ECLI:NL:GHARL:2024:5059

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 augustus 2024
Publicatiedatum
6 augustus 2024
Zaaknummer
200.337.694
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenkomst in hoger beroep door Honingraat Holding B.V. in geschil over omgevingsvergunning

In deze zaak heeft Honingraat Holding B.V. (hierna: Honingraat) verzocht om tussenkomst in een hoger beroep dat door [verweerder] is ingesteld tegen de Gemeente Bunnik. De achtergrond van de zaak betreft een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de bouw van een werktuigenloods door [verweerder], die door de gemeente was geweigerd. Dit besluit werd later door de Raad van State vernietigd, waarna de vergunning alsnog werd verleend. [verweerder] vorderde schadevergoeding wegens gestegen bouwkosten, maar de rechtbank wees slechts een lager bedrag toe. Honingraat, waarvan [verweerder] de directeur en enig aandeelhouder is, vordert in dit incident om te mogen tussenkomen, omdat zij een eigen vordering heeft tegen de gemeente voor huurkosten van een andere loods die zij moest huren tijdens de periode dat de vergunning niet verleend was. Het hof oordeelt dat Honingraat voldoende belang heeft bij de tussenkomst, omdat zij mogelijk benadeeld kan worden door de uitspraak in de hoofdzaak. De gemeente betwist dit belang, maar het hof wijst de vordering tot tussenkomst toe. De hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevindt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.337.694
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht: 548326
arrest van 6 augustus 2024
in het incident ex artikel 217 Rv van
Honingraat Holding B.V.
die is gevestigd in Odijk
die eiseres is in dit incident tot tussenkomst
hierna: Honingraat
advocaat: mr. J.P.C. Obbink
in de zaak van
[verweerder] (h.o.d.n. [handelsnaam] )
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld en optreedt als verweerder in het incident
en bij de rechtbank optrad als eiser
hierna: [verweerder]
advocaat: mr. J.P.C. Obbink
tegen
Gemeente Bunnik
die haar zetel heeft in Odijk
die optreedt als verweerster in het incident
en bij de rechtbank optrad als gedaagde
hierna: de gemeente
advocaat: mr. N.D. Niederer

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

[verweerder] heeft hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen die de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, (hierna: de rechtbank) op 8 februari 2023 en 4 oktober 2023 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de incidentele conclusie tot tussenkomst van Honingraat;
  • de conclusie van antwoord van de gemeente in het incident tot tussenkomst;
  • de memorie van grieven.

