ECLI:NL:GHARL:2024:5112

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
200.336.332
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidenten tot zekerheidsstelling en openlegging van financiële administratie in civiele procedure

In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 30 juli 2024, wordt een incident behandeld dat voortvloeit uit een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een geschil tussen [appellant1], [appellante2] B.V. en Colman-Air Ned B.V. aan de ene kant, en [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] B.V. aan de andere kant. De rechtbank had eerder de vorderingen van partijen grotendeels afgewezen, maar [appellant1] werd veroordeeld om toegang te verlenen tot de volledige financiële administratie van de betrokken vennootschappen. [geïntimeerden] hebben in hoger beroep incidentele vorderingen ingesteld, waaronder een verzoek om zekerheidstelling voor proceskosten en een verzoek tot openlegging van de boeken van de vennootschappen. Het hof heeft geoordeeld dat [geïntimeerden] in de gelegenheid worden gesteld om een akte in te dienen met betrekking tot de incidentele vordering tot zekerheidstelling, maar heeft de vordering tot openlegging van de boeken afgewezen. Het hof overweegt dat de openlegging niet voldoende is onderbouwd en dat [geïntimeerden] al beschikken over een uitvoerbaar vonnis. De zaak wordt verwezen naar de rol voor akte door [geïntimeerden] op 13 augustus 2024.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.336.332
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 546846
arrest in het incident van 30 juli 2024
in de zaak van

1.[appellant1]

die woont in [woonplaats1] , China

2. [appellante2] B.V.

die is gevestigd in [vestigingsplaats]

3. Colman-Air Ned B.V.

die is gevestigd in Amersfoort
die hoger beroep hebben ingesteld en optreden als verweerders in het incident
en die bij de rechtbank optraden als eisers in conventie en verweerders in reconventie
hierna: samen [appellanten] en ieder afzonderlijk [appellant1] , [appellante2] en Colman-Air Ned
advocaat: mr. S.A. Amrani
tegen

1.[geïntimeerde1]

die woont in [woonplaats2] , Thailand
2. [geïntimeerde2] B.V.
die is gevestigd in [vestigingsplaats]
die optreden als eisers in het incident
en die bij de rechtbank optraden als gedaagden in conventie en eisers in reconventie
hierna: samen [geïntimeerden] en ieder afzonderlijk [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2]
advocaat: mr. M.F.M. Groot Kormelink

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

[appellanten] hebben hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, op 11 oktober 2023 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep
  • de memorie van grieven
  • de akte incidentele vordering ex artikel 208 Rv jo. 224 Rv en 162 Rv van [geïntimeerden]
  • de conclusie van antwoord in het incident van [appellanten]

2.De kern van de zaak

2.1.
[appellant1] en [geïntimeerde1] hebben met elkaar samengewerkt binnen verschillende vennootschappen, waaronder de Chinese vennootschappen Beijing BHCS Electromechanical Technology Services Co Ltd. (BHCS) en Beijing Colman-Air Technology Developing Co. Ltd. (Colman-Air China). Tussen partijen is een geschil ontstaan. De rechtbank heeft de vorderingen van partijen over en weer, op een paar na, afgewezen. De rechtbank heeft [appellant1] in reconventie onder meer veroordeeld om binnen tien dagen na de betekening van het vonnis aan [geïntimeerde1] toegang te verlenen tot de volledige (financiële) administratie van BHCS en Colman-Air China, door juiste en werkende toegangscodes voor de server (waarop die administratie volgens [geïntimeerde1] staat) aan [geïntimeerde1] te geven dan wel om de stukken via de boekhouder aan [geïntimeerde1] te overhandigen, op straffe van een dwangsom. Het gaat daarbij volgens de rechtbank in ieder geval om de volgende stukken:
- de contracten van de projecten van de afgelopen vijf jaar,
- de bankafschriften van de afgelopen vijf jaar met bij- en afschrijvingen,
- de jaarrekeningen en jaarverslagen van de afgelopen vijf jaar,
- een lijst van alle openstaande debiteuren,
- een overzicht van salarisbetalingen aan werknemers,
- de stukken over de verhoging van het aandelenkapitaal en de financiering daarvan. [appellant1] heeft tot op heden niet voldaan aan deze veroordeling. [geïntimeerde1] heeft het vonnis (nog) niet laten betekenen.
2.2.
[geïntimeerden] hebben in hoger beroep incidentele vorderingen ingesteld. Ten eerste hebben [geïntimeerden] , kort gezegd, gevorderd dat [appellant1] op grond van artikel 224 Rv zal worden veroordeeld tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten en de dwangsommen tot betaling waarvan [appellanten] in hoger beroep veroordeeld zouden kunnen worden. Ten tweede hebben [geïntimeerden] gevorderd dat [appellant1] op grond van artikel 162 Rv wordt bevolen tot openlegging van de boeken van BHCS en Colman-Air China, op straffe van een dwangsom. Verder hebben [geïntimeerden] gevorderd dat voorafgaand aan de hoofdzaak op de incidentele vorderingen wordt beslist (artikel 209 Rv) en dat de procedure pas na het stellen van de financiële zekerheid en de openlegging van de boeken door [appellant1] zal worden hervat.
2.3.
[appellanten] hebben zich primair op het standpunt gesteld dat de incidentele vorderingen van [geïntimeerden] moeten worden afgewezen. Voor het geval dat [appellant1] wordt veroordeeld om zekerheid te stellen op grond van artikel 224 Rv hebben [appellanten] subsidiair gevorderd dat [geïntimeerde1] ook wordt veroordeeld tot het stellen van zekerheid voor een gelijk bedrag als [appellant1] .

