ECLI:NL:GHARL:2024:509

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
200.333.937
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot benoeming bijzondere curator in familiezaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek van de moeder om een bijzondere curator te benoemen voor haar kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. I.P.J. van den Heuvel-Beerens, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, die op 24 juli 2023 had bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vader zouden hebben. De vader, vertegenwoordigd door mr. L. Schellevis, voerde verweer tegen het verzoek van de moeder.

Tijdens de mondelinge behandeling op 12 december 2023 hebben de kinderen hun mening gegeven over het verzoek van de moeder. De moeder stelde dat de kinderen emotioneel waren na de beslissing van de rechtbank en dat zij niet goed hadden kunnen aangeven wat zij werkelijk wilden. De vader daarentegen was van mening dat de kinderen in staat waren hun wensen duidelijk te maken en dat er rust en duidelijkheid voor hen moest komen.

Het hof heeft overwogen dat de kinderen op verschillende momenten hun mening hebben kunnen geven en dat hun keuze voor de school en hoofdverblijfplaats consistent was. Het hof oordeelde dat de moeder onvoldoende bewijs had geleverd dat de belangen van de kinderen in strijd waren met die van de ouders, en dat de benoeming van een bijzondere curator niet noodzakelijk was. Het verzoek van de moeder werd afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.333.937
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 556069)
beschikking van 23 januari 2024
inzake
[verzoekster],
wonende in [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. I.P.J. van den Heuvel-Beerens in De Meern,
en
[verweerder],
wonende in [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. L. Schellevis in Hoorn.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht (hierna: de rechtbank), van 24 juli 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Deze beschikking wordt hierna ‘de bestreden beschikking’ genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 24 oktober 2023;
  • het verweerschrift.
2.2.
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben op 11 december 2023 gesproken met een raadsheer en een griffier van het hof. Zij hebben verteld wat zij vinden van het verzoek van de moeder om een bijzondere curator te benoemen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft op 12 december 2023 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder in persoon, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader in persoon, bijgestaan door zijn advocaat;
  • een vertegenwoordigster van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad).

3.De feiten

3.1.
Partijen zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2011 in [plaats1] en
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2011 in [plaats1] .
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] woonden tot aan de bestreden beschikking bij de moeder. De ouders hebben samen het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
3.2.
In het ouderschapsplan van 28 mei 2020 is bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben. Daarnaast zijn partijen een uitgebreide zorgregeling en regeling met betrekking tot de vakanties en feestdagen overeengekomen.
3.3.
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking:
  • bepaald dat de kinderen voortaan hun hoofdverblijfplaats bij de vader hebben;
  • de vader vervangende toestemming verleend om de kinderen in te schrijven op het [naam1] College in [plaats2] met ingang van het nieuwe schooljaar (2023/2024);
  • de zorgregeling gewijzigd en bepaald dat de kinderen buiten de vakanties om 25 weekenden per jaar bij de moeder verblijven; dit komt in de praktijk neer op twee achtereenvolgende weekenden bij de moeder en vervolgens één weekend bij de vader;
  • een vakantieregeling en een feestdagenregeling vastgesteld;
  • de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
  • de verzoeken van de ouders voor het overige afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1.
De moeder is het niet eens met de beslissing van de rechtbank. Zij verzoekt het hof allereerst een bijzondere curator te benoemen op basis van artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) die opdracht krijgt om met de kinderen te praten en een advies uit te brengen aan het hof.
4.2.
De vader voert verweer en vraagt het verzoek van de moeder geheel of gedeeltelijk af te wijzen. Kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

