In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 30 juli 2024, wordt een incident behandeld dat voortvloeit uit een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een geschil tussen [appellant1], [appellante2] B.V. en Colman-Air Ned B.V. aan de ene kant, en [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] B.V. aan de andere kant. De rechtbank had eerder de vorderingen van partijen grotendeels afgewezen, maar [appellant1] werd veroordeeld om toegang te verlenen tot de volledige financiële administratie van de betrokken vennootschappen. [geïntimeerden] hebben in hoger beroep incidentele vorderingen ingesteld, waaronder een verzoek om zekerheidstelling voor proceskosten en een verzoek tot openlegging van de boeken van de vennootschappen. Het hof heeft geoordeeld dat [geïntimeerden] in de gelegenheid worden gesteld om een akte in te dienen met betrekking tot de incidentele vordering tot zekerheidstelling, maar heeft de vordering tot openlegging van de boeken afgewezen. Het hof overweegt dat de openlegging niet voldoende is onderbouwd en dat [geïntimeerden] al beschikken over een uitvoerbaar vonnis. De zaak wordt verwezen naar de rol voor akte door [geïntimeerden] op 13 augustus 2024.