Uitspraak
[verzoeker] ,
verzoeker in hoger beroep,
[verweerster] ,
- de vader, bijgestaan door mr. M.H. Aalmoes als waarnemer van mr. Schouten
- de moeder bijgestaan door mr. Vermeer
- [naam1] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezag van een minderjarige. De moeder had als gevolg van een eerdere beschikking alleen het gezag over de minderjarige, maar kon hier geen of onvoldoende invulling aan geven omdat er geen contact was tussen haar en de minderjarige. De minderjarige woont feitelijk bij de vader, die formeel geen zeggenschap heeft, maar wel voor de minderjarige zorgt en soms medische afspraken maakt. Het hof oordeelt dat deze situatie onwenselijk is, omdat onduidelijk is wie verantwoordelijk is voor de minderjarige als er problemen ontstaan.
Het hof heeft eerder, op 21 december 2023, de zaak aangehouden om de Raad voor de Kinderbescherming de gelegenheid te geven onderzoek te doen naar het gezag. Gedurende deze periode is de feitelijke situatie veranderd; de minderjarige woont sinds januari 2024 bij de vader, wat door de moeder wordt gedoogd. De moeder heeft geen contact meer met de minderjarige en weigert contact met de vader. Het hof concludeert dat de moeder als gezaghebbende ouder de minderjarige buiten haar zicht en verantwoordelijkheid laat opgroeien.
Het hof vindt het belangrijk dat beide ouders in dezelfde juridische positie verkeren, vooral in het kader van een mogelijke ondertoezichtstelling. Daarom heeft het hof besloten het gezamenlijk gezag van de ouders over de minderjarige te herstellen. De beschikking van de rechtbank Gelderland van 21 maart 2023 is vernietigd, en het verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag te beëindigen is afgewezen. De ouders zullen vanaf heden weer samen het gezag over de minderjarige uitoefenen, en deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.