ECLI:NL:GHARL:2024:5046

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 juli 2024
Publicatiedatum
5 augustus 2024
Zaaknummer
21-000741-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overtredingen van de Wegenverkeerswet en Opiumwet met gevangenisstraf en rijontzegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor het overtreden van artikel 5a en 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994, en voor het opzettelijk vervoeren van harddrugs, specifiek cocaïne. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, maar het hof heeft de straf voor de feiten die aan het hoger beroep waren onderworpen, herzien. De verdachte heeft op 13 juli 2023 gevaarlijk rijgedrag vertoond, waaronder het negeren van stoptekens, het overschrijden van de maximumsnelheid, en het gooien van goederen uit het voertuig. Daarnaast heeft hij geweigerd mee te werken aan een bloedonderzoek na verdenking van rijden onder invloed. Het hof heeft de gevangenisstraf vastgesteld op 2 maanden, met een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft ook de straf voor de overige feiten, die niet aan het hoger beroep waren onderworpen, bepaald op 46 maanden gevangenisstraf. De uitspraak benadrukt de ernst van de verkeersdelicten en de drugshandel van de verdachte, die een gevaar voor de verkeersveiligheid en de volksgezondheid vormen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000741-24
Uitspraak d.d.: 22 juli 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 1 februari 2024 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-029335-22 en 18-017561-21, 18-155665-22 en 18-178892-23, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
thans verblijvende in [P.I.] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 22 juli 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
  • veroordeling van verdachte voor de in de zaak met parketnummer 18-178892-23 onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde feiten;
  • oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van één maand en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden.
  • het bepalen van de door de rechtbank opgelegde straf voor de feiten onder parketnummers 18-029335-22, 18-017561-21 en 18-155665-22 op een gevangenisstraf voor de duur van 47 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden (voor feit 4 primair onder parketnummer 18-029335-22).
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. D.C. Vlielander, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep en de omvang van het hoger beroep

De rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte voor een groot aantal feiten, tenlastegelegd in de zaken met de parketnummers 18-029335-22, 18-017561-21, 18-155665-22 en 18-178892-23 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en tot tweemaal een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij afgewezen. Verder heeft de rechtbank de inbeslaggenomen goederen deels onttrokken aan het verkeer, deels verbeurdverklaard en deels teruggegeven aan de verdachte.
Namens de verdachte is op 15 februari 2024 onbeperkt hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Op 2 mei 2024 is het ingestelde hoger beroep partieel ingetrokken, te weten voor wat betreft de parketnummers 18-029335-22, 18-017561-21, 18-155665-22.
Dit brengt mee dat het hoger beroep uitsluitend nog betrekking heeft op de onder parketnummer 18-178892-23 tenlastegelegde feiten en de beslissingen die de rechtbank in haar vonnis ten aanzien van die feiten heeft genomen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 18-178892-23:
1.
hij op of omstreeks 13 juli 2023 te [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] , althans in de provincie Drenthe als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, - [weg] ( [weg] ) - [weg] - [weg] - [weg] - [weg] - [weg] - [weg] - [weg] - [weg] - [weg] - [weg] - en/of op een of meerdere (andere) weg(en), zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door - (meermaals) een stopteken te negeren - gedurende een (langere) periode de ter plaatse geldende maximumsnelheid/maximumsnelheden (in aanzienlijke mate) te overschrijden, althans met hogere snelheid te rijden dan verantwoord was, - tijdens het rijden zijn mobiele telefoon vast te houden - (meermaals) al rijdend goederen uit het voertuig te gooien - zijn buitenspiegel kapot te trekken en/of deze op de grond te gooien - (meermaals) bij het afslaan geen richting aan te geven - (meermaals) gevaarlijk in te halen - (meermaals) door rood licht te rijden - (meermaals) op een rotonde, althans op enig moment, tegen de verkeersrichting in te rijden - na het loskomen van de rechtervoorband van zijn voertuig door te blijven rijden, en/of - op de rijstrook voor tegemoetkomend verkeer snelheid te minderen en/of (vervolgens) uit het nog rollende voertuig te springen, door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 13 juli 2023 te [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] , althans in de provincie Drenthe als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg,
- [weg] ( [weg] )
- [weg]
- [weg]
- [weg]
- [weg]
- [weg]
- [weg]
- [weg]
- [weg]
- [weg]
- [weg]
- en/of op een of meerdere (andere) weg(en),
- meermaals een stopteken heeft genegeerd
- gedurende een (langere) periode de ter plaatse geldende maximumsnelheid/maximumsnelheden (in aanzienlijke mate) heeft overschreden, althans met hogere snelheid heeft gereden dan verantwoord was,
- tijdens het rijden zijn mobiele telefoon vast heeft gehouden
- ( meermaals) al rijdend goederen uit het voertuig heeft gegooid
- zijn buitenspiegel kapot heeft getrokken en/of deze op de grond heeft gegooid
- ( meermaals) bij het afslaan geen richting heeft aangegeven
- ( meermaals) gevaarlijk heeft ingehaald
- ( meermaals) door rood licht heeft gereden
- ( meermaals) op een rotonde, althans op enig moment, tegen de verkeersrichting in heeft gereden
- na het loskomen van de rechtervoorband van zijn voertuig door heeft gereden, en/of
- op de rijstrook voor tegemoetkomend verkeer snelheid heeft geminderd en/of (vervolgens) uit het nog rollende voertuig is gesprongen, en/of
- zijn voertuig onvoldoende onder controle heeft gehad,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
hij op of omstreeks 13 juli 2023 te [plaats] , in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend;
3.
hij op of omstreeks 13 juli 2023 te [plaats] , althans in Nederland opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 31,54 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsmiddelen

ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde:
1. De door verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg van 20 december 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik wilde op 13 juli 2023 niet met cocaïne gepakt worden. Ik heb tijdens het rijden een Louis
Vuitton-tas uit de auto gegooid.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 juli 2023, opgenomen op pagina 52 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023185837 d.d. 14 september 2023, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 13 juli 2023 reden wij op [weg] te [plaats] . Wij zagen een personenauto,
[merk] , voorzien van het kenteken [kenteken] , rijden. Het voertuig reed met verhoogde
snelheid over de [weg]. Wij zagen in de politiedatasystemen dat de tenaamgestelde van dit
voertuig betrof: [verdachte] . Wij reden achter het voertuig op de [weg] waar de maximale
snelheid 80 kilometer per uur bedraagt. Wij voerden een snelheidsmeting uit en zagen dat het voertuig op onze boordsnelheidsmeter 180 kilometer per uur reed. Wij gaven de bestuurder van het voornoemde voertuig middels een verlichte transparant een stopteken. Wij zagen dat de bestuurder van het voertuig hier geen gehoor aangaf en het voertuig met hogere snelheid van ons afreed. Wij zagen dat de bestuurder in zijn binnenspiegel naar ons keek en hierdoor dus ons stopteken had moeten zien. Ter extra attentie deden wij onze optische en geluidssignalen aan. Wij zagen dat de bestuurder via de binnenspiegel naar ons keek en zijn snelheid verhoogde. Hierdoor ontstond een achtervolging van het voertuig.
Wij zagen dat de verdachte uit het voertuig in de richting van de berm/vaart een mobiele
telefoon weggooide. Wij zagen dat het voertuig verder reed. Het voertuig passeerde hierbij
met hoge snelheid de rotonde. Wij zagen dat de bestuurder geen gebruik maakte van zijn
richtingaanwijzer bij het verlaten van de rotonde. Wij zagen dat de bestuurder over de [weg]
in [plaats] reed. Dit betrof een weg waar de maximale snelheid 80 kilometer
per uur bedraagt. Wij voerden een snelheidsmeting uit en zagen dat de bestuurder met een
snelheid van 160 kilometer per uur reed. Wij zagen dat het voertuig over de [weg]
op de [weg] reed. Wij zagen dat de bestuurder
vervolgens meerdere goederen uit het geopende raam gooide. Wij zagen dat het voertuig
over de [weg] in de richting van [plaats] reed. Wij zagen dat het voertuig in
de bebouwde kom van [plaats] reed waar de maximale snelheid 30 kilometer per
uur bedraagt. Wij zagen dat hier tevens andere weggebruikers reden. Wij zagen dat het
voertuig met 100 kilometer per uur meerdere voertuigen inhaalde. Wij zagen dat er
tegemoetkomend verkeer aan kwam gereden. Wij zagen dat ten gevolge van de snelheid en
de inhaalacties van de verdachte er een schrikreactie ontstond bij het tegemoetkomend
verkeer. Het verkeer moest ontzettend hard remmen en een uitwijkmanoeuvre verrichten
richting de berm om een aanrijding met de verdachte te voorkomen. Wij zagen dat de verdachte met
diezelfde hoge snelheid zijdelings langs de overige weggebruikers reed. Wij zagen dat het voertuig met diezelfde hoge snelheid door de bebouwde kom bleef rijden. Wij zagen dat het voertuig in [plaats] een rotonde naderde aan de [weg] met de [weg] . Wij zagen dat de bestuurder de rotonde spookrijdend via de verkeerde kant opreed. Wij zagen dat er een vrachtwagen aan de andere zijde stond. Wij zagen dat ten gevolge van het handelen van de verdachte de bestuurder van de vrachtwagen moest remmen. Het was te danken aan de scherpte van de vrachtwagenchauffeur dat er geen frontale aanrijding ontstond tussen de verdachte en de vrachtwagen. Wij zagen dat dat verdachte vervolgens richting de kruising [weg] met de [weg] reed. Wij zagen dat het verkeerslicht voor rechtdoor op rood stond. Wij zagen dat de weg die de verdachte over wilde steken een provinciale weg was waar de maximale snelheid 80 kilometer per uur bedraagt. Wij zagen dat de bestuurder met een snelheid van 80 kilometer per uur door het rode verkeerslicht de [weg] reed. Wij zagen dat de verdachte hierbij levensgevaarlijk gedrag vertoonde door niet af te remmen en met deze snelheid de [weg] over te steken. Wij zagen dat er over de [weg] een rood gekleurde voertuig reed. Wij zagen dat dit voertuig ten gevolge van het handelen van de verdachte op het laatste moment keihard moest remmen. Wij zagen dit aan de ABS verlichting. Wij zagen dat de verdachte op een geschatte 2 meter voor het