bij hun oom en tante (mz) gewoond. Van november 2022 tot januari 2023 hebben de kinderen bij de vader van [de minderjarige1] gewoond. Vanaf januari 2023 tot april 2023 was er co-ouderschap, waarbij de kinderen om en om bij de vader van [de minderjarige1] en bij de moeder woonden. Sinds april 2023 woonden de kinderen bij de moeder. Na een uithuisplaatsing bij opa en oma (mz) in januari 2024 voor de duur van drie maanden wonen de kinderen sinds medio mei 2024 weer bij de moeder.
2.2.
De raad heeft de kinderrechter verzocht de kinderen onder toezicht te stellen voor een jaar. De kinderrechter heeft de kinderen een jaar onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling geldt tot 30 januari 2025. Dat staat in de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 30 januari 2024 (de bestreden beschikking).
2.3.
De moeder is het niet eens met de beslissing van de kinderrechter. Zij komt daarvan in hoger beroep. Zij wil dat het hof de beslissing van de kinderrechter ongedaan maakt, met veroordeling van de raad in de proceskosten.
2.4.
De raad en de GI willen dat de beslissing in stand blijft.
2.5.
Het hof heeft de volgende stukken:
  • het beroepschrift
  • het verweerschrift van de raad en
  • de brief van de GI.
2.6.
De zitting bij het hof was op 25 juni 2024. Aanwezig waren:
  • de moeder met haar advocaat
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad)
  • een vertegenwoordiger van de GI.

