Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord.
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
4.De beslissing
13 augustus 2024.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft [appellant], woonachtig in Hongarije, hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, dat op 30 augustus 2023 is uitgesproken. De kantonrechter had de vordering van [verweerster] tot terugbetaling van een geldlening van € 7.500,- toegewezen, terwijl de vorderingen van [appellant] in reconventie waren afgewezen. [Appellant] heeft een incident ingesteld tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis, dat uitvoerbaar bij voorraad was verklaard.
Tijdens de mondelinge behandeling op 14 mei 2024 heeft het hof de incidentele vordering van [appellant] besproken. Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter de uitvoerbaarheid bij voorraad had gemotiveerd, maar dat [appellant] bezwaar had gemaakt tegen deze beslissing. Het hof heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat het belang van [verweerster] bij de uitvoerbaarheid van het vonnis zwaarder weegt dan het belang van [appellant] bij schorsing. Het hof heeft geen feitelijke of juridische misslagen in het vonnis van de kantonrechter kunnen vaststellen.
Uiteindelijk heeft het hof de vordering van [appellant] tot schorsing van de uitvoerbaarheid van het vonnis afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van het incident. De hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevindt, en het hof heeft verder iedere beslissing aangehouden.