remmende voertuig langsreed. Als de rode auto niet was gaan remmen was er een zeer ernstig ongeluk ontstaan. Wij zagen dat verdachte het voertuig keerde en over de berm weer terugreed. Wij zagen dat de verdachte hier een bus met WD-40 uit het voertuig weggooide. Wij zagen hierbij dat de verdachte wederom dezelfde kruising door het rode verkeerslicht reed en weer richting [plaats] reed. Wij zagen dat hier binnen de bebouwde kom met meer dan 70 kilometer per uur werd gereden door de verdachte en hij hier wederom met verhoogde snelheid de rotonde via de verkeerde zijde opreed, dit terwijl er geen zicht was over de rotonde. Wij zagen dat de bestuurder over de [weg] weer richting [plaats] reed. Wij zagen, aangekomen bij de kruising met de [weg], dat de verdachte zonder af te remmen de provinciale weg overstak. Wij zagen dat dit ging met een snelheid van 60 kilometer per uur. Wij zagen dat de verdachte door een woonwijk reed over de [weg] . Wij zagen dat de verdachte hier 90 kilometer per uur reed. Wij zagen dat de verdachte met één arm zijn linker buitenspiegel kapot trok en deze op de grond gooide. Wij zagen dat de verdachte de [weg] op reed.
Wij zagen dat de verdachte op de [weg] aangekomen een mobiele telefoon uit het
voertuig in de richting van de berm/het water gooide. Wij zagen dat de verdachte iets
verderop een schoudertas van het merk Louis Vuitton vanaf de bijrijdersstoel pakte. Wij
zagen dat dit enkele secondes duurde waarna de verdachte de Louis Vuitton tas uit het raam
gooide. Wij zagen dat de rechtervoorband begon te versnipperen. Wij zagen na enkele meters dat de rechtervoorband los kwam van de velg. Wij zagen dat de verdachte zonder
rechtervoorband op zijn velg door bleef rijden. Wij zagen dat de verdachte dezelfde hoge
snelheden bleef rijden ondanks dat hij op zijn velg reed. Wij zagen dat het voertuig vervolgens over de [weg] richting de [weg] reed. Wij zagen dat de verdachte over de
[weg] reed in de richting van [plaats] . Wij zagen dat de verdachte hier 120
kilometer per uur reed en meerdere voertuigen inhaalde. Wij zagen dat de verdachte dit deed
terwijl zijn rechtervoorband kapot was en hij op zijn velg reed. Deze weg betrof een
provinciale weg met één rijstrook voor komend verkeer en één rijstrook voor afgaand
verkeer . Langs deze rijbaan is een vaart gelegen met water. Wij zagen dat door de
inhaalactie meerdere weggebruikers moesten uitwijken en moesten remmen. Wij zagen dat
de verdachte op de [weg] uit het niets vol ging remmen op de weghelft van het tegemoetkomend verkeer. Wij zagen dat de verdachte uit het voertuig sprong en dat het
voertuig door bleef rollen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal rijden onder invloed d.d. 13 juli 2023, opgenomen op pagina 122 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Wij vermoedden dat de verdachte naast alcoholhoudende drank, tevens onder invloed van
een stof als bedoeld in artikel 8 lid 1 of 5 Wegenverkeerswet 1994 verkeerde. Dit bleek uit:
rode ogen, droge mond/weinig speeksel, onsamenhangend taalgebruik, verkleinde pupillen.
Ik, [verbalisant] , heb de verdachte gevraagd toestemming te verlenen tot het verrichten van een
onderzoek als bedoeld in artikel 8 Wegenverkeerswet 1994. De verdachte verleende daartoe
geen toestemming.
Op 13 juli 2023 heb ik, [verbalisant] , daartoe bij de regeling van de Minister van Justitie en
Veiligheid aangewezen ambtenaar, de verdachte bevolen zich te onderwerpen aan een
bloedonderzoek als bedoeld in artikel 8 Wegenverkeerswet 1994, waarbij de verdachte is
meegedeeld, dat een weigering een misdrijf oplevert. De verdachte gaf geen gevolg aan dit
bevel. Verdachte weigerde door te zeggen dat hij geen medewerking verleende.
ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde:
Nu verdachte het onder 3 tenlastegelegde feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat het hof met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Deze opgave luidt als volgt:
4. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 20 december 2023;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 juli 2023, opgenomen op pagina 41 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PLO 100-2023185837 d.d. 14 september 2023, inhoudend het relaas van verbalisant;
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen d.d. 17 juli 2023, opgenomen op pagina 77 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant, met als bijlagen twee NFiDENT-rapporten d.d. 18 juli 2023.

