ECLI:NL:GHARL:2024:5148

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
13 augustus 2024
Zaaknummer
200.315.676
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling zorgregeling voor minderjarige na scheiding van ouders met betrekking tot contact en kinderalimentatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 augustus 2024 een zorgregeling vastgesteld voor de minderjarige [de minderjarige1], die twaalf jaar oud is. De zorgregeling houdt in dat [de minderjarige1] een keer per maand van vrijdag 15.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de vader verblijft, en daarnaast ten minste tien uren per maand met de vader doorbrengt. De invulling van deze tien uren wordt door [de minderjarige1] in overleg met de vader bepaald. Het hof oordeelt dat [de minderjarige1] nog te jong is om de volledige regie over de zorgregeling te hebben, maar dat zij wel enige vrijheid moet ervaren in het contact met de vader om te voorkomen dat de zorgregeling als een keurslijf wordt ervaren.

De vader heeft in hoger beroep verzocht om een uitbreiding van de zorgregeling, omdat hij vindt dat de huidige regeling onvoldoende is om een band met [de minderjarige1] op te bouwen. De moeder heeft echter betoogd dat [de minderjarige1] meer vrijheid en zeggenschap moet krijgen in het contact met de vader. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om het tempo van [de minderjarige1] te volgen en een minimumregeling vast te leggen, waarbij systeemtherapie wordt aanbevolen.

Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en de zorgregeling vastgesteld zoals hierboven beschreven. Daarnaast heeft het hof de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek met betrekking tot de kinderalimentatie voor [de minderjarige3], maar de beschikking van de rechtbank over de kinderalimentatie voor [de minderjarige1] bekrachtigd. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.315.676
(zaaknummer rechtbank Overijssel 236980)
beschikking van 13 augustus 2024
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. T.J.H. Zwiers te Hengelo,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E.R.J. Helmantel te Dronten.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 5 december 2023 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikkingen van 25 april 2023 en van 5 december 2023.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- een journaalbericht namens de vader van 28 februari 2024 met een brief;
- een journaalbericht namens de vader van 22 mei 2024 met producties; en
- een journaalbericht namens de moeder van 28 mei 2024 met producties;
1.3
Op 10 juni 2024 heeft een raadsheer van het hof met de minderjarige [de minderjarige1] gesproken.
1.4
Op 11 juni 2024 is de mondelinge behandeling voortgezet. Hierbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door mr. Zwiers;
- de moeder, bijgestaan door mr. Helmantel; en
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad).

