ECLI:NL:GHARL:2024:5195

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 augustus 2024
Publicatiedatum
14 augustus 2024
Zaaknummer
21-001700-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voetbalgeweld en gedeeltelijke toerekening van immateriële schade door PTSS aan verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte was betrokken bij een incident op 28 november 2021 tijdens een voetbalwedstrijd, waarbij het slachtoffer, [benadeelde], letsel opliep. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij op de rug van het slachtoffer is gesprongen, maar de camerabeelden tonen niet aan dat hij het slachtoffer vaker dan één keer heeft geraakt. Het hof oordeelt dat het niet kan vaststellen of het letsel van het slachtoffer, waaronder PTSS, het gevolg is van de actie van de verdachte of van eerdere geweldsinwerkingen door andere spelers. Daarom spreekt het hof de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit van zwaar lichamelijk letsel, maar acht het wel bewezen dat hij heeft geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan de uitvoering voor twee jaar wordt opgeschort, en een taakstraf van 180 uur. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld tot het betalen van € 1.500,- aan immateriële schadevergoeding aan het slachtoffer, [benadeelde].

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001700-23
Uitspraak d.d.: 15 augustus 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 30 maart 2023 met parketnummer 05-062290-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ) op [geboortedag] 1995,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 1 augustus 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. T. Deckwitz, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Bij vonnis waarvan beroep is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Bij dat vonnis is tevens de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van in totaal € 9.355,- met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel en te vermeerderen met wettelijke rente.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en tot een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Primair:
hij op of omstreeks 28 november 2021 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [benadeelde] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten geheugenverlies, PTSS, (door)slaapstoornis(sen), één of meerdere bult(en) op het hoofd en/of achter het rechteroor, heeft toegebracht, door:
- Die [benadeelde] , meerdere malen, in elk geval eenmaal, in/op/tegen zijn hoofd te slaan en/of te stompen en/of te duwen (waardoor die [benadeelde] op de grond is gevallen)
- naar die [benadeelde] toe te sprinten/rennen,
- omhoog te springen in de richting van die [benadeelde] en/of
- ( vervolgens) die [benadeelde] meerdere malen, in elk geval eenmaal, in/op/tegen zijn rug en/of de nek en/of hoofd te schoppen en/of te trappen, in elk geval met zijn knieën en/of onderbenen/onderbeen op/tegen de rug en/of de nek en/of het hoofd van die [benadeelde] terecht te komen;
subsidiair:
hij op of omstreeks 28 november 2021 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- die [benadeelde] , meerdere malen, in elk geval eenmaal, in/op/tegen zijn hoofd heeft geslagen en/of gestompt en /of geduwd (waardoor die [benadeelde] op de grond is gevalle)
- naar die [benadeelde] is gesprint/gerend
- in de richting van die [benadeelde] omhoog is gesprongen en/of
- ( vervolgens) die [benadeelde] meerdere malen, in elk geval eenmaal, in/op/tegen zijn rug en/of nek en/of hoofd heeft geschopt en/of getrapt, in elk geval met zijn knieën en/of onderbenen/onderbeen tegen de rug en/of de nek en/of het hoofd van die [benadeelde] terecht is gekomen;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 28 november 2021 te [plaats] openlijk, te weten, (tijdens een voetbalwedstrijd) op het voetbalveld van [voetbalvereniging] gelegen aan [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [benadeelde] , door:
- Die [benadeelde] , meerdere malen, in elk geval eenmaal, in/op/tegen zijn hoofd te slaan en/of te stompen en/of te duwen (waardoor die [benadeelde] op de grond is gevallen)
- naar die [benadeelde] toe te sprinten /rennen;
- omhoog te springen in de richting van die [benadeelde] en/of
- ( vervolgens) die [benadeelde] meerdere malen, in elk geval eenmaal, in/op/tegen zij rug en/of nek en/of hoofd te schoppen en/of te trappen, in elk geval met zijn knieën en/of onderbenen/onderbeen op/tegen de rug en/of nek en/of het hoofd van die [benadeelde] terecht te komen;
meest subsidiair:
hij op of omstreeks 28 november 2021 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [benadeelde] heeft mishandeld, door:
- die [benadeelde] meerdere malen, in elk geval eenmaal, in/op/tegen zijn hoofd te slaan en/of te stompen en/of te duwen (waardoor die [benadeelde] op de grond is gevallen)
- naar die [benadeelde] toe te sprinten/rennen,
- omhoog te springen in de richting van die [benadeelde] en/of
- ( vervolgens) die [benadeelde] meerdere malen, in elk geval eenmaal, in/op/tegen zijn rug en/of nek en/of hoofd te schoppen en/of te trappen, in elk geval met zijn knieën en/of onderbenen/onderbeen op/tegen de rug en/of de nek en/of het hoofd van die [benadeelde] terecht te komen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak van het primair tenlastegelegde feit.

