ECLI:NL:GHARL:2024:4944

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
200.308.511/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van een partijafspraak in de akte van verdeling over de meeropbrengst van de voormalige echtelijke woning met toepassing van de Haviltex-maatstaf

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, staat de uitleg van een partijafspraak in een akte van verdeling centraal. De zaak betreft een geschil tussen een man en een vrouw, die in het verleden gehuwd waren en nu in een juridische strijd verwikkeld zijn over de verdeling van de meeropbrengst van hun voormalige echtelijke woning. De man vordert een bedrag van € 19.000,- van de vrouw, gebaseerd op de verdelingsakte die in 2014 is opgemaakt. De vrouw betwist deze vordering en stelt dat de man geen recht heeft op dit bedrag, onder andere omdat hij geen bijdrage heeft geleverd aan de kosten van de verzorging van hun dochter en omdat hij een woning in Turkije heeft gekregen.

Het hof heeft eerder in een tussenarrest van 20 september 2022 de vordering van de vrouw tot niet-ontvankelijkverklaring van de man afgewezen. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 mei 2024 is de zaak verder besproken. Het hof heeft vastgesteld dat de man zijn vordering heeft beperkt tot € 19.000,- en dat partijen verschillende interpretaties hebben van de bepalingen in de verdelingsakte. Het hof heeft de Haviltex-maatstaf toegepast om de bedoelingen van partijen bij de akte te achterhalen.

Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat de man recht heeft op de gevorderde € 19.000,-, omdat de afspraken in de verdelingsakte niet in verband kunnen worden gebracht met de onderhoudsbijdrage voor de dochter. Het hof heeft de vordering van de man toegewezen en de proceskosten gecompenseerd, gezien de relatie tussen de partijen als gewezen echtgenoten. De uitspraak is gedaan op 30 juli 2024.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.308.511/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 8268167
arrest van 30 juli 2024
in de zaak van
[appellant](de man),
die woont in [woonplaats1] (Turkije),
appellant,
bij de kantonrechter: eiser in conventie en verweerder in reconventie,
advocaat: mr. K.J. Kanning, die kantoor houdt in Assen,
tegen
[geïntimeerde](de vrouw),
die woont in [woonplaats2] ,
geïntimeerde,
bij de kantonrechter: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
advocaat: mr. H.C.L. Crozier, die kantoor houdt in Sneek.

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Dit hof heeft bij tussenarrest van 20 september 2022 de vordering van de vrouw in het incident tot niet-ontvankelijkverklaring van de man in zijn hoger beroep afgewezen en iedere beslissing in de hoofdzaak aangehouden.
1.2.
Naar aanleiding van voornoemd tussenarrest heeft op 22 mei 2024 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal).

2.De kern van de zaak

2.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de man op grond van de verdelingsakte met betrekking tot de voormalige echtelijke woning een vordering heeft op de vrouw van € 19.000,- en zo ja, of die vordering al dan niet geheel moet worden toegewezen.
2.2.
Bij de kantonrechter heeft de man in conventie gevorderd:
primairde vrouw te veroordelen tot betaling van € 19.000,- dan wel een bedrag dat de kantonrechter in goede justitie vermeent te behoren, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 december 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
subsidiairdat een deskundige als bedoeld in de akte van verdeling wordt benoemd om zijn aandeel in de meeropbrengst van de voormalige echtelijke woning aan het [adres] te [plaats1] bindend vast te stellen.
Verder heeft de man een veroordeling van de vrouw in de proceskosten gevorderd.
De vrouw heeft verweer gevoerd en gevorderd dat de man niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vorderingen, dan wel dat die worden afgewezen. Op haar beurt heeft zij in reconventie gevorderd de man te veroordelen:
  • tot medewerking aan taxatie van de woning in Turkije binnen veertien dagen na het door de kantonrechter te wijzen vonnis;
  • tot afgifte van een afschrift van de administratie met betrekking tot de verhuurinkomsten vanaf 2015 binnen veertien dagen na het door de kantonrechter te wijzen vonnis op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1000,- per dag dat de man nalaat aan het bepaalde te voldoen;
  • tot betaling aan de vrouw van de helft van de waarde van de Turkse woning plus de helft van de huurinkomsten binnen veertien dagen na taxatie van de woning op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1000,- per dag dat de man nalaat aan het bepaalde te voldoen; en
  • in de proceskosten in conventie en in reconventie, waaronder de salariskosten van de gemachtigde van de vrouw.
2.3.
In zijn eindvonnis van 28 december 2021 heeft de kantonrechter alle vorderingen van zowel de man als de vrouw afgewezen. Daarbij is bepaald dat partijen elk hun eigen
proceskosten dragen. De bedoeling van het hoger beroep van de man is dat zijn door de kantonrechter afgewezen vorderingen alsnog worden toegewezen en dat de vrouw in de kosten van zowel de procedure bij de kantonrechter als het hoger beroep wordt veroordeeld. De vrouw vindt dat het hof de man niet-ontvankelijk dient te verklaren in zijn vorderingen en dat de beslissing van de kantonrechter in stand moet blijven. Verder vindt zij dat de man in de kosten van het hoger beroep, inclusief die van het incident in hoger beroep, moet worden veroordeeld.

