Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.De achtergrond van het geschil
4.Het oordeel van het hof
Uit deze controle is gebleken dat er bij diverse declaraties sprake is van een ambulante behandeltraject waarbij (directe) behandeltijd is geregistreerd door een behandelaar met de beroepscode 9925 (fysiotherapeuten) of door andere behandelaren op de activiteiten voor fysiotherapie. In 2017 heeft het Zorgadviestraject fysiotherapie in de ambulante GGZ plaatsgevonden. Hierin werd geconcludeerd dat fysiotherapie in de ambulante ggz-behandeling een interventie is die (nog) niet voldoet aan de stand van wetenschap en praktijk en dus niet onder de verzekerde zorg valt. Dit is ook in januari 2018 in het ZN-circulaire GGZ therapieën (…) opgenomen.
Materiële controle fysiotherapie
In de genoemde behandelingen betreft dit “Steunend en structurerend behandelcontact”- (lichaamsgerichte therapie) door goed opgeleide behandelaars (bijvoorbeeld traumagerichte opleidingen en schematherapie) met het beroep van fysiotherapeut.
Zoals in onze brief van 19 december jl. al aangegeven is de geregistreerde tijd voor behandelaren met beroepencode 9925 (Fysiotherapie) en de tijd geregistreerd door andere behandelaren op de activiteiten voor fysiotherapie zijn conform het besluit zorgverzekering en het geneeskundig rapport niet passend binnen de ambulante ggz (…).
We geven geen fysiotherapie in een DBC
Voorwaarden zijn dat de uitgevoerde activiteiten:
het ontdekken van en leren omgaan met de krachtig afgeweerde emoties’) en de gehanteerde methode (‘
werd iedere 2 weken in een sessie gezien door fysiotherapeut [naam1] en heeft door middel van lichamelijke oefeningen leren stilstaan bij emoties en gevoelens, zodat hij meer inzicht kreeg in zijn emotieregulatie en daardoor op verschillende levensgebieden (werk, relaties, familie) beter leerde omgaan met zijn vermijdende en afhankelijke patronen die hem depressief konden maken’). Over de evaluatie schrijft Care to Change dat de regiebehandelaar (in dit geval een psychiater) in het initiële traject regelmatig evaluaties heeft gehad met cliënt en met de beide behandelaren.
Zoals in onze brief van 19 december jl. al aangegeven is de geregistreerde tijd voor behandelaren met beroepencode 9925 (Fysiotherapie) en de tijd geregistreerd door andere behandelaren op de activiteiten voor fysiotherapie zijn conform het besluit zorgverzekering en het geneeskundig rapport niet passend binnen de ambulante ggz. In 2016 is sprake geweest van een bepaalde coulance die wordt afgebouwd richting 2018. Voor 2016 geldt een signaleringsgrens van 10% geregistreerde tijd voor fysiotherapie t.o.v. de totale tijd. Voor 2017 geldt een signaleringsgrens van 5%.
Toetsingskader’ dat fysiotherapie als behandelvorm binnen de ambulante ggz-behandeling niet is toegestaan met als reden dat fysiotherapie als behandelvorm binnen de ggz niet valt onder de stand van wetenschap en praktijk. Maar de fysiotherapeut kan wel (beperkt) tijd op de DBC schrijven
anders dan fysiotherapie als behandelvorm(cursivering hof), als aan de volgende (vier) activiteiten/voorwaarden is voldaan:
Betrek in uw toelichting op regelniveau bovenstaand toetsingskader en zorg dat duidelijk blijkt welke activiteit er is geleverd. Geef hierbij ook het doel en de inhoud van de activiteit aan. Als fysiotherapie geen deel uitmaakt van de geneeskundige ggz behandeling wordt de bijbehorende tijd op de inzet van fysiotherapie in mindering gebracht op de minuten binnen de DBC.’