Op 28 november 2021 heeft er op het voetbalveld van [voetbalvereniging] te [plaats] een schermutseling plaatsgevonden waarbij [benadeelde] letsel heeft opgelopen. In de letselrapportage staat dat [benadeelde] geen herinnering meer heeft aan het incident. [benadeelde] zou een ellenboog tegen zijn rechterwang hebben gehad waardoor hij viel. Toen hij rechtop ging zitten, zou hij door een tegenstander tegen zijn rug en nek zijn geschopt. Hij werd opgenomen op de afdeling neurologie ter observatie in verband met een hersenschudding na hoofdtrauma. Nog zichtbaar was enige zwelling door kneuzing van onderhuids weefsel en spieren in/bij het achterhoofd, de nek en schoudergebied. Het letsel zou moeilijk te beoordelen zijn. Bij gemelde toedracht staat: ‘schop tegen de rug. Bloeduitstorting geweest’. In de namens [benadeelde] overgelegde stukken bevindt zich een brief van de afdeling Neurologie van 16 maart 2022. Daarin staat beschreven dat [benadeelde] last heeft van bulten achter het oor en korte termijn geheugenverlies. Daarnaast heeft hij psychische klachten. In een brief van 29 september 2022 van de afdeling neurologie staat dat er nog steeds geheugenklachten zijn en dat er geen sprake is van een verbetering. In een brief van de revalidatiearts, die [benadeelde] samen met de psycholoog heeft gezien, van 20 februari 2023 staat dat sprake lijkt te zijn van PTSS en dat klachten [benadeelde] fors beperken in het dagelijks functioneren.
Uit het dossier en de beelden blijkt dat [benadeelde] op 28 november 2021 (ten minste) twee keer is geraakt. De eerste keer heeft [benadeelde] tijdens het voetballen van een tegenstander een ellenboog tegen zijn hoofd gekregen waardoor hij op de grond viel. Toen hij kort daarna overeind probeerde te komen, is hij getrapt door de verdachte. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het veld op is gerend, dat hij is opgesprongen en toen met zijn been de rug van [benadeelde] heeft geraakt. Verdachte ontkent dat hij meer trappen heeft gegeven.
De vraag die het hof heeft te beantwoorden is of verdachte door zijn handelen (een deel van) het letsel bij [benadeelde] heeft veroorzaakt en zo ja, of gesproken kan worden van zwaar lichamelijk letsel.
Van hetgeen zich heeft afgespeeld zijn camerabeelden beschikbaar, die door het hof zijn bekeken. De uitvergrote opname (Veld 5) is ter terechtzitting getoond.
Op die beelden is te zien dat het slachtoffer door één van de andere spelers tijdens het voetballen tegen het hoofd wordt geraakt, naar de grond gaat en blijft liggen. Verdachte staat op dat moment op enige afstand langs het veld; hij doet niet mee met het voetballen. Rondom [benadeelde] ontstaat op het veld gedoe tussen spelers uit de verschillende teams. Er wordt een vuistslag uitgedeeld. Vervolgens komt verdachte vanaf de zijlijn het veld oprennen in de richting van de spelers op het veld en is te zien dat hij opspringt met één uitgestoken been in de richting van een aantal spelers en van [benadeelde] die op dat moment net overeind komt.
Het hof is van oordeel dat aan de hand van die beelden niet is te zien dat [benadeelde] vaker dan één keer wordt geraakt door verdachte. Na verdachtes sprong valt hij links naast [benadeelde] op de grond, terwijl [benadeelde] naar rechts wegrent. Ook is niet vast te stellen waar op het lichaam [benadeelde] bij die actie wordt geraakt door verdachte. Verdachte meent zelf op de rug, wat door de beelden niet wordt uitgesloten.