3.Het oordeel van het hof

3.1.
Het hof zal [geïntimeerden] in de gelegenheid stellen om ten aanzien van de incidentele vordering tot zekerheidstelling een akte te nemen. De incidentele vordering tot openlegging van de boeken zal het hof afwijzen. Hierna zal het hof uitleggen hoe het tot die beslissingen is gekomen.
Bevoegdheid Nederlandse rechter
3.2.
[appellant1] en [geïntimeerde1] wonen beiden in het buitenland. Het geschil heeft daarom internationale aspecten, zodat eerst (ambtshalve) moet worden onderzocht of de Nederlandse rechter bevoegd is er kennis van te nemen. Ten aanzien van de procedure in conventie geldt het volgende. Aangezien [geïntimeerde2] haar vestigingsplaats in Nederland heeft, mocht zij in dit handelsgeschil voor de Nederlandse rechter worden opgeroepen (zie artikel 4 lid 1 jo artikel 63 lid 1 Brussel Ibis-verordening). [1] Nu de Nederlandse rechter ten aanzien van [geïntimeerde2] bevoegd is, is deze dat ook ten aanzien van [geïntimeerde1] , op grond van artikel 7 lid 1 Rv. Daarin is bepaald dat, indien de Nederlandse rechter ten aanzien van een van de gedaagden rechtsmacht heeft, hem deze ook toekomt ten aanzien van in hetzelfde geding betrokken andere gedaagden, mits tussen de vorderingen tegen de onderscheiden gedaagden een zodanige samenhang bestaat, dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen. Bedoelde samenhang is in dit geval aanwezig. Wat betreft de procedure in reconventie geldt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt, omdat voldoende samenhang bestaat tussen de vorderingen in conventie en reconventie (artikel 7 lid 2 Rv). Daarbij is niet relevant dat, zoals [appellanten] hebben betoogd, de vordering in reconventie van [geïntimeerden] ziet op informatie van de in China gevestigde ondernemingen BHCS en Colman-Air China en niet op informatie van [appellanten]
Zekerheidstelling proceskosten
3.3.
Het hof stelt voorop dat allen zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland die bij een Nederlandse rechter een vordering instellen of zich voegen of tussenkomen in een geding alhier, verplicht zijn op vordering van de wederpartij zekerheid te stellen voor de proceskosten en de schadevergoeding tot betaling waarvan zij veroordeeld zouden kunnen worden (artikel 224 lid 1 Rv). Deze verplichting geldt ook voor de oorspronkelijke eiser, die in hoger beroep komt (artikel 353 lid 2 Rv).
3.4.
Niet in geschil is dat [appellant1] niet in Nederland woont, zodat zij in beginsel zekerheid dient te stellen. [appellant1] heeft een beroep gedaan op de uitzonderingsgrond van artikel 224 lid 2 onder c Rv. Op grond daarvan bestaat geen verplichting tot het stellen van zekerheid indien redelijkerwijs aannemelijk is dat verhaal voor een veroordeling tot betaling van proceskosten en schadevergoeding in Nederland mogelijk zal zijn. Het is aan degene van wie zekerheid wordt gevorderd om daarover voldoende (specifieke) gegevens te verschaffen. [2] [appellant1] heeft aangevoerd dat zij voor verhaal vatbare vermogensbestanddelen in Nederland heeft. Daarnaast heeft [appellant1] betoogd dat [geïntimeerden] een eventuele veroordeling in de proceskosten of schadevergoeding ook kunnen verhalen op de andere appellanten, [appellante2] en Colman-Air Ned. Zij zijn in Nederland gevestigd.
3.5.
[geïntimeerden] hebben zich nog niet over het beroep van [appellant1] op artikel 224 lid 2 onder c Rv kunnen uitlaten. Het hof zal [geïntimeerden] in de gelegenheid stellen om zich daarover bij akte uit te laten.
3.6.
De voorwaardelijke incidentele vordering van [appellanten] tot zekerheidstelling door [geïntimeerde1] zal worden afgewezen. Op grond van de wet – artikel 353 lid 2 Rv – is de zekerheidstelling door de gedaagde, zelfs als die incidenteel beroep instelt, uitgesloten.
Openlegging boekhouding
3.7.
De rechter kan in de loop van een geding, op verzoek of ambtshalve, aan partijen of aan een van hen de openlegging bevelen van de boeken, bescheiden en geschriften, die zij ingevolge de wet moeten houden, maken of bewaren (artikel 162 lid 1 Rv). De openlegging van de boekhouding moet betrekking hebben op een bepaald punt van geschil. [3] De partij die om de openlegging van de boekhouding verzoekt dient duidelijk te maken welke informatie zij met betrekking tot het geschilpunt nodig heeft en (zoveel mogelijk) welke onderdelen van de boekhouding met het oog daarop moeten worden opengelegd.
