ECLI:NL:GHARL:2024:4985

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
21-001952-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor bezit en vervaardiging van kinderporno met aangepaste strafoplegging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Overijssel. De verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden wegens het bezit en vervaardigen van kinderporno. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd ten aanzien van de strafoplegging, maar het vonnis voor het overige bevestigd. De nieuwe straf die het hof oplegt, bestaat uit een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 357 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 480 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. Het hof legt ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht, ambulante behandeling en een reisverbod buiten de Europese Unie.

Het hof overweegt dat, gezien de leeftijd van de verdachte, de ouderdom van de feiten en de negatieve gevolgen die de verdachte zelf heeft ondervonden van zijn strafbare gedragingen, een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige feiten, waaronder het maken van foto's van een minderjarige jongen in een kwetsbare situatie. Het hof benadrukt de noodzaak van speciale preventie en de rol van behandeling in het voorkomen van toekomstige strafbare feiten. De beslissing van het hof is in overeenstemming met de aard en ernst van de feiten, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zijn in de strafoplegging meegenomen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001952-22
Uitspraak d.d.: 1 augustus 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshofArnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 29 april 2022 met parketnummer 08-960047-18 in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1952,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 18 juli 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. T. van der Goot, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht, wegens – kort gezegd – het verwerven, het vervaardigen, het in bezit hebben en het zich door middel van een geautomatiseerd werk de toegang daartoe verschaffen van kinderporno (feiten 1 en 2) en het in bezit hebben van dierenporno (feit 3). Daarnaast heeft de rechtbank de op de beslaglijst met datum 30 maart 2022 genoemde voorwerpen onder de nummers 1 tot en met 19 en 21 tot en met 24 onttrokken aan het verkeer en het op die beslaglijst genoemde voorwerp onder nummer 20 aan verdachte teruggeven.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank voor wat betreft de bewezenverklaring, de kwalificatie en de strafbaarheid op juiste wijze heeft beslist. Wel legt het hof een andere straf op. Het verweer dat in hoger beroep is gevoerd is in de kern gelijk aan hetgeen in eerste aanleg naar voren is gebracht. Het hof is van oordeel dat de rechtbank dit verweer terecht en grotendeels op juiste gronden heeft verworpen. Het hof zal het vonnis ten aanzien van die onderdelen daarom bevestigen, met dien verstande dat het hof zijn bewijsoverwegingen voor twee van de bewijsoverwegingen van de rechtbank in de plaats stelt.
Het hof komt voor zover het betreft de aan de verdachte opgelegde straf tot een andere beslissing dan de rechtbank. In zoverre zal het vonnis dan ook worden vernietigd.

Bewijsoverweging

Het hof stelt zijn hierna volgende bewijsoverwegingen in de plaats van de bewijsoverwegingen van de rechtbank, zoals opgenomen op pagina 9, tweede en derde alinea, van het vonnis:
Vooropgesteld moet worden dat artikel 240b (oud) van het Wetboek van Strafrecht mede ziet op een afbeelding die weliswaar niet een gedraging van expliciet seksueel aard toont, maar die, gelet op de wijze waarop zij is tot stand gekomen eveneens strekt tot het opwekken van seksuele prikkeling. Hierbij kan het gaan om een afbeelding van een jeugdige in een zodanige houding of omgeving dat de afbeelding daardoor een onmiskenbaar seksuele strekking heeft. [1]
Op de foto’s met bestandnamen [bestandnamen] – die tijdens de terechtzitting in hoger beroep zijn bekeken – is een jongen met een geschatte leeftijd tussen de twaalf en zestien jaar te zien, die geheel naakt is en zich op het bed in de hotelkamer van verdachte bevindt. Op één van de foto’s houdt hij zijn beide handen voor zijn geslachtsdeel, op de andere foto houdt hij één hand voor zijn geslachtsdeel en in beide gevallen blijft een gedeelte van de balzak te zien. [2] Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij deze foto’s heeft gemaakt en dat de jongen in zijn hotelkamer was omdat hij van verdachte toestemming had gekregen om daar te douchen. Het hof is van oordeel dat deze beide foto’s op zichzelf “onschuldig” zouden kunnen zijn, maar gelet op de context waarin de foto’s zijn gemaakt, namelijk een jongen van tussen de twaalf en zestien jaar die op het bed van de hotelkamer van een oudere man (die geen familie of vriend van hem is) naakt poseert waarbij een deel van zijn balzak te zien is, een onmiskenbaar seksuele strekking hebben. Het hof is daarom van oordeel dat de foto’s met bestandnamen [bestandnamen] als kinderpornografisch moeten worden aangemerkt.
Voor het overige verwijst het hof naar de bewijsoverwegingen van de rechtbank.