Niet valt vast te stellen of [benadeelde] op dat moment aan zijn hoofd en/of nek wordt geraakt. Ook valt dus niet vast te stellen dat het geheugenverlies of de bulten op het hoofd van [benadeelde] het gevolg zijn van een schop tegen het hoofd met de voetbalschoenen (met noppen) van verdachte.
Het hof kan niet uitsluiten dat het in de tenlastelegging omschreven letsel een gevolg is van andere geweldsinwerkingen tijdens de schermutselingen, zoals de eerste klap die [benadeelde] tegen zijn hoofd kreeg of door de val of vóór verdachte in beeld kwam.
Het hof heeft kennis genomen van de voor verdachte belastende getuigenverklaringen die het dossier bevat.
Scheidsrechter [naam] heeft verklaard dat verdachte het veld op kwam lopen en [benadeelde] meerdere keren tegen het hoofd schopte. [benadeelde] was dezelfde jongen die eerder op het achterhoofd was geslagen. Vervolgens zegt de scheidsrechter dat hij er voor is gaan staan, om verdachte tegen te houden. Dat hij niet meer zou schoppen. [1]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat [benadeelde] in het 16 meter gebied een klap
in het gezicht kreeg. Door die klap was [benadeelde] op de grond gevallen. Hij was inmiddels gaan zitten. De getuige zag iemand van achteren aan komen rennen. Hij zag dat deze jongen een trap gaf tegen het achterhoofd/nek van [benadeelde] . [2]
Getuige [getuige 2] verklaart dat verdachte met een soort van low kick schopte. Hij sloeg met de wreef tegen de rug van [benadeelde] en kwam met zijn knie in diens nek terecht. Op de vraag “Met welk been werd er geschopt?” antwoordt de getuige: met het linkerbeen. [3]
Getuige [getuige 3] heeft het over een trap in de rug. [4]
Het hof merkt op dat de verklaring van de scheidsrechter niet overeenkomt met de beelden. Van meerdere trappen blijkt daaruit niet. De overige getuigen hebben het over één trap.
Wel blijkt uit de verklaringen van [naam] en [getuige 1] dat [benadeelde] al eerder een klap op het (achter)hoofd of gezicht had gekregen.
Het hof kan – alles overziend - niet vaststellen dat het in het onder primair tenlastegelegde beschreven letsel is veroorzaakt door de verdachte. Het hof spreekt hem daarom vrij van het primair tenlastegelegde.

Bewezenverklaring

Verdachte is, zoals hiervoor overwogen, het veld opgerend en is met een uitgestoken been opgesprongen in de richting van [benadeelde] . Verdachte verklaarde dat hij toen [benadeelde] in zijn rug heeft geraakt.
Het hof is van oordeel dat verdachte met zijn actie de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [benadeelde] met zijn been en/of voetbalschoen in zijn nek en/of hoofd zou raken [benadeelde] kwam immers op dat moment overeind. Door de gevaarlijke sprong was die kans daarop aanmerkelijk en ook (mede vanwege de vaart waarmee verdachte op [benadeelde] afkwam) was de kans dat [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen aan zijn nek en/of hoofd aanmerkelijk. Door zijn actie heeft verdachte de kans daarop aanvaard.
Uit het dossier en het onderzoek ter zitting is het hof niet gebleken dat sprake was van medeplegen.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks28 november 2021 te [plaats]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- die [benadeelde] , meerdere malen, in elk geval eenmaal, in/op/tegen zijn hoofd heeft geslagen en/of gestompt en /of geduwd (waardoor die [benadeelde] op de grond is gevallen)
- naar die [benadeelde] is gesprint/gerend;
- in de richting van die [benadeelde] omhoog is gesprongen en
/of
-
(vervolgens)die [benadeelde]
meerdere malen, in elk geval eenmaal,in/op/tegen zijn rug
en/of nek en/of hoofdheeft
geschopt en/ofgetrapt,
in elk geval met zijn knieën en/of onderbenen/onderbeen tegen de rug en/of de nek en/of het hoofd van die [benadeelde] terecht is gekomen;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte van het primair en subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Indien het hof komt tot een bewezenverklaring van openlijk geweld dan dient een werkstraf te worden opgelegd, volgens de raadsman. Als het hof toch komt tot een bewezenverklaring van poging zware mishandeling dan verzoekt de raadsman een langere taakstraf, al dan niet gecombineerd met een korte voorwaardelijke vrijheidsstraf, op te leggen.