Bewijsoverwegingen

Het hof heeft onmiddellijk na het onderzoek ter terechtzitting uitspraak gedaan in aanwezigheid van verdachte en zijn raadsman, mr. D.C. Vlielander. De voorzitter heeft de bewijsbeslissing van het hof, zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd.
Het hof acht op grond van de inhoud van bovengenoemde bewijsmiddelen de onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde feiten bewezen. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep met betrekking tot het onder 1 primair tenlastegelegde verklaard dat hij het op onderdelen niet eens is met de wijze waarop de gebeurtenissen op 13 juli 2023 door verbalisanten is beschreven, maar heeft geen vrijspraak van dat feit bepleit. De raadsman van verdachte heeft zich met betrekking tot het bewijs gerefereerd aan het oordeel van het hof. Het hof ziet geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van het betreffende proces-verbaal van bevindingen van 13 juli 2023 te twijfelen en gebruikt dit zodoende voor het bewijs op dezelfde wijze als de rechtbank dat in haar vonnis heeft gedaan. Het hof acht het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-178892-23 onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 18-178892-23:
1.primair
hij op 13 juli 2023 te [plaats] en [plaats] , als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg
- [weg] ( [weg] )
- [weg]
- [weg]
- [weg]
- [weg]
- [weg]
- [weg]
- [weg]
- of op een of meerdere andere wegen,
zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- meermaals een stopteken te negeren
- gedurende een langere periode de ter plaatse geldende maximumsnelheden in aanzienlijke mate te overschrijden,
- tijdens het rijden zijn mobiele telefoon vast te houden
- meermaals al rijdend goederen uit het voertuig te gooien
- zijn buitenspiegel kapot te trekken en deze op de grond te gooien
- meermaals bij het afslaan geen richting aan te geven
- meermaals gevaarlijk in te halen
- meermaals door rood licht te rijden
- meermaals op een rotonde tegen de verkeersrichting in te rijden
- na het loskomen van de rechtervoorband van zijn voertuig door te blijven rijden, en
- op de rijstrook voor tegemoetkomend verkeer snelheid te minderen en vervolgens uit het nog rollende voertuig te springen,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
2.
hij op 13 juli 2023 in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en geen medewerking daaraan heeft verleend.
3.
hij op 13 juli 2023 in Nederland opzettelijk heeft vervoerd 31,54 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-178892-23 onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in de zaak met parketnummer 18-178892-23 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in de zaak met parketnummer 18-178892-23 onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straffen