Oplegging van straf en/of maatregel

De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 23 maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 10 jaren en daarbij oplegging van algemene en bijzondere voorwaarden, zoals geformuleerd in het schriftelijk requisitoir.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld – mocht het hof tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten komen – dat er aan verdachte een taakstraf van maximale duur gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van maximaal drie jaren wordt opgelegd. Daarnaast heeft de raadsman voorgesteld om eventueel als bijzondere voorwaarde ‘controle op gegevensdragers’ aan verdachte op te leggen.
Het oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken, is het hof van oordeel dat oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, beide van de hierna aan te geven duur, passend en geboden is.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van een grote hoeveelheid kinderporno. Daarnaast heeft verdachte tijdens zijn vakantie op de Filipijnen in zijn hotelkamer foto’s van een geheel ontklede minderjarige jongen gemaakt. Bij de productie van kinderpornografische afbeeldingen worden kinderen seksueel misbruikt door volwassenen, terwijl die hen juist tegen dit soort handelen in bescherming behoren te nemen. Het hoeft geen betoog dat dergelijk misbruik zeer nadelige gevolgen kan hebben voor de desbetreffende kinderen en dat zij hierdoor ernstig kunnen worden geschaad in hun verdere ontwikkeling. Verdachte heeft door zijn handelen een bijdrage geleverd aan de instandhouding van dergelijke verwerpelijke praktijken.
Daarnaast heeft verdachte enkele foto’s met dierenporno in zijn bezit gehad. Voor de vervaardiging van pornografische afbeeldingen met dieren, zijn dieren (en soms ook mensen waaronder kinderen) misbruikt om de lustgevoelens van (andere) personen te bevredigen. Ook hiervoor geldt dat door de vraag naar dergelijke afbeeldingen, de productie ervan en het daarmee samenhangende misbruik in stand worden gehouden.
Volgens de LOVS-oriëntatiepunten komt gelet op de bewezenverklaarde feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in aanmerking. Verder volgt uit de wet dat aan verdachte voor de bewezenverklaarde feiten alleen een taakstraf kan worden opgelegd indien deze wordt gecombineerd met een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Naast de ernst van de feiten en de oriëntatiepunten zijn bij de strafoplegging ook de persoonlijke omstandigheden van verdachte van belang. Ten aanzien daarvan geldt het volgende:
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 juni 2024 blijkt dat verdachte niet eerder in Nederland is veroordeeld voor een strafbaar feit. Uit het uittreksel blijkt ook dat verdachte na de onderhavige feiten niet opnieuw is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten en dat evenmin sprake is van openstaande zaken. Er is aldus niet gebleken dat verdachte zich na 2018 opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.
Verdachte is inmiddels 72 jaar. De Nederlandse politie begon in 2018 een onderzoek naar het bezit van kinderporno toen verdachte in [plaats] in verband met de beschuldiging van ontucht met een minderjarige jongen was aangehouden. Verdachte is in [plaats] voor dat feit veroordeeld en heeft daar ruim anderhalf jaar in de gevangenis gezeten. Tijdens de detentie is verdachte driemaal ernstig ziek geweest. Onder meer liep hij dengue op waaraan hij schade aan zijn gewrichten overhield.
Toen verdachte terugkeerde in Nederland ondervond hij (opnieuw) de negatieve gevolgen van de veroordeling in [plaats] en de verdenking van het bezit van kinderporno. Een deel van zijn dorpsgenoten stelde zich ronduit vijandig op en zijn dochter wil geen contact meer met hem waardoor hij zijn kleinkinderen ook niet meer ziet.
De feiten die nu aan de orde zijn, heeft verdachte gepleegd voordat hij in [plaats] werd aangehouden. Gelet op de leeftijd van verdachte, de ouderdom van de bewezenverklaarde feiten en de hierboven beschreven negatieve gevolgen voor de verdachte zelf van zijn strafbare gedragingen, ziet het hof reden om – ondanks de ernst van het bewezenverklaarde – geen (lange) onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf op te leggen. Het hof acht een straf die ziet op speciale preventie in combinatie met een zeer forse taakstraf passender.
Ten aanzien van de speciale preventie, acht het hof het volgende van belang:
Door het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle is op 2 juli 2024 beslist dat verdachte niet meer het recht heeft om zich als psychotherapeut of als arts in het BIG-register in te schrijven en dat hij geen werkzaamheden mag verrichten in de zorg die betrekking hebben op minderjarigen.
Volgens de psychiater en de psycholoog die verdachte hebben onderzocht, is bij hem sprake van een pedofiele stoornis. Uit het reclasseringsadvies van 12 april 2022 en het Pro Justitia rapport van 11 april 2022 van de psycholoog volgt dat een ambulante behandeling noodzakelijk is om het risico op het plegen van nieuwe strafbare feiten te beperken. De reclassering overweegt daarbij dat er enkel kans van slagen van een dergelijk traject is, als verdachte kenbaar heeft gemaakt open te staan voor een behandeling. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep te kennen gegeven dat hij open staat voor begeleiding in het kader van een terugvalpreventieprogramma (wat het hof hierna als ‘behandeling’ zal duiden) en dat hij graag een contactpersoon bij de reclassering zal willen hebben voor het geval hij een terugval heeft.
Verdachte heeft in een land buiten de Europese Unie kinderporno vervaardigd en is inmiddels in [plaats] onherroepelijk veroordeeld voor ontucht met een minderjarige in dat land. Het hof houdt daar rekening mee bij de invulling van de bijzondere voorwaarden bij het voorwaardelijk strafdeel.
Alles afwegend is het hof van oordeel dat – mede gelet op wat hiervoor is overwogen en de aard en de ernst van de gepleegde feiten – de oplegging van een taakstraf van 480 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis en een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 357 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren passend en geboden is. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient er enerzijds toe om de ernst van de feiten tot uitdrukking te brengen en anderzijds om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen. Ook het verbinden van de volgende bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke gevangenisstraf, te weten de meldplicht, de ambulante behandeling en het reisverbod buiten de Europese Unie acht het hof in dit geval passend en geboden. Op die manier blijft verdachte nog drie jaar lang onder toezicht staan, wordt er aan zijn herstel gewerkt en is de maatschappij (ook buiten de Europese Unie) ondertussen beschermd.
Het hof zal aan verdachte ook een taakstraf opleggen. Het hof wil de ernst van de gepleegde feiten ook laten terugkomen in de taakstraf. Derhalve wordt aan verdachte een taakstraf van 480 uren opgelegd. Het hof gaat daarbij ervan uit dat de reclassering in staat is voor verdachte zodanige werkzaamheden te vinden dat verdachte deze kan verrichten.
Gelet op het feit dat verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij in de toekomst graag weer naar landen buiten de Europese landgrenzen wil reizen, dat verdachte in de Filipijnen kinderporno heeft vervaardigd, dat hij in [plaats] onherroepelijk is veroordeeld voor ontucht en het gegeven dat er sprake is van misdrijven die zien op de onaantastbaarheid van het lichaam, is het hof van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Het hof zal daarom bevelen dat de bijzondere voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