Het betrof volgens de raadsman een eenmalige, stomme fout van verdachte die zich in de emotie van het spel helemaal heeft laten gaan.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken, is het hof van oordeel dat oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, beide van de hierna aan te geven duur, passend en geboden is.
Het hof heeft bij de straf in aanmerking genomen dat het gaat om voetbalgeweld. Het betrof geen spel-of sportsituatie. Verdachte rende af op het slachtoffer dat net overeind kwam en trapte hem in de rug. Daarbij heeft hij de aanmerkelijke kans dat hij het slachtoffer aan zijn nek en/of hoofd zou kunnen raken en hem zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen op de koop toe genomen.
Ondanks de ernst van het bewezenverklaarde, komt het hof tot een lagere straf dan is opgelegd door de rechtbank en dan is geëist door de advocaat-generaal. Dat heeft er mee te maken dat het hof (anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal) niet tot het oordeel komt dat verdachte [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. Het hof acht een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewezen.
Bij het bepalen van die straf heeft het hof acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 43.130,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 9.355,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 26.430,00 (€ 1.430 aan materiële schade en € 25.000,00 aan immateriële schade), met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel en te vermeerderen met wettelijke rente.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag aan immateriële schade van € 1.500,00. Het hof overweegt daartoe als volgt. Zoals hiervoor is overwogen, acht het hof niet bewijsbaar dat verdachte zwaar lichamelijk letsel heeft veroorzaakt. Wel is het hof van oordeel dat een deel van de door [benadeelde] gevorderde schade aan verdachte is toe te rekenen. Het hof verwijst naar de brief d.d. 20 februari 2023 waarin de revalidatie-arts mede namens de psycholoog verslag doet van hun beider bevindingen:
“Psycholoog - Patiënt is een 21-jarige man met status na trauma capitis t.g.v. mishandeling op het voetbalveld dd 28-11-2021 die wordt gezien voor een intake bij de afdeling Medische Psychologie op verzoek van de revalidatiearts. Patiënt is in de voorgeschiedenis o.a. bekend met […] [5] . In de intake komt naar voren dat er op dit moment met name sprake lijkt te zijn van PTSS (complex trauma) en stemmingsklachten ontstaan na de mishandeling. Hij heeft last van slecht slapen en nachtmerries, het gevoel van flashbacks, hypervigilantie en wantrouwen jegens anderen. Patiënt heeft zelf geen herinneringen aan de mishandeling en opvallend genoeg beklijven ook de verhalen die hem hierover verteld worden of de beelden die hij hiervan later heeft gezien niet. De klachten beperken hem fors in zijn dagelijks functioneren en hij komt nauwelijks meer tot iets. Een letselschadezaak lijkt een versterkende rol te spelen in de klachten. Of er naast PTSS ook sprake is van post-commotionele klachten is op dit moment moeilijk te bepalen gezien de PTSS duidelijk op de voorgrond staat.”
Het hof is op grond hiervan van oordeel dat het ontstaan van PTSS ten minste deels aan verdachte kan worden toegerekend. De daarmee samenhangende immateriële schade komt op de voet van artikel 6:106 onder b. van het Burgerlijk Wetboek (aantasting in de persoon op andere wijze) voor vergoeding in aanmerking. Het hof is van oordeel dat het aan verdachte toe te rekenen deel in ieder geval op € 1.500,-- kan worden bepaald. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 25 (vijfentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 28 november 2021.
Aldus gewezen door
mr. P.A.H. Lemaire, voorzitter,
mr. J.D. den Hartog en mr. L.H.J. Vijlbrief, raadsheren,
in tegenwoordigheid van J.R.M. Roetgerink, griffier,
en op 15 augustus 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Dossierpagina 16.
2.Dossierpagina 30.
3.Dossierpagina 39.
4.Dossierpagina 42.
5.Het hof haalt dit om privacy-redenen niet aan.