3.De feiten

3.1.
Partijen zijn [in] 1993 met elkaar gehuwd in [plaats2] , Turkije. Tijdens hun huwelijk hebben zij een woning gekocht aan de [adres] in [plaats1] . Partijen hebben in 2001 (tijdens het huwelijk) een extra hypothecaire geldlening afgesloten ten bedrage van € 21.000- met als onderpand de woning in [plaats1] .
3.2.
Bij beschikking van 27 augustus 2014 werd de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De beschikking werd op 9 september 2014 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De man is (weer) in Turkije gaan wonen.
3.3.
Partijen hebben ten overstaan van notaris [naam1] op 9 december 2014 een akte van verdeling laten opmaken met betrekking tot de aan hen toebehorende woning in [plaats1] . In deze akte is deze woning toegedeeld aan de vrouw, met daarbij de verplichting voor de vrouw om de resterende hypotheekschuld op zich te nemen en de man te (laten) ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid daarvoor. Partijen zijn met betrekking tot de overbedeling van de vrouw overeengekomen dat de man uit overwegingen van moraal en fatsoen onder bepaalde voorwaarden geen aanspraak zal maken op zijn vordering uit onderbedeling.
3.4.
In de akte van levering en verdeling van 9 december 2014 is, voor zover hier van belang, opgenomen:
“VERDELING REGISTERGOED
Thans overgaande tot verdeling verklaarden de verschenen personen, handelend als gemeld, dat ter uitvoering van het tussen partijen overeengekomene wordt toegedeeld en geleverd aan [geïntimeerde] , die deze toedeling en levering aanvaardt, het navolgende registergoed:
het woonhuis met toebehoren, ondergrond, erf en tuin, staande en gelegen [adres] te [plaats1] , kadastraal bekend gemeente [de gemeente] , sectie K, nummer 946, groot drie are en één centiare (3.01 a),
hierna ook te noemen: ‘het registergoed’,
zulks onder de verplichting voor [geïntimeerde] om voor haar rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen, [appellant] deswege vrijwarende, de hypothecaire schuld aan de naamloze vennootschap ING Bank N.V., statutair gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: ‘de bank’.”
[…]
“Gemelde hypothecaire schuld is thans pro resto groot (afgerond):
eenhonderdwintigduizend euro (€ 120.000,00).”
[…]
“OVERBEDELING
De waarde van het registergoed op grond van de Wet Waardering onroerende zaken bedraagt thans: eenhonderdachtenvijftigduizend euro (€ 158.000,00).
Partijen erkennen dat ten gevolge van vorenstaande verdeling en toedeling van het registergoed vaan [geïntimeerde] , [geïntimeerde] wordt overbedeeld.
Aangezien de dochter van partijen bij [geïntimeerde] zal blijven wonen en [geïntimeerde] deswege de zorg en opvoeding van hun dochter op haar neemt, zal [appellant] uit overwegingen van moreel en fatsoen geen aanspraak maken op zijn onderbedelingsvordering op [geïntimeerde] , onder de navolgende voorwaarden:
Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van [appellant] , mag [geïntimeerde] het registergoed noch geheel, noch gedeeltelijk vervreemden, behoudens ingeval de vervreemding een direct of indirect gevolg is van sluiting van het bedrijf alwaar [geïntimeerde] werkzaam is.
In andere gevallen zal [appellant] bij vervreemding van het registergoed aanspraak kunnen maken op zijn onderbedelingsvordering, welke alsdan zal bestaan uit een deel van de meeropbrengst van het registergoed.
De meeropbrengst zal door partijen in onderling overleg worden bepaald, naar redelijkheid en billijkheid. Bij gebreke aan overeenstemming over de vaststelling van bedoelde meeropbrengst wordt deze bindend vastgesteld door een deskundige, te benoemen in onderling overleg en bij gebreke van overeenstemming door de kantonrechter.
De kosten van de deskundige, inclusief de benoeming, komen voor rekening van partijen, ieder voor de helft.
Voormelde voorwaarden vervallen bij overlijden van [appellant] danwel bij overlijden van [geïntimeerde] .”
[…]
“BEPALINGEN VAN DE VERDELING”
[…]
“7. Partijen aanvaarden de verdeling van het registergoed te hunnen bate of schade zodat vernietiging van deze verdeling op grond van dwaling over de waarde van het registergoed en/of gemelde hypothecaire schuld is uitgesloten.
Partijen doen over en weer afstand van de bevoegdheid om vernietiging of herrekening van deze verdeling te vorderen en van hun eventuele bevoegdheid ontbinding van deze verdeling te vorderen.
Partijen hebben bewust afgezien van taxatie van het registergoed en aanvaarden het risico van een mogelijke benadeling. Mochten partijen of één van hen dwalen over de waarde hiervan dan is vernietiging toch uitgesloten.
8. Partijen zijn overeengekomen dat de kosten van deze akte ten laste komen van [geïntimeerde] .
KWIJTING
Partijen hebben op vorenstaande wijze de onderhavige onverdeeldheid van het registergoed tot hun volkomen genoegen verdeeld.
Partijen hebben in verband met deze verdeling niets meer van elkaar te vorderen.
Partijen verlenen elkaar volledige kwijting over en weer.”
[…]