met ingrediëntenvan vaktherapie of schema-therapie. In aanvulling hierop heeft Care to Change een verklaring van de betrokken psychiater [naam3] (productie B) en van één van de betrokken fysiotherapeuten ( [naam1] , productie C) overgelegd waarbij de lichaamsgerichte behandeling wordt uitgelegd. Voor het hof is het te volgen dat het non-verbale en ervaringsgerichte karakter van lichaamsgerichte therapie wordt ingezet voor patiënten waarbij door (ernstige) trauma of andere stoornissen de samenwerking tussen lichaam en geest is verstoord. In de verklaring van [naam3] acht het hof nog het volgende van belang: ‘
Eerstens over de inzet van fysiotherapie binnen de GGZ, respectievelijk binnen Care to Change: hierover kan ik als psychiater zeggen dat ik nooit een directe indicatie voor fysiotherapie voorstel en ook niet als zodanig verwijs. Mocht ik als arts een dergelijke indicatie vermoeden dan verwijs ik terug naar de huisarts om dit te beoordelen en eventueel verder te verwijzen naar de gekwalificeerde fysiotherapeut. Voor zover een als fysiotherapeut gekwalificeerde behandelaar werkzaam is binnen Care to Change betreft dit altijd behandelaars die zich hebben gespecialiseerd in enige vorm van lichaamsgerichte psychotherapie. Zoals ook bij psychotherapeutische gesprekstherapie gaat het bij lichaamsgerichte psychotherapie om meerdere mogelijke methodieken. Het is zeker niet ongebruikelijk deze therapievorm in te zetten binnen de GGZ. Zij kunnen van grote waarde zijn als alternatief voor, of als aanvulling op gesprekstherapie, met name bij stagnerende gesprekstherapie, langdurig persisterende klachten en zeker ook bij een op de voorgrond staande lichamelijke presentatie van de klachten.’
grief 3slaagt, waarin Care to Change opkomt tegen het oordeel van de rechtbank in rov 3.21. Zowel in haar inleidende dagvaarding (m.n. randnummers 4.16 en 4.17), als in haar pleitnotities in eerste aanleg (randnummer 2.6) als in haar memorie van grieven (randnummers 2.9 t/m 2.33) heeft Care to Change naar voren gebracht dat de lichaamsgerichte therapie die door de twee betrokken fysiotherapeuten is gegeven niet moet worden beschouwd als fysiotherapie in de zin van artikel 2.6 Bzv maar als onderdeel van een ggz behandeling als bedoeld in artikel 2.4 Bzv. ONVZ heeft hier onvoldoende op gereageerd. In haar conclusie van antwoord heeft zij (met name) in randnummer 81 en 82 verweer gevoerd, maar dat verweer is, gelet op wat hiervoor is overwogen onvoldoende om de stelling van Care to Change te weerleggen. Ten aanzien van hetgeen zij in randnummer 82 onder e V naar voren heeft gebracht (te weten dat Care to Change geen gedetailleerde tijdsregistratie heeft verstrekt waaruit per dag blijkt welke werkzaamheden door welke behandelaar zijn geregistreerd) merkt het hof op dat ONVZ hier niet naar heeft gevraagd omdat dát stadium (nog) niet was aangebroken. In haar memorie van antwoord heeft ONVZ evenmin (voldoende) adequaat verweer gevoerd. Ook nu is haar verweer met name toegespitst op het ontbreken van voldoende informatie (geen inzage verstrekt met betrekking tot gedetailleerde tijdregistraties en verslagleggingen van behandelingen en overleggen) (randnummers 30 en 31) maar niet op het kernbetoog van Care to Change dat zij aan de door ONVZ gestelde (vier) voorwaarden heeft voldaan waardoor de inzet van de twee fysiotherapeuten deel is gaan uitmaken van de geneeskundige ggz behandeling en daarmee verzekerde zorg in de zin van artikel 2.4 Bzv is geworden.