2.De motivering van de beslissing

2.1
In deze zaak gaat het om het contact tussen [de minderjarige1] en de vader. [de minderjarige1] is twaalf jaar oud. Na de scheiding van de ouders is [de minderjarige1] bij de moeder blijven wonen.
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de tussenbeschikkingen van 25 april 2023 en 5 december 2023, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
Zorgregeling
2.2
In de tussenbeschikking van 25 april 2023 heeft het hof een voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (zorgregeling) bepaald die inhoudt dat [de minderjarige1] om de twee weken op zaterdag bij de vader verblijft:
- de eerste twee zaterdagen gedurende drie uren; en
- de daarna volgende zaterdagen gedurende vijf uren,
waarbij de vader [de minderjarige1] zal halen en brengen.
2.3
In de tussenbeschikking van 5 december 2023 heeft het hof beslist dat de uiteindelijke beslissing over de zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige1] gedurende zes maanden zal worden aangehouden, in afwachting van de uitkomst van de gesprekken die [de minderjarige1] met de kindbehartiger zal hebben. Verder heeft het hof beslist dat de voorlopige zorgregeling, tijdens de aanhouding van de zaak, moet worden voortgezet zoals die in de tussenbeschikking van 25 april 2023 is bepaald.
2.4
Op de mondelinge behandeling van 11 juni 2024 heeft de vader zijn verzoek gewijzigd. De vader verzoekt het hof – na vermindering van zijn verzoek – een zorgregeling vast te stellen waarbij [de minderjarige1] een weekend per veertien dagen van vrijdag uit school tot en met zondag bij de vader verblijft. Eventueel kan deze regeling in een periode van zes maanden worden opgebouwd.
2.5
De vader heeft op de mondelinge behandeling aan het hof verteld dat hij in de huidige (voorlopige) zorgregeling [de minderjarige1] – na aftrek van de reistijd – om de twee weken vier uren ziet. Deze tijd is te kort om een band met [de minderjarige1] op te bouwen en om echt iets leuks te doen. Hij heeft nu een marginale vaderrol en geen enkele invloed op haar ontwikkeling.
De vader wil dat er een uitgebreidere zorgregeling komt. De vader realiseert zich dat de eerder door hem verzochte co-ouderschapsregeling geen haalbare kaart is. Maar een weekendregeling is dat wel.
Als [de minderjarige1] – zoals zij zelf zegt te willen – de vrijheid krijgt om zelf te bepalen wanneer zij contact met de vader wil, vreest de vader dat hij [de minderjarige1] niet meer zal zien, zoals ook bij [de minderjarige2] en [de minderjarige3] is gebeurd. Daarbij vraagt de vader zich af of het daadwerkelijk de wens van [de minderjarige1] is om zeggenschap te hebben over de zorgregeling of dat dat eigenlijk de wens van de moeder is.
Het is tijd voor een uitbreiding van de huidige zorgregeling. Eerst was er een enorme drempel voor [de minderjarige1] om bij de vader thuis te komen, maar de vader heeft niet gehoord dat bij hem verblijven nu voor haar onoverkomelijk is, aldus de vader.
2.6
De moeder heeft op de mondelinge behandeling aangevoerd dat het een goede ontwikkeling zou zijn als [de minderjarige1] meer vrijheid en zeggenschap krijgt in het contact met de vader. [de minderjarige1] is in de afgelopen jaren steeds aangehoord over haar wens, maar ze heeft het gevoel dat daar niets mee is gedaan. Afdwingen van contact werkt niet, aldus de moeder. Als [de minderjarige1] de vrijheid gaat ervaren, kan er meer contact tussen haar en de vader komen. Dat hoeft zich niet te beperken tot één keer in de twee weken gedurende vijf uur.
De regeling die de vader verzoekt, sluit niet aan op wat [de minderjarige1] wil. [de minderjarige1] wil contact met de vader en het liefst één op één (eventueel met [de minderjarige4] , de dochter van de partner van de vader erbij) dingen met hem ondernemen. Anders dan de vader stelt, is [de minderjarige1] er op gericht om niet bij de vader en zijn gezin in huis te zijn. De drempel om bij de vader thuis te verblijven is dus niet weg.
De moeder vindt de door de vader verzochte zorgregeling te ver gaan. [de minderjarige1] heeft in de afgelopen drie jaar niet één keer bij de vader overnacht. De moeder merkt weerstand bij [de minderjarige1] in aanloop naar het contact met de vader. Die wordt niet weggenomen als er een overnachting bij komt, aldus de moeder.
2.7
De raad adviseert het hof om het tempo van [de minderjarige1] te volgen. [de minderjarige1] wil graag één op één contact met de vader, maar buiten de leefwereld van de vader. Ze vraagt eigenlijk aan de vader om geduld met haar te hebben, aldus de raad. Van haar moeder vraagt ze emotionele toestemming. Het is de verantwoordelijkheid van de ouders om [de minderjarige1] hierbij te helpen.
[de minderjarige1] lijkt kwetsbaar. Het risico bestaat dat ze één van de ouders volledig gaat afwijzen. Dat is best reëel, gezien het feit dat de oudere kinderen slechts contact hebben met één van de ouders (zus [de minderjarige5] alleen met de vader en zus [de minderjarige2] en broer [de minderjarige3] alleen met de moeder). Dat risico is groter als [de minderjarige1] de zorgregeling als een keurslijf gaat ervaren. Er is een lijntje tussen de vader en [de minderjarige1] en dat mag niet knappen.
Aan de andere kant vindt de raad het noodzakelijk om een regeling vast te leggen. [de minderjarige1] wordt namelijk overvraagd als de invulling van het contact met de vader helemaal bij haar wordt neergelegd. Maar met een uitgebreide weekendregeling wordt zij ook overvraagd. De raad adviseert dan ook om een minimumregeling vast te leggen en die mogelijk uit te breiden. Het zou voor [de minderjarige1] goed zijn als er systeemtherapie komt, omdat zij zich moet bewegen binnen dit gezinssysteem.
2.8
Het hof zal een zorgregeling vaststellen die inhoudt dat [de minderjarige1] een keer per maand van vrijdag 15.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de vader verblijft en dat [de minderjarige1] daarnaast tenminste tien uren per maand met de vader doorbrengt, waarbij de invulling daarvan door [de minderjarige1] (in overleg met de vader) wordt bepaald, waarbij de vader [de minderjarige1] telkens zal halen en brengen. Dit is anders dan [de minderjarige1] (en de moeder) wil. Het hof zal uitleggen waarom het deze beslissing neemt.