SLOTVERKLARING
Partijen hebben verklaard zich volledig bewust te zijn van de vermogensrechtelijke gevolgen van deze verdeling en levering en hierover voldoende te zijn geïnformeerd.”
[…]
3.5.
De voorzieningenrechter heeft de vrouw bij vonnis in kort geding van 26 juni 2019 bij verstek vervangende toestemming gegeven tot verkoop en levering van de woning aan de [adres] te [plaats1] (de voormalige echtelijke woning). Bij vonnis in verzet in kort geding van 6 november 2019 heeft de voorzieningenrechter het verstekvonnis van 26 juni 2019 bekrachtigd.
3.6.
De in 2014 aan de vrouw toegedeelde woning aan de [adres] te [plaats1] is in 2019 door haar verkocht en geleverd aan een derde.

4.Het oordeel van het hof

4.1.
Het hof zal beslissen dat de vordering van de man in hoger beroep alsnog wordt toegewezen. Deze beslissing legt het hof hierna verder uit.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.2.
De zaak heeft een internationaal karakter omdat de man zowel de Nederlandse als de Turkse nationaliteit heeft en in Turkije woont. De vrouw heeft eveneens zowel de Nederlandse als de Turkse nationaliteit. Zij woont in Nederland. Het onderhavige geschil betreft in feite de nakoming dan wel uitvoering van de tussen partijen in de verdelingsakte opgenomen afspraken op grond waarvan de man een bedrag van € 19.000,- van de vrouw vordert. Op grond van artikel 4 lid 1 Brussel I-bis [1] heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht omdat de vrouw ten tijde van het instellen van de rechtsvordering als gedaagde partij in Nederland ( [woonplaats2] ) woonplaats had.
4.3.
Geen van de partijen heeft een grief opgeworpen tegen de toepassing van het Nederlandse recht door de kantonrechter, zodat ook het hof bij de beoordeling van dit geschil Nederlands recht tot uitgangspunt zal nemen.
De vordering van € 19.000,-
4.4.
Het hof stelt voorop dat namens de man ter zitting is verklaard dat hij zijn vordering om hem moverende redenen beperkt tot € 19.000,-. Gelet hierop heeft de man geen belang meer bij zijn grieven I en II voor zover die de hoogte van de vordering van de man betreffen.
4.5.
Partijen verschillen van mening over de vraag hoe groot, bezien naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, het aandeel van de man in de meeropbrengst van de verkochte voormalige echtelijke woning is. De vordering van de man is gebaseerd op de bepaling over de overbedeling die is opgenomen in de hiervoor onder 3.4 genoemde verdelingsakte. Hij gaat daarbij uit van een naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid te verdelen overwaarde van € 38.000,-, gezien de in die akte vermelde WOZ-waarde van de woning van € 158.000,- en de vermelde hypotheekschuld van € 120.000,-. De man maakt aanspraak op de helft van deze overwaarde, te weten € 19.000,-.
De vrouw stelt zich op het standpunt dat de man geen aanspraak kan maken op zijn deel van de hiervoor genoemde meeropbrengst, omdat de daarover gemaakte afspraak niet los kan worden gezien van de omstandigheid dat hij geen bijdrage leverde aan de kosten van verzorging en opvoeding van [naam2] , de dochter van partijen, hij op zijn beurt de woning in Turkije toegedeeld heeft gekregen en omdat de vrouw de hypotheeklasten van de woning in Turkije heeft gedragen. Zij legt de afspraak in de verdelingsakte zo uit dat het aandeel van de man in de meeropbrengst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid nihil is.
4.6.
