In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2017. De kinderrechter had eerder op 21 maart 2024 en 4 april 2024 machtigingen verleend voor de uithuisplaatsing van het kind bij de vader, na een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. De moeder van het kind, die in hoger beroep ging, verzocht om de beslissingen van de kinderrechter ongedaan te maken en vroeg om een kortere termijn voor de uithuisplaatsing. Het hof heeft de situatie van de minderjarige beoordeeld, waarbij het belang van de verzorging en opvoeding van het kind voorop stond. Het hof concludeerde dat de uithuisplaatsing noodzakelijk was, gezien de ernstige ontwikkelingsbedreiging van de minderjarige en de ongeschiktheid van de moeder om de noodzakelijke hulpverlening te accepteren. De moeder had eerder beweerd dat het kind was ontvoerd en had de GI beschuldigd van mishandeling, wat leidde tot onrust bij de minderjarige. Het hof bekrachtigde de eerdere beslissingen van de kinderrechter, omdat de zorgen over de minderjarige nog steeds aanwezig waren en de moeder niet constructief samenwerkte met de GI. De machtiging tot uithuisplaatsing blijft van kracht tot 6 december 2024, en het hof zag geen aanleiding om de termijn te bekorten. De beslissing van het hof is in overeenstemming met het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het Kind, waarbij de belangen van de minderjarige zorgvuldig zijn afgewogen.