ECLI:NL:GHARL:2024:507

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 januari 2024
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
21-002011-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de bewezenverklaring van verkrachting met voorwaardelijke jeugddetentie en taakstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 2003, was eerder veroordeeld voor verkrachting en kreeg een voorwaardelijke jeugddetentie van zes maanden en een taakstraf van honderdtachtig uren opgelegd. Het hof bevestigde de bewezenverklaring van de verkrachting, maar oordeelde dat de strafoplegging moest worden aangepast. Het hof oordeelde dat de rechtbank op juiste wijze had beslist over de bewijsbeslissing en de bewezenverklaring, maar dat de straf te laag was. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan ernstige seksuele handelingen met een minderjarig meisje, waarbij hij haar onder valse voorwendselen naar een afgelegen plek had gelokt. Het hof legde een voorwaardelijke jeugddetentie van acht maanden op, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van tweehonderd uren, subsidiair honderd dagen jeugddetentie. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 5.000,- voor immateriële schade volledig toegewezen. Het hof overwoog dat de gevolgen van de daden van de verdachte voor het slachtoffer zeer ernstig waren en dat de straf passend moest zijn om de ernst van het delict te weerspiegelen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002011-23
Uitspraak van 11 januari 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 21 april 2023 met parketnummer 16-040641-22 in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

Verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 19 december 2023 en 11 januari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. B.J. Tieman, en namens de benadeelde partij door haar advocaat, mr. C.H. Dijkstra, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte veroordeeld voor verkrachting tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van honderdtachtig uren, subsidiair negentig dagen jeugddetentie, met aftrek van het voorarrest.
Het hof is onder aanvulling van gronden van oordeel dat de rechtbank op juiste wijze en op goede gronden heeft beslist ten aanzien van de bewijsbeslissing en de bewezenverklaring. Het hof zal het vonnis in zoverre bevestigen met aanvulling van gronden. Ten aanzien van de strafoplegging komt het hof tot een andere beslissing dan de rechtbank. In zoverre zal het vonnis dan ook worden vernietigd.
Het hof overweegt ter aanvulling als volgt.
Door de raadsman is ter terechtzitting bij het hof bepleit dat aangeefster niet al vanaf het begin van de situatie in het schuurtje expliciet aan verdachte duidelijk heeft gemaakt dat de seksuele handelingen van verdachte ongewenst waren. De raadsman verwijst daarbij naar de verklaring van aangeefster waarin zij heeft verklaard dat zij – kort gezegd – pas “nee” heeft gezegd op het moment dat verdachte met zijn vinger in de vagina van aangeefster zou zijn gegaan. Met betrekking tot de seksuele handelingen die voorafgaand aan het brengen/duwen van de vinger van verdachte in de vagina van aangeefster hebben plaatsgevonden, was het voor verdachte niet duidelijk dat dit tegen de wil van aangeefster was.
Het hof verwerpt dit verweer omdat aangeefster daarvoor al heeft laten merken dat de seksuele handelingen van verdachte ongewenst waren. Aangeefster stribbelde al vanaf het begin tegen. Zij heeft meermaals aangegeven dat zij de seksuele handelingen niet wilde. Toen verdachte aan de ontblote borst van aangeefster zat, deed zij een stapje achteruit van “nee, dat wil ik niet” en deed zij haar BH weer normaal en haar shirt naar beneden. Aangeefster heeft ook verklaard dat zij telkens haar broek omhoog trok. Dit gebeurde (kort) voordat verdachte zijn vinger in de vagina en tussen de schaamlippen van aangeefster bracht/duwde. Uit het voorgaande leidt het hof af dat aangeefster al vanaf het begin door verbale en non-verbale signalen duidelijk heeft laten merken dat zij niet wilde dat verdachte aan haar zat en dat dat voor verdachte duidelijk moet zijn geweest.
De raadsman heeft ter terechtzitting bij het hof het verzoek tot het laten doen van onderzoek naar het DNA op activiteitenniveau herhaald.
Het hof wijst het verzoek af vanwege gebrek aan noodzaak en verwijst daarbij naar de overweging die de rechtbank in haar vonnis heeft opgenomen. Het hof overweegt ter aanvulling dat door de verdediging geen voldoende concreet scenario is aangebracht. Een onderzoek op activiteitenniveau zal dan ook met verschillende aannames door de deskundige gedaan moeten worden in plaats van met een voldoende concreet scenario van de verdediging en daarmee niet robuust genoeg zijn om conclusies aan te kunnen verbinden hoe groot de kans is dat het DNA van verdachte bij het slachtoffer is aangetroffen.