Zoals het hof in de tussenbeschikking van 5 december 2023 heeft overwogen, vindt het hof het niet goed voor [de minderjarige1] dat de keuze om wel of niet contact met de vader te hebben volledig op haar schouders wordt gelegd. Het hof vindt [de minderjarige1] nog te jong om haar de volledige regie te geven over de zorgregeling. [de minderjarige1] wordt daarmee overvraagd, zoals de raad dat in zijn advies noemt. Daarbij weegt het hof ook mee dat de verhouding tussen de ouders slecht is en dat er nagenoeg geen communicatie tussen de ouders plaatsvindt, waardoor het afspreken wanneer en hoe [de minderjarige1] contact zou hebben met de vader echt alleen op de schouders van [de minderjarige1] terecht zou komen. [de minderjarige1] heeft al genoeg te lijden onder de scheiding van haar ouders en het onvermogen van deze ouders om met de gevolgen van hun scheiding op een ook voor de kinderen draaglijke manier om te gaan.
Maar het hof vindt ook dat [de minderjarige1] een mate van vrijheid moet voelen in het contact met de vader om te voorkomen dat zij de zorgregeling als een (in de woorden van de raad) keurslijf gaat ervaren. Daarom zal het hof een zorgregeling vastleggen die uit twee delen bestaat.
Het eerste deel omvat een weekendregeling waarbij [de minderjarige1] een keer per maand bij de vader verblijft van vrijdag 15.00 uur tot zondag 19.00 uur. Het hof vindt het voor [de minderjarige1] van belang dat zij in staat wordt gesteld om een wezenlijk en inhoudelijk contact met de vader te hebben. Een regeling waarin [de minderjarige1] uitsluitend buitenshuis dingen met de vader onderneemt, maakt dat volgens het hof onvoldoende mogelijk. Het is leuk als [de minderjarige1] en de vader af en toe met elkaar naar de bioscoop gaan, maar het maken van uitstapjes zou niet de basis moeten zijn van het contact tussen de vader en [de minderjarige1] . Op die manier kan de vader namelijk niet een wezenlijke rol vervullen in de verzorging en opvoeding van [de minderjarige1] en bestaat het risico dat de band tussen hen te oppervlakkig blijft. Het contact tussen de vader en [de minderjarige1] moet zo veel mogelijk genormaliseerd worden, in die zin dat [de minderjarige1] de dingen kan doen bij de vader die zij ook doet als ze bij de moeder thuis is. Met andere woorden, haar normale (ook sociale) leven moet gewoon door kunnen gaan als ze bij de vader is. Het is een gegeven dat de vader met zijn huidige partner, haar dochter [de minderjarige4] , en hun zoontje [de minderjarige6] samenwoont. Het contact tussen de vader en [de minderjarige1] zal dan ook vanuit die basis plaatsvinden. Er is niet gebleken dat het voor [de minderjarige1] niet veilig is bij de vader thuis, zodat er volgens het hof geen belemmering is om een zorgregeling bij de vader thuis met een overnachting vast te stellen. Daarbij komt dat [de minderjarige1] goed kan opschieten met [de minderjarige4] . Het hof geeft de vader wel mee dat het verblijf in zijn nieuwe huis, bij zijn andere gezin, en die overnachting voor [de minderjarige1] confronterend kunnen zijn en ingrijpend. Hij doet er verstandig aan daar rekening mee te houden.
De door het hof vast te stellen zorgregeling maakt het ook mogelijk voor [de minderjarige1] om [de minderjarige5] weer te zien, zoals [de minderjarige1] graag wil. Bij het normaliseren van het contact hoort ook dat [de minderjarige1] in het weekend dat ze bij de vader is, zoals ze gewend is, naar haar basketbalwedstrijden gaat, maar ook naar feestjes en vriendinnen. De vader heeft op de mondelinge behandeling aan het hof verteld dat hij er voor zal zorgen dat [de minderjarige1] haar normale bezigheden in het weekend kan blijven uitvoeren.
Het tweede deel van de zorgregeling houdt in dat [de minderjarige1] , naast het hiervoor genoemde weekend per maand, ten minste tien uren per maand met de vader doorbrengt, waarbij [de minderjarige1] (in overleg met de vader) mag bepalen hoe en wanneer zij die tijd met de vader doorbrengt. Zij kan tien uur achter elkaar op één dag met hem doorbrengen, maar ook verspreid over verschillende dagen (doordeweeks of in het weekend). [de minderjarige1] heeft zowel aan de kindbehartiger als aan het hof verteld dat zij graag zelf wil beslissen wanneer en hoe zij contact heeft met de vader. Het hof is van oordeel dat [de minderjarige1] met dit tweede deel van de zorgregeling een mate van regie krijgt die passend is bij haar leeftijd.
Kinderalimentatie
2.9
De vader heeft in zijn beroepschrift verzocht om de beslissing van de rechtbank over de kinderalimentatie voor zowel [de minderjarige1] als voor [de minderjarige3] te vernietigen. In de tussenbeschikking van 5 december 2023 heeft het hof de vader gevraagd om uiterlijk 1 maart 2024 aan het hof door te geven of hij zijn verzoek ten aanzien van [de minderjarige3] handhaaft. [de minderjarige3] is inmiddels meerderjarig en gelet op het verzoek van de vader is de ingangsdatum van de (eventuele) gewijzigde alimentatie gelegen na de achttiende verjaardag van [de minderjarige3] .
2.1
De vader heeft het hof op 28 februari 2024 bericht dat hij zijn verzoek ten aanzien van [de minderjarige3] intrekt. Het hof maakt hieruit op dat de vader de gronden van het hoger beroep niet handhaaft voor zover die zien op de kinderalimentatie voor [de minderjarige3] . Dit brengt mee dat het hof de vader voor dat deel niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn verzoek in hoger beroep.
2.11
Ten aanzien van de kinderalimentatie voor [de minderjarige1] heeft de vader aangevoerd dat, als de zorgregeling wordt vastgesteld zoals door hem is verzocht, hij aanspraak maakt op een hogere zorgkorting dan het percentage van 5 % waar de rechtbank in de bestreden beschikking vanuit is gegaan. De moeder voert hiertegen verweer.
2.12
Het hof overweegt als volgt. Volgens het Rapport Alimentatienormen is de zorgkorting 5% bij gedeelde zorg gedurende minder dan een dag per week. Het zwaartepunt van de zorgregeling die het hof zal vaststellen, ligt bij het weekend per maand van vrijdagmiddag tot en met zondag. De overige tien uren per maand mogen door [de minderjarige1] vrij worden ingevuld. [de minderjarige1] kan dit doen door bijvoorbeeld de vader te vragen om bij een basketbalwedstrijd te zijn of naar de bioscoop te gaan. Het hof is van oordeel dat op voorhand niet duidelijk of aannemelijk is dat de invulling van die tien uur per maand zal leiden tot een substantiële kostenverlichting aan de zijde van de moeder of een wezenlijke lastenverzwaring van de vader. Daarbij vindt het hof dat de keuze van [de minderjarige1] om invulling te geven aan die overige tien uren per maand vrij moet blijven van financiële consequenties. Het hof is dan ook van oordeel dat de zorgkorting van 5 % passend is bij de zorgregeling die door het hof zal worden vastgesteld, omdat [de minderjarige1] gemiddeld minder dan één dag per week bij de vader zal zijn. De beslissing van de rechtbank over de kinderalimentatie blijft dus in stand.