Het hof heeft onmiddellijk na het onderzoek ter terechtzitting uitspraak gedaan in aanwezigheid van verdachte en zijn raadsman, mr. D.C. Vlielander. De strafoplegging is toen, zakelijk weergegeven, als volgt mondeling gemotiveerd.
Verdachte is in eerste aanleg veroordeeld voor een groot aantal feiten onder vier parketnummers. Aan het oordeel van het hof zijn in hoger beroep drie feiten onderworpen, die het hof - evenals de rechtbank - bewezen acht. Het hof zal voor die feiten beoordelen welke straf passend en geboden is. Daarnaast zal het hof op grond van artikel 423 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) de straf voor de ‘overige’ door de rechtbank bewezenverklaarde feiten bepalen.
Het hof heeft daartoe gelet op de strafmotivering die de rechtbank in haar vonnis voor het geheel aan feiten heeft gegeven. Deze luidt als volgt:
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst
van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de
persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting
en de rapportage van Verslavingszorg Noord Nederland, het uittreksel uit de justitiële
documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de
verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft tweeëneenhalf jaar, met tussenpozen, gehandeld in cocaïne. Gedurende twee jaar deed hij dit samen met zijn broer. Daarnaast heeft verdachte bijna een kilo cocaïne verborgen in de woning van zijn zus en een grote hoeveelheid hennep in de woning van zijn ouders. Met zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit in het land. Drugs leiden veelal, direct en indirect, tot vele vormen van criminaliteit. Ook wordt door drugs de volksgezondheid ernstig bedreigd. Het is algemeen bekend dat verdovende middelen, mede vanwege de zeer verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers. Extra kwalijk is dat verdachte tot twee keer toe na zijn vrijlating uit het voorarrest, de eerste keer vrijwel meteen, de draad weer heeft opgepakt en verder is gegaan met de handel in cocaïne. Van enig inzicht in het strafwaardige van zijn handelen is dus niet gebleken, integendeel. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen van de opbrengsten uit deze drugshandel en heeft hij pepperspray in bezit gehad.
Om aan zijn aanhouding te ontkomen is verdachte op 2 februari 2022 ingereden op een agent en heeft hij ook twee voertuigen van de politie beschadigd. Op 13 juli 2023 ten slotte heeft verdachte, omdat hij niet betrapt wilde worden met drugs in zijn auto, door zijn gedrag in het verkeer medeweggebruikers in gevaar gebracht. Na zijn aanhouding heeft hij vervolgens geweigerd om mee te werken aan een bloedonderzoek.
Al deze feiten tezamen maken dat enkel kan worden volstaan met de oplegging van een
langdurige vrijheidsstraf. Alleen al de drugshandel rechtvaardigt volgens de oriëntatiepunten straftoemeting van het LOVS de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden. Daarnaast rekent de rechtbank verdachte met name de poging tot zware mishandeling zwaar aan. Hoewel dit niet expliciet als strafverzwarende omstandigheid aan verdachte is ten laste gelegd, rekent de rechtbank het verdachte zwaar aan dat het slachtoffer een agent betreft die bezig was met de uitvoering van zijn werk.
De rechtbank heeft ook in aanmerking genomen dat de reclassering in haar rapport van
20 november 2023 heeft geadviseerd verdachte een geheel onvoorwaardelijke straf op te
leggen, omdat geen mogelijkheden worden gezien om met interventies of toezicht de risico’s
te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen.
Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van 48 maanden passend en geboden. Daarnaast acht de rechtbank een rijontzegging van 12 maanden op zijn plaats, gelet op het verkeersgedrag van verdachte op 13 juli 2023, alsmede een rijontzegging van 12 maanden voor de poging zware mishandeling door het inrijden op een agent op 2 februari 2022.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de
penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling
wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft verder gelet op de overwegingen van de rechtbank ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen. Deze luiden, voor zover van belang, als volgt:

