ECLI:NL:GHARL:2024:5269

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 augustus 2024
Publicatiedatum
20 augustus 2024
Zaaknummer
200.327.428/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot gezamenlijk gezag na mislukte communicatie tussen ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag over de kinderen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.N. Sahebdien, en de vader, zonder advocaat, zijn betrokken in een conflict over de zorgregeling en de communicatie tussen hen. Het hof verwijst naar een eerdere tussenbeschikking van 16 november 2023 en constateert dat de ouders niet in staat zijn geweest om hun communicatie te verbeteren, ondanks hun intentie om dit te doen. De ouders hebben aangegeven dat het BRAM-traject, bedoeld om hun communicatie te verbeteren, niet succesvol is geweest. De vader en moeder hebben elkaar beschuldigd van het niet nakomen van afspraken, wat heeft geleid tot een situatie waarin de kinderen al zes tot acht weken geen contact met de vader hebben gehad.

Het hof overweegt dat gezamenlijk gezag in het belang van de kinderen is, maar dat dit alleen kan worden afgewezen als er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. De moeder heeft aangevoerd dat de vader niet tijdig toestemming heeft gegeven voor traumatherapie voor een van de kinderen, maar het hof oordeelt dat er geen voldoende bewijs is dat de kinderen klem of verloren raken. De vader heeft aangegeven dat hij betrokken wil blijven bij de opvoeding van de kinderen en dat hij vreest dat hij verder op een zijspoor zal raken als de moeder alleen het gezag krijgt.