Het hof overweegt als volgt. Vast staat dat de in 2014 aan de vrouw toegedeelde voormalige echtelijke woning in 2019 zonder toestemming van de man maar met vervangende toestemming van de voorzieningenrechter door de vrouw is verkocht en geleverd aan een derde. Ter zitting hebben partijen verklaard dat voor vaststelling van de meeropbrengst van de woning kan worden uitgegaan van de WOZ-waarde in 2014 van € 158.000,-. Onbetwist staat vast dat het restant van de op de woning rustende hypothecaire lening in 2014 € 120.000,- bedroeg. In de akte van verdeling hebben partijen in 2014 afgesproken dat de man aanspraak heeft op een aandeel in de meeropbrengst naar redelijkheid en billijkheid in onderling overleg te bepalen.
4.7.
De vraag hoe de bepaling in de verdelingsakte over de verdeling van de meeropbrengst moet worden uitgelegd, moet niet alleen worden beantwoord op grond van de tekst en inhoud van die akte, maar ook aan de hand van wat partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid en wat zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de Haviltexmaatstaf).
4.8.
Het hof maakt uit de stukken en wat op de zitting is besproken op dat partijen de hiervoor genoemde bepaling uit de verdelingsakte verschillend uitleggen. Gebleken is dat partijen niet samen naar de notaris zijn gegaan, maar ieder afzonderlijk en ook afzonderlijk van elkaar contact met de notaris hebben gehad. Geen van de partijen heeft iets aangevoerd over een eventuele uitleg van de notaris bij de desbetreffende bepaling. Verder hebben partijen een verschillende lezing over de bedoeling van de desbetreffende bepaling. Dit maakt dat het hof die bepaling zal moeten uitleggen, in overeenstemming met de hiervoor genoemde maatstaf.
4.9.
In het op 7 juli 2014 door partijen overeengekomen ouderschapsplan leest het hof dat partijen hebben vastgesteld dat de man geen draagkracht heeft om bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [naam2] . Partijen waren het er dus over eens dat de man in 2014 niet beschikte over draagkracht om een alimentatiebijdrage voor [naam2] te voldoen. De tekst van de verdelingsakte bevat geen bepaling over de kinderalimentatie of een andere aanknoping die het standpunt van de vrouw zou kunnen steunen. Als de vrouw zou worden gevolgd in haar lezing over de bepaling in de verdelingsakte onder “Overbedeling”, zou dat betekenen dat is afgesproken dat de man door middel van verrekening van de meeropbrengst van de woning toch kinderalimentatie zou betalen, in de wetenschap dat hij niet over draagkracht daarvoor beschikte. Het hof neemt voorts in aanmerking de door partijen op 1 september 2014 (zie productie 8 bij de inleidende dagvaarding van de man) ondertekende brief aan mr. Kauling waarin staat vermeld:
“Wij zijn overeengekomen dat [geïntimeerde] en [naam2] samen in het huis ( [adres] ) blijven wonen. [appellant] doet afstand van het huis. Het huis mag niet worden verkocht. Alleen bij het sluiten van het bedrijf waar (ANWB) [geïntimeerde] werkzaam is. Met goede overleg ( [appellant] en [geïntimeerde] ) mag verkocht worden. Mocht het om andere reden zijn dan heeft [appellant] recht op een aandeel.”Het hof constateert dat de in de verdelingsakte onder “Overbedeling” opgenomen bepaling aansluit bij de inhoud van deze brief aan mr. Kauling. Gelet op het voorgaande ziet het hof in de tekst van de verdelingsakte en ook anderszins geen aanknopingspunten om de uitkering van de meeropbrengst aan de man in verband te brengen met een door de man te betalen onderhoudsbijdrage voor dochter [naam2] .
4.10.