3.Het oordeel van het hof

de wet
3.1.
Ingevolge artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling indien die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
standpunten
3.2.
De moeder vindt dat er onvoldoende redenen zijn voor een ondertoezichtstelling. Zij wijst er op dat de raad in juli 2023 nog oordeelde dat er geen grond is voor een beschermingsonderzoek en zij staat open voor hulpverlening in een vrijwillig kader.
De moeder heeft nog steeds contact met de praktijkondersteuner van de huisarts. Zij heeft thuisbegeleiding vanuit [naam2] . De kinderen krijgen logopedie en hulp bij hun dyslexie. School monitort scherp de (cognitieve) ontwikkeling van de kinderen en uit het raadsrapport blijkt niet van ernstige zorgen, aldus de moeder. De moeder heeft het traject bij [naam3] succesvol afgerond en ook [naam4] is positief over de groei die de moeder heeft laten zien. De moeder vindt tot slot dat zij niet verantwoordelijk is voor keuzes die haar familieleden maken in het (verbreken van) contact. Het contact met de vader van [de minderjarige1] is niet verbroken. De vader van [de minderjarige2] is geëmigreerd zonder contact met zijn zoon te houden.
3.3.
De raad onderschrijft dat er positieve stappen zijn gezet, maar vindt het belangrijk dat de ondertoezichtstelling blijft. De kinderen hebben al veel wisselingen in hun opvoedsituatie meegemaakt. Tijdens het raadsonderzoek heeft de raad ervaren dat de moeder niet altijd openstond voor alle noodzakelijke hulpverlening. Het gaat over een complexe situatie waarbij sprake is van meerdere systeem dynamieken. De kinderen hebben behoefte aan rust en stabiliteit in de thuissituatie. Het is nog te pril om de uitdagingen over te laten aan moeder en haar netwerk. De eerste resultaten van de inzet van hulpverlening moeten worden afgewacht. Op de mondelinge behandeling heeft de raad hieraan toegevoegd ermee te kunnen leven als hof ertoe besluit om de ondertoezichtstelling op termijn te beëindigen.
oordeel hof
3.4.
De kinderrechter heeft de kinderen terecht onder toezicht gesteld. De beslissing van de kinderrechter zal in stand blijven. Het hof neemt, na eigen onderzoek, de redenen van de kinderrechter over en voegt daar nog het volgende aan toe.
3.5.
Het hof ziet dat er inderdaad positieve stappen zijn gezet. De moeder werkt goed samen met de GI. De moeder en de kinderen zijn aangemeld voor systeemtherapie bij [naam5] . De GI krijgt van de betrokken hulpvervening en school teruggekoppeld dat het goed gaat met de kinderen. De GI heeft op de mondelinge behandeling uitgelegd dat de moeder en opa en oma (mz) afstand van elkaar houden. De moeder werkt wel goed mee aan het contact tussen opa en oma en de kinderen: in de zomervakantie gaan de kinderen twee weken naar opa en oma. Ook is de moeder erin geslaagd de kinderen na de uithuisplaatsing op te vangen en de stabiliteit en rust in huis terug te laten keren. De moeder staat ook niet in de weg aan het weer op de rails krijgen van de verstandhouding met de vader van [de minderjarige1] , hoewel (ook volgens de GI) de vader van [de minderjarige1] nog ieder contact afhoudt.
3.6.
Ondanks deze goede ontwikkelingen die mede dankzij de inzet van de moeder zijn gezet, is de ondertoezichtstelling in dit stadium nog steeds nodig. Er zijn een aantal belangrijke punten waaraan nog moet worden gewerkt om te zorgen dat de onbedreigde ontwikkeling van de kinderen veiliggesteld is en blijft.
3.7.
De belangrijkste reden voor het hof om de kinderen onder toezicht te laten is dat de thuissituatie nog niet voldoende stabiel is. Er zijn in het verleden grote zorgen geweest over de kinderen. Zij hebben te maken gehad met een moeder met een instabiel netwerk om zich heen die, zoals zij erkent, periodes overvraagd is geweest. Hoewel de familie van de moeder en ook de vaders van de kinderen hier ongetwijfeld hun aandeel in hebben, legt de moeder de oorzaken van de instabiliteit voor de kinderen toch ook nog vooral buiten zichzelf. Tijdens de mondelinge behandeling richtte de moeder zich vooral op de uithuisplaatsing in januari 2024 als traumatische gebeurtenis voor de kinderen. Aan de moeder kan worden toegegeven dat het voor kinderen zeer ingrijpend is om uit hun vertrouwde omgeving gehaald te worden. Daar waren bij de uithuisplaatsing echter goede redenen voor. Er is veel aan vooraf gegaan, zoals blijkt uit (de onweersproken delen van) het raadsrapport en zoals de kinderrechter heeft overwogen. Vóór de uithuisplaatsing, dus nog onder eigen verantwoordelijkheid van de moeder (en de vader van [de minderjarige1] ), waren er al meerdere wisselingen geweest ten aanzien van de woonplek en de hoofdopvoeder van de kinderen. Dat de kinderen nog last hebben van die periode van instabiliteit ligt dus zeker niet (alleen) aan de uithuisplaatsing die zij hebben meegemaakt. Het is belangrijk om de echte oorzaken van de problemen aan te pakken en de stabiliteit verder op te bouwen, zoals de moeder nu met de nodige hulp aan het doen is. Het is niet verstandig om de ondertoezichtstelling te beëindigen voor die doelen in voldoende mate zijn bereikt.
3.8.
Ook speelt een rol dat de moeder op de mondelinge behandeling hoogzwanger was en inmiddels zal zijn bevallen. De moeder heeft op de mondelinge behandeling verteld dat zij haar partner bewust buiten beeld van de raad houdt. Dat betekent dat de moeder nog niet helemaal open en transparant is over een belangrijke figuur in haar leven, en daarmee ook in dat van de kinderen. Het hof verwacht van de moeder dat zij die openheid zal geven, want na alles wat er met de kinderen is gebeurd mag van de moeder worden verwacht dat zij de betrokken hulpverleners in staat stelt om te monitoren of de rust en stabiliteit in het leven van de kinderen voldoende is gewaarborgd. Dat is des te meer van belang omdat de zorg voor een derde kind veel extra energie van de moeder zal vragen. Zoals de moeder zelf aangaf, weet zij zelf ook niet hoe zij er na de bevalling voor zal staan.
3.9.
Nog los van de vraag aan wie het nu ligt dat de familieverhoudingen zo instabiel zijn (geweest), voor de kinderen is het een ingewikkeld web van verhoudingen waarin de nodige stabiliteit niet vanzelf is gegeven of te behouden. Zeker nu er een derde vader en kind in het leven van de moeder en de kinderen is bijgekomen, zal de stabiliteit van alle betrokkenen opnieuw op de proef worden gesteld. Het is daarom een goede zaak dat de moeder samen met de kinderen is ingeschreven voor systeemtherapie bij [naam5] . De ontwikkelingen rondom de komst van de baby en de resultaten van de inzet van systeemtherapie moeten in het belang van de kinderen worden afgewacht. Aan de wettelijke gronden voor ondertoezichtstelling is nog steeds voldaan.
3.10.
Het hof zal het verzoek van de moeder om de raad te veroordelen in de kosten van deze procedure afwijzen. Daar is alleen in uitzonderlijke gevallen reden voor als de moeder in het gelijk wordt gesteld. Dat is hier niet het geval.

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 30 januari 2024 over de ondertoezichtstelling en
4.2.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K. Mans, P.B. Kamminga en D.J.I. Kroezen, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier en is in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2024.