2.Het oordeel van het hof

2.1.
In dit incident vordert Honingraat om te mogen tussenkomen in het geding tussen [verweerder] en de gemeente (hierna: de hoofdzaak). Het hof zal die vordering toewijzen. Hierna zal het hof uitleggen hoe het tot deze beslissing is gekomen. Ter verduidelijking wordt eerst kort de achtergrond van de hoofdzaak weergegeven.
2.2.
[verweerder] diende een aanvraag in voor een omgevingsvergunning bij de gemeente voor de bouw van een werktuigenloods. De gemeente weigerde de omgevingsvergunning. Het besluit van de gemeente werd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vernietigd en de omgevingsvergunning werd alsnog aan [verweerder] verleend. [verweerder] heeft bij de rechtbank een schadevergoeding (verhoogd met rente) gevorderd vanwege de intussen gestegen bouwkosten. De rechtbank wees de vordering van [verweerder] toe, alleen voor een lager schadebedrag. [verweerder] is het niet eens met het oordeel van de rechtbank en heeft hoger beroep ingesteld.
2.3.
Honingraat vordert in dit incident te mogen tussenkomen in de hoofdzaak omdat zij een eigen vordering wenst in te stellen tegen de gemeente. Honingraat, waarvan [verweerder] de directeur en enig aandeelhouder is, heeft tijdens de periode waarin de nieuw te bouwen loods niet kon worden gerealiseerd, een andere loods moeten huren. De vordering van Honingraat ziet op de huurkosten van die andere loods. Als de omgevingsvergunning eerder was verleend, zou Honingraat de extra huurkosten niet hebben gemaakt. Honingraat meent dat zij mogelijk nadelige gevolgen van de uitspraak in de hoofdzaak kan ondervinden. Dit is volgens haar het geval als het hof in de hoofdzaak tot een ander oordeel komt dan de rechtbank over de aansprakelijkheid van de gemeente. Honingraat stelt dit belang ook te hebben omdat de grondslag van haar vordering, net zoals bij [verweerder] , het onrechtmatig handelen van de gemeente betreft.
2.4.
Alleen de gemeente heeft een antwoordconclusie in het incident genomen. De gemeente stelt zich op het standpunt dat Honingraat bij haar vordering tot tussenkomst geen belang heeft. Volgens de gemeente heeft Honingraat enkel belang bij tussenkomst als zij zozeer bij de rechtsverhouding tussen [verweerder] en de gemeente is betrokken dat beslissingen in de hoofdzaak ook gezag van gewijsde tegen haar zouden moeten krijgen en dat die beslissingen in haar voordeel luiden. Daarvan is volgens de gemeente geen sprake. Bovendien moet volgens haar de vordering van Honingraat hoe dan ook worden afgewezen, omdat vaststaat dat de weigering tot het verlenen van de vergunning niet onrechtmatig is tegenover Honingraat.
2.5.
Een partij kan vragen om in een lopende rechtszaak te mogen tussenkomen als zij een eigen vordering wil instellen tegen (een van) de procederende partijen en voldoende belang heeft om met dat doel aan de procedure deel te nemen vanwege de nadelige gevolgen die de uitspraak in de procedure voor haar kan hebben (artikel 217 Rv). Dat belang kan zijn dat door de gevolgen die de uitspraak in de hoofdzaak kan hebben, benadeling of verlies van een recht van de tussenkomende partij dreigt of dat haar positie op een andere manier kan worden benadeeld. Ook als hiervan sprake is, kan de vordering tot tussenkomst worden afgewezen als de toewijzing daarvan in strijd is met de eisen van een goede procesorde. [1]
2.6.
Anders dan de gemeente stelt, is het hof van oordeel dat het niet noodzakelijk is dat de beslissing in de hoofdzaak ook gezag van gewijsde tegen Honingraat zou moeten hebben om te kunnen spreken van een gerechtvaardigd belang bij tussenkomst. Het is voldoende dat Honingraat mogelijk benadeeld wordt door de uitspraak van het hof in de hoofdzaak. Het hof verwijst hiervoor naar rechtsoverweging 2.5. Honingraat heeft gemotiveerd gesteld dat zij een eigen belang heeft om tussen te komen in de hoofdzaak. Het is mogelijk dat het hof in de hoofdzaak tot een ander oordeel komt dan de rechtbank over de aansprakelijkheid van de gemeente in verband met de weigering van de vergunning, wat ook van belang zou kunnen zijn voor de rechtspositie van Honingraat. Een eventuele afwijzing van de aansprakelijkheid van de gemeente in de hoofdzaak zou ertoe kunnen leiden dat de positie van Honingraat wordt benadeeld. De vraag in hoeverre de vordering van Honingraat kans van slagen heeft, zal in de hoofdzaak aan de orde komen en valt buiten het toetsingskader van dit incident.
De conclusie
2.7.
Het hof zal de incidentele vordering tot tussenkomst toewijzen en houdt de beslissing over de kosten van het incident aan tot het eindarrest in de hoofdzaak.
2.8.
Het hof bepaalt dat de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich volgens het roljournaal bevindt. Verder houdt het hof iedere beslissing aan.

3.De beslissing

Het hof:
in het incident
3.1.
laat Honingraat toe om tussen te komen in de hoofdzaak;
3.2.
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot hierover bij eindarrest zal worden beslist;
in de hoofdzaak in hoger beroep
3.3.
bepaalt dat de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich volgens het roljournaal bevindt.
Dit arrest is gewezen door mrs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, H.L. Wattel, en C. Bakker en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2024.

Voetnoten

1.HR 28 maart 2014,