De inbeslaggenomen voorwerpen

Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de op de beslaglijst met datum 30 maart 2022 genoemde voorwerpen onder de nummers 1 tot en met 19 en 21 tot en met 24 dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Verder heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat de op de beslaglijst met datum 30 maart 2022 genoemde voorwerp onder nummer 20 aan verdachte teruggegeven dient te worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het oordeel van het hof
Het hof zal de op de beslaglijst met datum 30 maart 2022 genoemde voorwerpen onder de nummers 1 tot en met 19 en 21 tot en met 24 onttrekken aan het verkeer, omdat met deze voorwerpen het feit is begaan en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Het hof zal het op de beslaglijst met datum 30 maart 2022 genoemde voorwerp onder nummer 20 aan verdachte teruggeven.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 240b (oud) en 254a (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
360 (driehonderdzestig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
357 (driehonderdzevenenvijftig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde gedurende de proeftijd van
3 (drie) jaren:
 zich persoonlijk binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van dit arrest meldt bij Reclassering Nederland, [locatie] en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de reclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang die instelling dat noodzakelijk acht. De veroordeelde zal zich houden aan de voorschriften en aanwijzingen die door of namens de reclassering aan hem gegeven worden;
 zich ambulant zal laten behandelen/begeleiden door het centrum voor klinische forensische psychiatrie, [zorginstelling] , of een soortgelijke zorginstelling in het kader van terugvalpreventie. De behandeling duurt zolang de reclassering dit nodig acht maar niet langer dan de duur van de in dit arrest gestelde proeftijd van drie jaar. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de zorgverlener worden gegeven;
 zich niet buiten de Europese Unie zal begeven, tenzij dit wordt toegestaan door de reclassering, die hierover overlegt met het Openbaar Ministerie;
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
480 (vierhonderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: de op de beslaglijst met datum 30 maart 2022 genoemde voorwerpen onder de nummers 1 tot en met 19 en 21 tot en met 24.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: de op de beslaglijst met datum 30 maart 2022 genoemde voorwerp onder nummer 20 ( [weekendtas] ).
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. R. Verkijk, voorzitter,
mr. J.D. den Hartog en mr. M.L. Plas, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.B.T. Renes, griffier,
en op 1 augustus 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Hoge Raad, 7 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO6446.
2.Pagina 716 en de eigen waarneming van dit hof, gedaan ter terechtzitting van 18 juli 2024, dat op één van de foto’s hij zijn beide handen voor zijn geslachtsdeel houdt, op de andere foto hij één hand voor zijn geslachtsdeel houdt en in beide gevallen een gedeelte van de balzak blijft te zien.