Het hof zal een zorgregeling vaststellen die inhoudt dat [de minderjarige1] een keer per maand van vrijdag 15.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de vader verblijft en dat [de minderjarige1] daarnaast tenminste tien uren per maand met de vader doorbrengt, waarbij de invulling daarvan door [de minderjarige1] (in overleg met de vader) wordt bepaald, waarbij de vader [de minderjarige1] telkens zal halen en brengen. Dit is anders dan [de minderjarige1] (en de moeder) wil. Het hof zal uitleggen waarom het deze beslissing neemt.
Zoals het hof in de tussenbeschikking van 5 december 2023 heeft overwogen, vindt het hof het niet goed voor [de minderjarige1] dat de keuze om wel of niet contact met de vader te hebben volledig op haar schouders wordt gelegd. Het hof vindt [de minderjarige1] nog te jong om haar de volledige regie te geven over de zorgregeling. [de minderjarige1] wordt daarmee overvraagd, zoals de raad dat in zijn advies noemt. Daarbij weegt het hof ook mee dat de verhouding tussen de ouders slecht is en dat er nagenoeg geen communicatie tussen de ouders plaatsvindt, waardoor het afspreken wanneer en hoe [de minderjarige1] contact zou hebben met de vader echt alleen op de schouders van [de minderjarige1] terecht zou komen. [de minderjarige1] heeft al genoeg te lijden onder de scheiding van haar ouders en het onvermogen van deze ouders om met de gevolgen van hun scheiding op een ook voor de kinderen draaglijke manier om te gaan.
Maar het hof vindt ook dat [de minderjarige1] een mate van vrijheid moet voelen in het contact met de vader om te voorkomen dat zij de zorgregeling als een (in de woorden van de raad) keurslijf gaat ervaren. Daarom zal het hof een zorgregeling vastleggen die uit twee delen bestaat.
Het eerste deel omvat een weekendregeling waarbij [de minderjarige1] een keer per maand bij de vader verblijft van vrijdag 15.00 uur tot zondag 19.00 uur. Het hof vindt het voor [de minderjarige1] van belang dat zij in staat wordt gesteld om een wezenlijk en inhoudelijk contact met de vader te hebben. Een regeling waarin [de minderjarige1] uitsluitend buitenshuis dingen met de vader onderneemt, maakt dat volgens het hof onvoldoende mogelijk. Het is leuk als [de minderjarige1] en de vader af en toe met elkaar naar de bioscoop gaan, maar het maken van uitstapjes zou niet de basis moeten zijn van het contact tussen de vader en [de minderjarige1] . Op die manier kan de vader namelijk niet een wezenlijke rol vervullen in de verzorging en opvoeding van [de minderjarige1] en bestaat het risico dat de band tussen hen te oppervlakkig blijft. Het contact tussen de vader en [de minderjarige1] moet zo veel mogelijk genormaliseerd worden, in die zin dat [de minderjarige1] de dingen kan doen bij de vader die zij ook doet als ze bij de moeder thuis is. Met andere woorden, haar normale (ook sociale) leven moet gewoon door kunnen gaan als ze bij de vader is. Het is een gegeven dat de vader met zijn huidige partner, haar dochter [de minderjarige4] , en hun zoontje [de minderjarige6] samenwoont. Het contact tussen de vader en [de minderjarige1] zal dan ook vanuit die basis plaatsvinden. Er is niet gebleken dat het voor [de minderjarige1] niet veilig is bij de vader thuis, zodat er volgens het hof geen belemmering is om een zorgregeling bij de vader thuis met een overnachting vast te stellen. Daarbij komt dat [de minderjarige1] goed kan opschieten met [de minderjarige4] . Het hof geeft de vader wel mee dat het verblijf in zijn nieuwe huis, bij zijn andere gezin, en die overnachting voor [de minderjarige1] confronterend kunnen zijn en ingrijpend. Hij doet er verstandig aan daar rekening mee te houden.
De door het hof vast te stellen zorgregeling maakt het ook mogelijk voor [de minderjarige1] om [de minderjarige5] weer te zien, zoals [de minderjarige1] graag wil. Bij het normaliseren van het contact hoort ook dat [de minderjarige1] in het weekend dat ze bij de vader is, zoals ze gewend is, naar haar basketbalwedstrijden gaat, maar ook naar feestjes en vriendinnen. De vader heeft op de mondelinge behandeling aan het hof verteld dat hij er voor zal zorgen dat [de minderjarige1] haar normale bezigheden in het weekend kan blijven uitvoeren.
Het tweede deel van de zorgregeling houdt in dat [de minderjarige1] , naast het hiervoor genoemde weekend per maand, ten minste tien uren per maand met de vader doorbrengt, waarbij [de minderjarige1] (in overleg met de vader) mag bepalen hoe en wanneer zij die tijd met de vader doorbrengt. Zij kan tien uur achter elkaar op één dag met hem doorbrengen, maar ook verspreid over verschillende dagen (doordeweeks of in het weekend). [de minderjarige1] heeft zowel aan de kindbehartiger als aan het hof verteld dat zij graag zelf wil beslissen wanneer en hoe zij contact heeft met de vader. Het hof is van oordeel dat [de minderjarige1] met dit tweede deel van de zorgregeling een mate van regie krijgt die passend is bij haar leeftijd.