In beslag genomen goederen

De rechtbank acht de in beslag genomen en aan verdachte toebehorende voorwerpen, te
weten het geldbedrag van € 2.335,- en de auto van het merk [merk] met kenteken [kenteken]
vatbaar voor verbeurdverklaring. Het geldbedrag is geheel of grotendeels door middel van
het in de zaak met parketnummer 18.017561.21 onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit
(handel in cocaïne) verkregen en met betrekking tot dit geldbedrag is het in die zaak onder 4
subsidiair bewezen verklaarde feit (eenvoudig witwassen) begaan. Met behulp van de auto
zijn de in de zaak met parketnummer 18.029335.22 bewezen verklaarde feiten 1 en 4 primair begaan.
De rechtbank acht de in beslag genomen cocaïne, hennep en pepperspray vatbaar voor
onttrekking aan het verkeer. Met betrekking tot de cocaïne zijn de bewezen verklaarde feiten

2 en 3 in de zaak met parketnummer 18.017561.21, feit 2 in de zaak met parketnummer

18.155665.22, de feiten 2 en 3 in de zaak met parketnummer 18.029335.22 (…) begaan. Met betrekking tot de hennep is feit 5 in de zaak met parketnummer 18.017561.21 begaan en met betrekking tot de pepperspray feit 6 in de zaak met parketnummer 18.017561.21.