De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om het gezamenlijk gezag te handhaven, omdat de problemen vooral voortkomen uit de uitvoering van de zorgregeling. Het hof volgt dit advies en bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank Overijssel. Het hof benadrukt het belang van een structurele zorgregeling en dat de ouders hun afspraken moeten nakomen voor het welzijn van de kinderen. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.327.428
(zaaknummer rechtbank Overijssel 279080)
beschikking van 20 augustus 2024
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.N. Sahebdien,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
zonder advocaat.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 16 november 2023 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Na de tussenbeschikking heeft het hof een journaalbericht van mr. Sahebdien van 15 mei 2024 met een brief en een productie ontvangen.
1.3
Op 12 augustus 2024 is de mondelinge behandeling voortgezet. Hierbij waren aanwezig:
- de moeder met mr. Sahebdien;
- de vader;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de tussenbeschikking van 16 november 2023, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
In de tussenbeschikking is, gelet op de afspraak van de ouders om zich (weer) aan te melden voor het BRAM-traject met als doel hun onderlinge communicatie te verbeteren, besloten om af te wachten wat dit oplevert.
2.5
De ouders hebben op de mondelinge behandeling van 12 augustus 2024 aan het hof verteld dat het BRAM-traject (weer) niet van de grond is gekomen. Er is maar één gezamenlijk gesprek geweest, dat na vijf minuten werd afgebroken. Daarna hebben er geen gesprekken meer plaatsgevonden. De moeder heeft verteld dat de hulpverleners van het BRAM-traject hebben gezegd dat verder gaan met dit traject ook geen zin meer heeft. Er is volgens de moeder teveel gebeurd tussen haar en de vader om normaal met elkaar te communiceren; zij ziet het verbeteren van het contact tussen haar en de vader somber in. De vader heeft het hof verteld dat een verbeteringstraject niet kan slagen omdat alles wat hij zegt, door de moeder tegen hem wordt gebruikt zodat van een zinvolle communicatie geen sprake kan zijn.
Naast het mislukken van het BRAM-traject is het partijen ook nog niet gelukt om de eerder afgesproken zorgregeling – waarbij de kinderen om de week het weekend bij de vader zijn – goed uit te voeren. Tijdens de vorige zitting was sprake van een door de moeder ingestelde ‘pauze’ die toen al een maand duurde. Tijdens de laatste zitting vertelden beide ouders dat de kinderen de vader al zes tot acht weken niet hadden gezien, al waren zij het oneens over de reden (waarbij zij elkaar de schuld gaven). Uit wat zij over en weer naar voren brachten, blijkt dat de afgesproken regeling in de praktijk steeds haperend verloopt, tot grote ergernis over en weer (en verwarring en spanning bij de kinderen). De ouders blokkeren elkaar regelmatig op de telefoon.
2.6
Op zichzelf is te begrijpen dat in een situatie waarin de ouders er niet voldoende in slagen om informatie uit te wisselen, afspraken te maken en beslissingen af te stemmen, de vraag rijst of aan gezamenlijk gezag wel op een zinnige manier uitvoering te geven is. Ondanks de tijdens de vorige mondelinge behandeling uitgesproken intentie van partijen om aan hun onderlinge communicatie te werken, constateert het hof dat hierin geen verbetering is gekomen. Anders dan de moeder in haar beroepschrift heeft betoogd, is het hof toch van oordeel dat de moeizame communicatie tussen de ouders in dit geval op zich geen reden is om de moeder alleen met het gezag te belasten. Het hof zal dit hierna uitleggen.
2.7
Het uitgangspunt van de wet is dat gezamenlijk gezag van de ouders in het belang van het kind wordt geacht. Het verzoek van de vader om samen met de moeder met het gezamenlijk gezag te worden belast, wordt alleen afgewezen als er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of afwijzing van het verzoek anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk is (artikel 1:253c lid 2 Burgerlijk Wetboek).
2.8
De moeder heeft aangevoerd dat zij de vader onlangs heeft gevraagd om toestemming te geven voor de inzet van traumatherapie voor [de minderjarige1] , maar dat hij daarop te laat heeft geantwoord waardoor [de minderjarige1] de therapie niet kon starten. De moeder voorziet dat het in de toekomst weer zal voorkomen dat het niet lukt om samen met de vader gezagsbeslissingen te nemen. Hierdoor raken de kinderen klem of verloren, aldus de moeder.
2.9
De vader vreest dat hij nog meer buiten spel zal worden gezet als hij geen gezag meer heeft. Hij zou kunnen leven met eenhoofdig gezag van de moeder als de zorgregeling goed zou lopen, maar juist op dat vlak ervaart hij dat de moeder eenzijdig bepaalt of hij de kinderen ziet. De vader voelt zich nu al onmachtig om dit te doorbreken. Hij wil als vader met gezag bij de kinderen betrokken blijven.
2.1
Volgens de raad ligt het probleem hier in de moeizame onderlinge communicatie tussen de ouders en dienen zij hun communicatie verbeteren, omdat de manier waarop zij nu communiceren een slechte basis is om samen beslissingen te kunnen nemen. Maar het is niet zo dat de kinderen nu al klem en verloren raken bij de uitoefening van het gezamenlijk gezag. De kinderen hebben last van het gedoe tussen de ouders over de (uitvoering van de) zorgregeling, maar dat probleem zal niet worden opgelost door het gezag bij de moeder alleen te bepalen. Door de moeizame relatie tussen de ouders bestaat het risico dat de vader op een zijspoor zal raken, als de moeder alleen het gezag heeft. De kinderen hebben namelijk al zes tot acht weken geen contact met de vader en dat is te lang. Het is voor de kinderen belangrijk is dat zij structureel contact hebben met de vader, zodat zij weten wanneer zij bij de moeder zijn en wanneer bij de vader. De raad verwacht dat de uitoefening van het gezamenlijk gezag makkelijker zal gaan, als er een structurele zorgregeling is, omdat de ouders vooral discussie voeren over (de uitvoering van) de zorgregeling. De raad adviseert het hof om het gezamenlijk gezag te handhaven.
2.11
Het hof volgt het advies van de raad. Wat de ouders het meest dwarszit zijn de problemen in de uitvoering van de afgesproken zorgregeling. Dit vormt een grote stoorzender in de afstemming van andere zaken. Ten aanzien van de zorgregeling had de rechtbank besloten om niets vast te leggen, omdat partijen dit in onderling overleg zouden afspreken. Dit ligt in hoger beroep niet voor. De verwachting van het hof is wel dat als de ouders zich aan de gemaakte afspraken gaan houden, zoals toegezegd op zitting (zie hierna onder 2.12), de (overige) afstemming en uitwisseling die tussen hen als gezaghebbende ouders nodig is ook beter zullen gaan lopen. Uit wat de moeder heeft aangevoerd, is het hof van oordeel dat het (nog) niet aannemelijk is dat de kinderen klem of verloren (zullen) raken. Behalve de stelling van de moeder dat de vader geen toestemming heeft gegeven voor de therapie van [de minderjarige1] (waartegen de vader zich heeft verweerd), heeft de moeder niet nader geconcretiseerd hoe en waarom de kinderen klem of verloren zouden raken. De stelling van de moeder – die overigens ook door de vader is betwist – dat de vader (nog steeds) niet voldoende beschikbaar is voor de kinderen, omdat hij iedere dag en ieder weekend werkt, is ook niet voldoende om de conclusie te dragen dat de kinderen klem of verloren raken bij de uitoefening van het gezamenlijk gezag.
Ook anderszins is afwijzing van het verzoek in het belang van de kinderen niet noodzakelijk. Er is contact tussen de vader en de kinderen en de vader zorgt voor de kinderen als zij bij hem zijn. Hierdoor kan de vader zich een beeld vormen van wat er in het leven van de kinderen speelt en wat zij nodig hebben. Hiermee kan de vader invulling geven aan zijn gezag; in feite doet hij dat ook als hij de zorg heeft voor de kinderen. Als de moeder alleen het gezag zou krijgen, dan bestaat er een risico – zoals de raad dat op de mondelinge behandeling heeft genoemd – dat de vader (verder) op een zijspoor zal raken; dat is trouwens ook nu al het geval in de situatie dat de ouders samen het gezag hebben. Het hof vindt dat risico reëel, omdat de vader de kinderen niet regelmatig ziet en de moeder eerder de zorgregeling tijdelijk heeft stopgezet. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.
2.12
Het hof heeft op de mondelinge behandeling geconstateerd dat de ouders het vooral niet met elkaar eens zijn over de (uitvoering van de) zorgregeling. Naar aanleiding van het advies van de raad heeft het hof met de vader en de moeder gesproken over het belang van een structurele zorgregeling, ook omdat de ouders beiden hebben gezegd dat zij willen dat de kinderen met regelmaat bij de vader zijn. Daarop hebben de ouders afgesproken – overeenkomstig hun eerdere afspraken – dat de kinderen om de week een weekend van vrijdag tot zondag bij de vader verblijven, waarbij de overdracht plaatsvindt in [plaats1] . Het eerste weekend start op 16 augustus 2024. Zowel de moeder als de vader hebben aan het hof verteld dat zij denken dat de ander deze afspraak (weer) niet zal nakomen. Het hof benadrukt daarom dat het in het belang van de kinderen is dat partijen hun afspraken blijven nakomen.

3.De slotsom

3.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.
3.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt dat nu partijen een relatie met elkaar hebben gehad en de procedure de uit die relatie geboren kinderen betreft.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 21 februari 2023, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K. Mans, J.H. Lieber en R. Feunekes, bijgestaan door de griffier, en is op 20 augustus 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.