ECLI:NL:GHARL:2024:5250

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
19 augustus 2024
Zaaknummer
200.328.637
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van gezamenlijk gezag over minderjarige na wijziging van feitelijke situatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezag van een minderjarige. De moeder had als gevolg van een eerdere beschikking alleen het gezag over de minderjarige, maar kon hier geen of onvoldoende invulling aan geven omdat er geen contact was tussen haar en de minderjarige. De minderjarige woont feitelijk bij de vader, die formeel geen zeggenschap heeft, maar wel voor de minderjarige zorgt en soms medische afspraken maakt. Het hof oordeelt dat deze situatie onwenselijk is, omdat onduidelijk is wie verantwoordelijk is voor de minderjarige als er problemen ontstaan.

Het hof heeft eerder, op 21 december 2023, de zaak aangehouden om de Raad voor de Kinderbescherming de gelegenheid te geven onderzoek te doen naar het gezag. Gedurende deze periode is de feitelijke situatie veranderd; de minderjarige woont sinds januari 2024 bij de vader, wat door de moeder wordt gedoogd. De moeder heeft geen contact meer met de minderjarige en weigert contact met de vader. Het hof concludeert dat de moeder als gezaghebbende ouder de minderjarige buiten haar zicht en verantwoordelijkheid laat opgroeien.

Het hof vindt het belangrijk dat beide ouders in dezelfde juridische positie verkeren, vooral in het kader van een mogelijke ondertoezichtstelling. Daarom heeft het hof besloten het gezamenlijk gezag van de ouders over de minderjarige te herstellen. De beschikking van de rechtbank Gelderland van 21 maart 2023 is vernietigd, en het verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag te beëindigen is afgewezen. De ouders zullen vanaf heden weer samen het gezag over de minderjarige uitoefenen, en deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.328.637
(zaaknummer rechtbank Gelderland 409557)
proces-verbaal van uitspraak als bedoeld in artikel 29a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Proces-verbaal van de mondelinge behandeling met gesloten deuren van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 mei 2024, door mrs. M.H.F. van Vugt, voorzitter, P.B. Kamminga en K. Mans, leden, bijgestaan door de griffier,
in de zaak van:

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J. Schouten,
en

[verweerster] ,

wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.L. Vermeer.
Aanwezig zijn
  • de vader, bijgestaan door mr. M.H. Aalmoes als waarnemer van mr. Schouten
  • de moeder bijgestaan door mr. Vermeer
  • [naam1] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad)
Van de mondelinge behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof de zitting geschorst voor overleg in raadkamer. Vervolgens is de zaak uitgeroepen voor uitspraak en heeft het hof in het openbaar mondeling uitspraak gedaan (artikel 29a Rv). Deze luidt zakelijk weergegeven als volgt.
Het hof is van oordeel dat de beslissing van de rechtbank om het gezamenlijk gezag van de ouders over [de minderjarige] te beëindigen en te bepalen dat de moeder alleen het gezag over hem uitoefent moet worden vernietigd. Dat betekent dat de ouders weer samen met het gezag over [de minderjarige] worden belast. De gronden van de beslissing van het hof zijn de volgende.
Bij de tussenbeschikking van het hof van 21 december 2023 is de zaak aangehouden om de raad de gelegenheid te geven om onderzoek te doen naar het gezag. Gedurende de aanhouding is de feitelijke situatie gewijzigd. [de minderjarige] woont sinds januari 2024 niet meer bij de moeder, maar bij de vader. Dit wordt door de moeder gedoogd. De moeder heeft helemaal geen contact meer met [de minderjarige] en zij weigert iedere vorm van contact met de vader. In feite staat de moeder als gezaghebbende ouder zo toe dat [de minderjarige] buiten haar zicht en verantwoordelijk opgroeit. De moeder houdt wel contact met de school van [de minderjarige] , zoals zij onweersproken heeft verklaard, maar zonder rechtstreeks contact met [de minderjarige] en/of de vader geeft dat haar onvoldoende kijk op het (dagelijks) leven en welzijn van [de minderjarige] . De moeder heeft als gevolg van de bestreden beschikking dus alleen het gezag over [de minderjarige] , maar kan hier geen of onvoldoende invulling aan geven nu elke vorm van contact ontbreekt.
Aan de andere kant woont [de minderjarige] inmiddels feitelijk bij de vader die formeel geen zeggenschap heeft, maar [de minderjarige] wel verzorgt en soms ook met [de minderjarige] naar een dokter of tandarts enzovoort moet. Het hof vindt dat geen wenselijke situatie, ook omdat dan onduidelijk is wie er op kan worden aangesproken als het niet goed gaat met [de minderjarige] .
Daarbij speelt ook een rol dat - zoals eerder op deze zitting is besproken - zowel de vader als de moeder achter het verzoek tot ondertoezichtstelling staan dat door de raad bij de kinderrechter is gedaan. Het hof vindt het van belang dat bij de uitvoering van de ondertoezichtstelling de ouders in dezelfde (juridische) positie verkeren en zij op dezelfde wijze door de gecertificeerde instelling kunnen worden aangesproken, bijvoorbeeld door een schriftelijke aanwijzing. Als later blijkt dat de situatie rondom [de minderjarige] wederom mocht wijzigen dan wel het gezamenlijk gezag toch niet goed werkt, dan moet er misschien opnieuw worden gekeken naar de gezagssituatie. Voor nu is, gelet op de wijziging van de feitelijke situatie en de mogelijke ondertoezichtstelling, herstel van gezamenlijk gezag het beste.

De beslissing:

Het hof:
1. vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland van 21 maart 2023 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet opnieuw recht;
2. wijst het verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag over [de minderjarige] , geboren [in] 2011 in [woonplaats1] , te beëindigen af en bepaalt dat de moeder en de vader met ingang van heden weer samen het gezag over [de minderjarige] uitoefenen;
3. verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
De voorzitter deelt mee dat een afschrift van het proces-verbaal zo spoedig mogelijk aan partijen wordt toegestuurd en sluit de zitting.
Dit proces-verbaal is ondertekend door de voorzitter.