3.De slotsom

Zorgregeling
3.1
Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover die ziet op de zorgregeling, vernietigen en een zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige1] vaststellen, zoals hiervoor in rechtsoverweging 2.8 is opgenomen.
Kinderalimentatie
3.2
Het hof zal de vader ten aanzien van het verzoek in hoger beroep over de kinderalimentatie voor [de minderjarige3] niet-ontvankelijk verklaren.
3.3
De bestreden beschikking, voor zover die ziet op de kinderalimentatie voor [de minderjarige1] , zal in stand blijven (bekrachtigd).
Proceskosten
3.4
De moeder heeft het hof verzocht om de vader te veroordelen in de kosten van de procedure in hoger beroep. Het is gebruikelijk dat in procedures waarin het gaat om kinderen van partijen de proceskosten worden gecompenseerd. Het hof is van oordeel dat er geen aanleiding is om van af te wijken van dit gebruik. Het hof zal dan ook de proceskosten in hoger beroep compenseren, in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
zorgregeling
vernietigt onderdeel 4.1 van de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 22 juni 2022 en in zoverre opnieuw beschikkende:
verdeelt de zorg- en opvoedingstaken in die zin dat [de minderjarige1] een keer per maand van vrijdag 15.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de vader verblijft en [de minderjarige1] daarnaast ten minste tien uren per maand met de vader doorbrengt, waarbij de invulling daarvan door [de minderjarige1] (in overleg met de vader) wordt bepaald;
waarbij de vader [de minderjarige1] zal halen en brengen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
kinderalimentatie
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek in hoger beroep, voor zover dat ziet op de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige3] ;
bekrachtigt onderdeel 4.2 van de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 22 juni 2022, voor zover dat ziet op de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige1] ;
proceskosten
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep;
overige verzoeken
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, H. Phaff en E. de Boer, bijgestaan door de griffier, en is op 13 augustus 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.