Het hof zal verder voorbijgaan aan de stelling van de vrouw dat tegenover de meeropbrengst van de voormalige echtelijke woning staat dat de man de woning in Turkije kreeg toebedeeld. Deze stelling is door de man gemotiveerd betwist. Daarnaast maakt het hof uit de stukken en wat tijdens de zitting is besproken op dat de woning in Turkije in 2001 is gekocht en dat partijen economisch eigenaar zijn van deze woning. Partijen hebben een door hen in 2001 afgesloten hypothecaire lening van € 21.000,- geheel of ten dele aangewend om de aankoop van die woning mogelijk te maken. Het hof leidt uit de brief van mr. Kauling van 10 juli 2014 aan partijen (productie 5 bij de conclusie van repliek in conventie/antwoord in reconventie in eerste aanleg) af dat partijen bij de echtscheiding de woning in Turkije buiten de verdeling hebben gehouden. Dit volgt ook uit de door partijen op 1 september 2014 ondertekende brief aan mr. Kauling, waarin niets is opgenomen over de verdeling van de woning in Turkije. Daarom is er naar het oordeel van het hof geen grond om bij de verdeling van de meeropbrengst van de voormalige echtelijke woning een bedrag ter zake van de verdeling van de woning in Turkije in mindering te brengen.
4.11.
Voor zover bij de verdeling van de meeropbrengst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid rekening gehouden zou moeten worden met de kosten van de woning in Turkije, overweegt het hof als volgt. Uit wat hiervoor onder 4.10 is overwogen volgt dat de woning in Turkije onverdeeld is gelaten. Voor zover er kosten zijn die voortvloeien uit de economische eigendom van die onverdeelde woning, zoals hypotheeklasten, geldt dat die samen door partijen moeten worden gedragen. Om de kosten van die woning te kunnen verrekenen, had het op de weg van de vrouw gelegen om aan te tonen welk bedrag van de hypotheeklasten is aangewend voor de woning in Turkije. Naar het oordeel van het hof heeft zij het door haar genoemde bedrag van € 89,11 per maand, mede in het licht van de betwisting door de man, onvoldoende onderbouwd. Dit geldt ook voor de door haar gestelde huuropbrengsten die de man zou hebben ontvangen. Daarom zal het hof bij de bepaling van het aandeel van de man in de meeropbrengst van de woning hiermee geen rekening kunnen houden.
4.12.
Uit hetgeen hiervoor onder 4.4 tot en met 4.11 is overwogen volgt dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid het aandeel van de man in de meeropbrengst van de voormalige echtelijke woning de helft van € 38.000,- bedraagt, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 19.000,-. Daarom zal het hof de vordering van de man toewijzen.
4.13.
Het hof zal de proceskosten in beide instanties, inclusief de kosten van het incident in hoger beroep, compenseren, omdat partijen gewezen echtgenoten zijn en hun geschil voortvloeit uit de ontbinding van hun huwelijk.
4.14.
De veroordeling in deze uitspraak kan ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaar bij voorraad).

5.De beslissing

Het hof:
5.1.
vernietigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 28 december 2021 en beslist als volgt:
5.2.
veroordeelt de vrouw om aan de man te betalen een bedrag van € 19.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 december 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt, zowel van het hoger beroep (inclusief het incident) als van de procedure bij de kantonrechter;
5.4.
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.G. Knot, M.A.F. Veenstra en F. Menso, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
30 juli 2023.

Voetnoten

1.Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerljike en handelszaken.