Al deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de twee in beslag genomen Gsm’s moeten worden teruggegeven aan verdachte, voor zover dat nog niet is gebeurd, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.
Het hof verenigt zich met het oordeel en de motiveringen van de rechtbank dat en waarom voor het geheel aan feiten oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden passend en geboden is. Het hof zal opgeteld dan ook tot oplegging van een gevangenisstraf van dezelfde duur komen, op de hierna uiteengezette wijze.
Strafoplegging voor de aan het oordeel van hof onderworpen feiten
Het hof acht voor de in hoger beroep bewezenverklaarde feiten oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden passend en geboden.
Als bijkomende straf acht het hof een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren passend en geboden. Het hof is van oordeel dat verdachte door zijn rijgedrag op 13 juli 2023 verschillende zeer gevaarlijke situaties op de weg heeft veroorzaakt, waarbij van geluk mag worden gesproken dat er geen ongeval heeft plaatsgevonden. Hoewel het ingestelde hoger beroep door de verdediging was ingestoken om de rijontzegging voor deze feiten niet of deels voorwaardelijk op te doen leggen, is het hof ter terechtzitting in het geheel niet gebleken dat verdachte inzicht heeft in het uiterst gevaarzettende karakter van zijn gedragingen. Daar waar hij woordelijk spijt betuigt, heeft dit vooral betrekking op de gevolgen die de vervolging en veroordeling voor hem zelf hebben gehad en niet of nauwelijks op het gevaar dat hij met zijn doldrieste en zeer gevaarlijke rijgedrag voor anderen heeft veroorzaakt. Het hof ziet daarin - tegen de achtergrond van het belang van de verkeersveiligheid - aanleiding om verdachte in dit opzicht zwaarder te straffen dan door de advocaat-generaal is gevorderd en eerder door de rechtbank is opgelegd, met dien verstande dat verdachte uit speciaal preventief oogpunt een jaar voorwaardelijke rijontzegging extra opgelegd zal krijgen om hem er gedurende de proeftijd van twee jaren van te weerhouden opnieuw de fout in te gaan.
Toepassing van artikel 423 lid 4 Sv
Nu het hoger beroep uitsluitend is gericht tegen de onder parketnummer 18-178892-23 tenlastegelegde feiten, zal het hof overeenkomstig het bepaalde in het vierde lid van artikel 423 van het Wetboek van Strafvordering de straf bepalen ten aanzien van hetgeen de rechtbank in de zaak met parketnummer 18-029335-22 onder 1, 2, 3, 4 primair en in de zaak met parketnummer 18-017561-21 onder 1, 2, 3, 4 subsidiair, 5 en 6 en in de zaak met parketnummer 18-155665-22 onder 1, 2 en 3 heeft bewezenverklaard.
Deze feiten zijn door de rechtbank als volgt gekwalificeerd:
in de zaak met parketnummer 18-017561-21:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
subsidiair:eenvoudig witwassen;
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, met uitzondering van onderdeel 2° of onderdeel 7°;
in de zaak met parketnummer 18-155665-22:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
in de zaak met parketnummer 18-029335-22:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
primair:poging tot zware mishandeling.
Het hof bepaalt de door de rechtbank opgelegde straf voor deze feiten op een gevangenisstraf voor de duur van 46 maanden met aftrek van voorarrest.
Daarnaast bepaalt het hof de door de rechtbank opgelegde bijkomende straf voor het inrijden op een agent op 2 februari 2022 (parketnummer 18.029335.22, feit 4 primair) op een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden.

Overige beslissingen van de rechtbank

De beslissing van de rechtbank ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij is in hoger beroep niet aan de orde.
De beslissingen van de rechtbank ten aanzien van het beslag zijn genomen in de zaken met parketnummers 18.017561.21, 18.55665.22 en 18.029335.22 en zijn in hoger beroep in zoverre aan de orde dat het hof de beslissingen van de rechtbank ten aanzien daarvan op de voet van artikel 423, lid 4 Sv zal overnemen en - met het oog op een juiste executie - in het dictum van dit arrest zal vermelden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 45, 47, 57, 63, 302 en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 5a, 163, 176, 179 en 179a van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het
in de zaak met parketnummer 18-178892-23onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het
in de zaak met parketnummer 18-178892-23onder 1 primair, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt de verdachte ter zake van het
in de zaak met parketnummer 18-178892-23onder 1 primair bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging, groot
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Toepassing artikel 423 lid 4 Sv
Bepaalt de door de rechtbank opgelegde straf voor het
in zaak 18-029335-22 onder 1, 2, 3, 4 primair en in zaak 18-017561-21 onder 1, 2, 3, 4 subsidiair, 5 en 6 en in zaak 18-155665-22 onder 1, 2 en 3bewezenverklaarde op:

een gevangenisstraf voor de duur van 46 (zesenveertig) maanden.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt de verdachte ter zake van het
in de zaak met parketnummer 18-029335-22onder 4 primair bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.

Verklaart verbeurd de volgende in beslag genomen voorwerpen:

- € 2.355,- ( omschrijving: G1351894);
- personenauto met kenteken [kenteken] (omschrijving: G1219439, blauw, merk [merk] )

Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen

- 1 stk verdovende middelen (omschrijving: 1351893);
- 1 bus pepperspray (omschrijving: 1351866);
- 13 stk verdovende middelen (omschrijving: G1351895, hennep);
- 2 stk verdovende middelen (omschrijving: G1462890, cocaïne crack);
- 2 stk verdovende middelen (omschrijving: G1456306, cocaïne crack).

Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen:

- GSM (omschrijving: 1352118, Apple iPhone 12);
- GSM (omschrijving: 1351861, Apple iPhone A1778).
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. G.A. Versteeg en mr. M. van der Horst, raadsheren,
in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier,
en op 22 juli 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.