3.8.
[geïntimeerden] willen met de incidentele vordering bewerkstelligen dat [appellant1] de veroordeling op grond van het vonnis nakomt voordat de procedure in hoger beroep verder wordt voortgezet. Volgens [geïntimeerden] dient [appellant1] de door de rechtbank genoemde stukken ter inzage te leggen of afschrift daarvan te doen. [geïntimeerden] willen met de (financiële) administratie van BHCS en Colman-Air China hun standpunten in de hoofdzaak onderbouwen. Volgens [geïntimeerden] gaat het daarbij onder meer om de onderbouwing van de bestuurdersaansprakelijkheid van [appellant1] , de omzetting van de interne functies binnen de vennootschappen en het plotselinge staken van de loonbetalingen aan [geïntimeerde1] .
3.9.
De vordering zal worden afgewezen. [geïntimeerden] hebben onvoldoende aan de hand van geschilpunten in de hoofdzaak toegelicht tot welke specifieke delen van de boekhouding zij toegang willen. Het verzoek komt erop neer dat [geïntimeerden] in de gehele administratie – of in ieder geval in een groot deel van de administratie over de afgelopen vijf jaar – op zoek willen gaan naar argumenten om hun standpunten mee te kunnen onderbouwen. Voor een dergelijke ‘fishing expedition’ is artikel 162 Rv niet bedoeld. Verder hebben [geïntimeerden] hun belang bij de vordering onvoldoende onderbouwd. [geïntimeerden] beschikken immers al over een uitvoerbaar bij voorraad verklaarde veroordeling op grond waarvan [appellant1] aan [geïntimeerde1] op straffe van een dwangsom toegang dient te verlenen tot de administratie van BHCS en Colman-Air China. Bij niet-nakoming door [appellant1] van dat vonnis hebben [geïntimeerden] de mogelijkheid het vonnis aan haar te betekenen en dwangsommen aan te zeggen. Dat de door [geïntimeerden] gestelde problemen met de executie van het vonnis zich met een beslissing in dit incident langs de weg van artikel 162 Rv niet zullen voordoen hebben zij niet toegelicht. Daarnaast kan het hof, indien het daartoe gelet op het partijdebat aanleiding ziet, ook in een later stadium van de procedure op grond van artikel 22 Rv bepalen dat bepaalde stukken in de procedure moeten worden gebracht. Tot slot is van belang dat het hof geen zicht heeft op de belangen van BHCS en Colman-Air China waar de gevraagde openlegging van de boeken betrekking op heeft. Zij zijn niet als partij in deze procedure betrokken en kunnen zich dus niet over de vordering uitlaten.
3.10.
[geïntimeerden] hebben hun vordering tot openlegging van de boeken ook op artikel 6 EVRM gebaseerd. [geïntimeerden] hebben onvoldoende toegelicht dat sprake is van een schending van artikel 6 EVRM. Ook daarbij is van belang dat [geïntimeerden] al over een veroordeling beschikken en het hof in een later stadium nog kan bepalen dat bepaalde stukken in de procedure moeten worden gebracht.
3.11.
Of de veroordeling in het vonnis van [appellant1] om [geïntimeerde1] toegang te verlenen tot de volledige (financiële) administratie van BHCS en Colman-Air China (op een andere juridische grondslag) in stand kan blijven dient in de hoofdzaak, aan de hand van het daarin gevoerde partijdebat, te worden beoordeeld.
De conclusie
3.12.
Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen voor akte door [geïntimeerden] zoals bedoeld onder 3.5. Verder zal het hof iedere beslissing aanhouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident
4.1.
verwijst de zaak naar de roldatum 13 augustus 2024 voor akte door [geïntimeerden] zoals bedoeld onder 3.5;
4.2.
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.M.E. Lagarde, M. Schoemaker en G.R. den Dekker, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2024.

Voetnoten

1.Zie de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.
2.Zie de Kamerstukken II 2000-2001, 26 855, nr. 8, p. 3 en 4.
3.Vgl. HR 3 maart 1933, NJ 1933, p. 1518.