In deze ontnemingszaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, na terugwijzing door de Hoge Raad, uitspraak gedaan over het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die in eerste aanleg was veroordeeld voor hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De rechtbank Noord-Nederland had eerder een betalingsverplichting opgelegd van € 102.630,63, maar de advocaat-generaal heeft in hoger beroep een schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 30.000,00 gedaan. Het hof heeft echter vastgesteld dat de betrokkene financieel voordeel heeft genoten van € 55.000,00, gebaseerd op de opbrengsten van de hennepkwekerij. Het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is voor de betrokkenheid van anderen bij de hennepteelt, waardoor de opbrengst pondspondsgewijs is verdeeld tussen de betrokkene en zijn broer. Daarnaast heeft het hof vastgesteld dat de redelijke termijn in deze zaak is overschreden, maar heeft besloten dat compensatie in de strafzaak voldoende is. De verplichting tot betaling aan de Staat is vastgesteld op € 55.000,00, met een maximale gijzeling van 1080 dagen.