bevoegdheid en toepasselijk recht
5.1.
De vader heeft de Nederlandse nationaliteit en de moeder de Spaanse nationaliteit. Partijen hebben geen grieven gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat Nederlands recht van toepassing is op de verzoeken.
Het hof zal daarom allereerst zelfstandig beoordelen of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft.
5.2.
Op grond van artikel 7 Brussel II-ter [1] komt de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht toe, omdat de kinderen op het tijdstip van het indienen van het verzoek hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden. De rechtbank heeft op juiste gronden rechtsmacht aangenomen. Dit brengt mee dat het hof in hoger beroep eveneens bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
benoeming bijzondere curator
5.3.
Volgens artikel 1:250 BW kan de rechter overgaan tot benoeming van een bijzondere curator indien de rechter dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht vanwege strijdigheid tussen de belangen van de minderjarige en die van de met het gezag belaste ouder(s) of voogd(en). Bij de beantwoording van de vraag of een dergelijke benoeming is aangewezen, zal het belang van de minderjarige de eerste overweging voor de rechter moeten vormen. De benoeming van een bijzondere curator dient echter niet plaats te vinden met als doel in het algemeen de belangen van de minderjarige te beschermen.
5.4.
De moeder heeft in haar beroepschrift en tijdens de zitting in hoger beroep haar verzoek nader toegelicht. Zij meent dat de rechtbank de kinderen niet had mogen volgen in hun keuze op basis van één kindgesprek. De moeder heeft de indruk dat de keuze van de kinderen ten aanzien van de school en dus de hoofdverblijfplaats vooral door de vader is ingegeven. Na het bekend worden van de beslissing van de rechtbank zijn de kinderen erg emotioneel geworden en hebben zij aan de moeder aangegeven dat zij de verkeerde keuze hebben gemaakt. De moeder is van mening dat de kinderen niet hebben kunnen verklaren wat zij nu echt willen. Daarom vindt zij de benoeming van een bijzondere curator nodig.
5.5.
De vader is het hiermee niet eens en vindt dat de kinderen juist heel goed in staat zijn hun mening duidelijk kenbaar te maken. De vader heeft de indruk dat de moeder het vooral niet eens is met de beslissing van de rechtbank. Voor de kinderen is het vooral belangrijk dat er rust en duidelijkheid komt.
5.6.
Het hof overweegt als volgt. De ouders verschillen van mening over de vraag naar welke middelbare school de kinderen moeten. De ouders hebben op basis van eerder gemaakte afspraken verschillende scholen bezocht in zowel de woonomgeving van de moeder als de woonomgeving van de vader. Daarna hebben de kinderen in gesprek met de ouders verklaard dat zij naar het [naam1] College in [plaats2] wilden. Vervolgens hebben de kinderen dit ook verklaard in het gesprek dat zij met de kinderrechter hebben gehad. Ook in het gesprek dat de kinderen bij het hof hebben gehad, hebben zij verklaard de huidige situatie zo te willen houden. Het benoemen van een bijzondere curator vinden zij dan niet nodig.
5.7.
Het hof is met de raad van oordeel dat de kinderen op verschillende momenten in het proces hun mening hebben kunnen geven. Het gevoel van de moeder dat de kinderen niet echt hebben kunnen aangeven wat zij willen, is naar het oordeel van het hof onvoldoende om tot een benoeming van een bijzondere curator over te gaan. Uit hetgeen de moeder vertelt vloeit namelijk niet voort dat het belang van een van de ouders in strijd is met de belangen van de kinderen en dat benoeming van een bijzondere curator om die reden in het belang van de kinderen noodzakelijk is.
5.8.
Ter onderbouwing van haar stelling heeft de moeder op verschillende rechterlijke uitspraken gewezen. Naar het oordeel van het hof zijn deze uitspraken echter niet een op een vergelijkbaar met deze zaak. In de uitspraken waarnaar verwezen wordt is onder andere sprake van kinderen die klem zitten tussen beide ouders en kinderen die zelf duidelijk aangeven zich niet gehoord te voelen. Daarvan is in deze zaak geen sprake, mede gelet op het feit dat de kinderen meerdere keren hun mening hebben kunnen geven, die mening consistent is en hun verklaring dat zij geen behoefte hebben aan de benoeming van een bijzondere curator.
5.9.
Het hof zal het verzoek van de moeder tot benoeming van een bijzondere curator dan ook afwijzen.
5.10.
Het hof zal de proceskosten in deze zaak compenseren, nu partijen een relatie met elkaar hebben gehad en de procedure de uit die relatie geboren kinderen betreft.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
wijst het verzoek van de moeder tot benoeming van een bijzondere curator af;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, P.B. Kamminga en E.H. Schijven-Bours, bijgestaan door mr. M. Knipping-Verbeek als griffier, en is op 23 januari 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Verordening (EU) 2019/1111 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid en betreffende internationale kinderontvoering.