Oplegging van straf

In eerste aanleg is verdachte – kort gezegd en zakelijk weergegeven – veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van honderdtachtig uren, subsidiair negentig dagen jeugddetentie, met aftrek van het voorarrest.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot de oplegging van een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van acht maanden met een proeftijd van twee jaren en een werkstraf voor de duur van tweehonderd uren, subsidiair honderd dagen jeugddetentie, met aftrek van het voorarrest. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van een minderjarig meisje. Hoewel ook verdachte minderjarig was, was hij toch twee jaar ouder dan aangeefster. Aangeefster is onder valse voorwendselen door verdachte naar een schuurtje/kelderbox gelokt. Hij zou sigaretten voor aangeefster regelen, maar achteraf bleek dat hij dit helemaal niet kon of had gedaan. Verdachte heeft aangeefster meegenomen naar een schuurtje/kelderbox, een geïsoleerde en kleine ruimte, waarvan hij de deur heeft dichtgedaan. Aldaar heeft verdachte tegen de wil van aangeefster seksuele handelingen met aangeefster verricht. Hiermee heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en seksuele integriteit van de minderjarige aangeefster. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van seksueel misbruik een reëel risico lopen op langdurige psychische klachten en een verstoorde seksuele ontwikkeling. De door aangeefster ter terechtzitting bij het hof voorgedragen slachtofferverklaring heeft duidelijk gemaakt dat deze ervaring voor haar zeer traumatisch is geweest. Als gevolg van het bewezenverklaarde voelt aangeefster zich gebroken. Tot op de dag van vandaag is aangeefster nog bezig met stukjes van haarzelf op te rapen zodat zij iets van haar toekomst kan maken. Verdachte heeft alleen oog gehad voor het bevredigen van zijn eigen seksuele behoeften en zich niet bekommerd om de schade die hij met zijn handelingen zou toebrengen aan aangeefster. Dat rekent het hof verdachte aan.
Uit een brief van de Raad voor de Kinderbescherming
(hierna: RvdK)van 21 november 2023 volgt dat verdachte sinds onderhavige verdenking en de rapportage van 23 december 2022 niet meer bij de RvdK in beeld is gekomen. De RvdK ziet geen aanleiding voor nader onderzoek en verwijst naar de rapportage van 23 december 2022. Uit de rapportage van de RvdK van 23 december 2022 volgt dat er veel beschermende factoren zijn en weinig risicofactoren in het functioneren van verdachte. Er is geen sprake van een patroon waarbij verdachte over de (seksuele) grenzen van anderen gaat. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag. Omdat verdachte een
first offenderis, verder geen enkele politiecontacten heeft en er verder geen risicofactoren voor de kans op herhaling worden gezien, adviseert de RvdK om een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. Een onvoorwaardelijke jeugddetentie zou van negatieve invloed kunnen zijn op de ontwikkeling van verdachte, aangezien hij naar school gaat en veel werkt, hetgeen een onvoorwaardelijke jeugddetentie zou onderbreken. Om verdachte een consequentie van zijn gedrag te laten ervaren, adviseert de RvdK om naast een voorwaardelijke jeugddetentie een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen.
Ter terechtzitting bij het hof heeft verdachte verklaard dat hij op dit moment bezig is met de voltijdse opleiding Finance & Control en dat hij daarnaast veel werkt.
Het hof heeft wat betreft de persoon van verdachte ook gelet op het Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 november 2023 waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld. Voor zover het hof kan zien heeft verdachte – buiten onderhavige zaak – geen politie- en justitiecontacten meer gehad.
Het hof heeft gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht voor het jeugdstrafrecht, waarin als oriëntatiepunt voor verkrachting een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van zes maanden is opgenomen. Gelet op het tijdsverloop, het advies van de RvdK en de overige omstandigheden ziet het hof aanleiding om van het oriëntatiepunt af te wijken, in die zin dat een geheel voorwaardelijke jeugddetentie wordt opgelegd. Om de verdachte de consequenties van zijn handelen te laten voelen, zal daarnaast aan hem een forse taakstraf worden opgelegd.
Alles afwegende acht het hof, met de advocaat-generaal, een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van acht maanden met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van tweehonderd uren, subsidiair honderd dagen jeugddetentie, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.000,- aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep volledig toegewezen.
De advocaat van de benadeelde partij heeft verzocht de vordering toe te wijzen zoals de rechtbank heeft gedaan. De vordering is schriftelijk onderbouwd.
De advocaat-generaal heeft verzocht om de vordering tot schadevergoeding volledig toe te wijzen, verhoogd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft primair verzocht om de benadeelde partij af te wijzen vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman verzocht het toe te wijzen bedrag stevig te matigen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Op grond van het voorgaande en rekening houdend met de aard en de ernst van het delict, de gevolgen ervan voor de benadeelde partij en met de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, acht het hof toewijzing van het gevorderde bedrag van € 5.000,- aan immateriële schadevergoeding billijk.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en doet in zoverre opnieuw recht.

Veroordeelt verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 8 (acht) maanden.

Bepaalt dat de jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen jeugddetentie.
Beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 5.000,- (vijfduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.000,- (vijfduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op
16 september 2021.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. D. Visser en mr. J.H. van Dijk, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. Kaatman, griffier,
en op 11 januari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, enkelvoudige kamer voor strafzaken, op 11 januari 2024.
Tegenwoordig:
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. R. Kaatman, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. T.C. Pastoor, advocaat-generaal.
Verdachte is niet verschenen.
De raadsman van verdachte, mr. B.J. Tieman, is evenmin verschenen.
De voorzitter hervat het op 19 december 2023 onderbroken onderzoek.
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mee, dat volgens de beslissing van het gerechtshof de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van heden te 14:00 uur.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend