ECLI:NL:GHARL:2024:4941

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
200.342.288
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van machtiging voor gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 juli 2024 de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel bekrachtigd, waarbij een machtiging voor gesloten jeugdhulp is verleend voor een minderjarige, geboren in 2011. De moeder, die het gezag over de minderjarige heeft, ging in hoger beroep tegen de beslissing van de kinderrechter, die op 5 maart 2024 een machtiging voor opname en verblijf in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp had verleend. De minderjarige staat sinds 20 september 2022 onder toezicht van de gecertificeerde instelling (GI) en heeft sinds 23 september 2022 in verschillende instellingen verbleven, waaronder een gesloten groep.

De kinderrechter had geoordeeld dat de gesloten plaatsing noodzakelijk was vanwege ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen, die de ontwikkeling van de minderjarige ernstig belemmerden. De moeder was het niet eens met deze beslissing en verzocht het hof om de machtiging te vernietigen of in ieder geval voor een kortere periode toe te wijzen. Het hof heeft echter geconcludeerd dat de kinderrechter terecht had geoordeeld dat aan de wettelijke eisen voor het verlenen van een machtiging voor gesloten jeugdhulp was voldaan. De minderjarige had eerder al meerdere keren van een open groep weggelopen en er waren zorgen over zijn veiligheid en ontwikkeling.

Het hof heeft de argumenten van de moeder overwogen, maar kwam tot de conclusie dat de gesloten plaatsing van de minderjarige noodzakelijk blijft tot 13 september 2024. De beslissing van de kinderrechter werd als goed onderbouwd beschouwd, en het hof heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd. De uitspraak benadrukt het belang van de ontwikkeling van de minderjarige en de noodzaak van een veilige omgeving voor zijn verdere groei.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.342.288
(zaaknummer rechtbank Overijssel 310923)
beschikking van 30 juli 2024
in het hoger beroep van:
[verzoekster](de moeder),
woonplaats: [woonplaats1] ,
advocaat: mr. F. Pool.
Belanghebbenden zijn:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Overijssel(de GI),
vestigingsplaats: [plaats3] ,
en
[de minderjarige]( [de minderjarige] ),
verblijfplaats: [naam1] in [plaats1] ,
advocaat: mr. M. Tijken.

1.Onderwerp

Het gaat in deze zaak om een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor [de minderjarige] , die is geboren [in] 2011 in [plaats2] .

2.Belangrijke informatie

2.1
De moeder heeft als enige het gezag over [de minderjarige] .
2.2
[de minderjarige] staat sinds 20 september 2022 (voorlopig) onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is steeds verlengd en loopt nog tot 15 december 2024.
2.3
Vanaf 23 september 2022 heeft [de minderjarige] met een (spoed)machtiging voor uithuisplaatsing bij [naam2] verbleven. Eerst verbleef hij op de crisisgroep, toen op de observatie- en diagnostiekgroep en daarna op de behandelgroep, in [plaats3] .
2.4
Op 28 februari 2024 is op verzoek van de GI een spoedmachtiging verleend voor plaatsing van [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, tot 13 maart 2024.
2.5
Een gekwalificeerde gedragswetenschapper die [de minderjarige] met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht, heeft op 4 maart 2024 ingestemd met de verklaring van de GI dat gesloten jeugdhulp voor [de minderjarige] noodzakelijk is.
2.6
Op 29 februari 2024 is [de minderjarige] geplaatst op een gesloten groep van [naam1] in [plaats1] .

3.De beslissing van de kinderrechter

De kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo (verder: de kinderrechter), heeft op 5 maart 2024 op verzoek van de GI een machtiging verleend voor de opname en het verblijf van [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 13 maart 2024 tot uiterlijk 13 september 2024.

4.Het hoger beroep

4.1
De moeder is het niet eens met de beslissing van de kinderrechter. Zij is in hoger beroep gegaan. Zij vindt dat het hof de beslissing van de kinderrechter moet vernietigen en het verzoek van de GI alsnog moet afwijzen. Als het hof dat niet doet, vindt zij dat het hof het verzoek van de GI voor een kortere periode moet toewijzen, voor maximaal drie maanden.
4.2
De GI vindt dat de beslissing van de kinderrechter moet blijven gelden.

5.De rechtszaak bij het hof

5.1
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift met bijlagen, binnengekomen op 5 juni 2024, en
  • het verweerschrift van de GI, met bijlagen.
5.2
De zitting bij het hof was op 19 juli 2024. Aanwezig waren:
  • de moeder met haar advocaat en haar begeleidster van [naam3] ;
  • twee vertegenwoordigers van de GI;
  • [de minderjarige] met zijn advocaat en zijn begeleider van [naam1] .
De raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is niet naar de zitting bij het hof gekomen. Dat heeft de raad het hof van te voren laten weten.

6.De redenen voor de beslissing

6.1
Het hof is van oordeel dat de beslissing van de kinderrechter moet blijven gelden. Hierna zal het hof uitleggen waarom.
6.2
In de wet staat dat een machtiging voor gesloten jeugdhulp slechts kan worden verleend indien:
  • jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren;
  • de opneming en het verblijf noodzakelijk en geschikt zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken, en
  • er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen te behandelen (artikel 6.1.2 lid 2 Jeugdwet).
Een gekwalificeerde gedragswetenschapper moet hebben ingestemd met het verzoek om een machtiging voor gesloten jeugdhulp te verlenen (artikel 6.1.2 lid 5 Jeugdwet).
6.3
Het hof is net als de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de eisen die de wet stelt aan het verlenen van een machtiging voor gesloten jeugdhulp en dat het (nog steeds) noodzakelijk is dat die machtiging geldt tot 13 september 2024. Anders dan de moeder is het hof van oordeel dat de kinderrechter goed heeft uitgelegd waarom de gesloten plaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is en er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen van [de minderjarige] te behandelen. Het hof neemt die uitleg daarom over omdat het hof er na eigen onderzoek ook zo over denkt.
6.4
De kinderrechter heeft de beslissing als volgt uitgelegd:
“De kinderrechter is gelet op de inhoud van het dossier en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken van oordeel dat het verblijf van [de minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp noodzakelijk is in verband met de nog aanwezige ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen. De kinderrechter heeft in dit verband ook acht geslagen op de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper. Een alternatief, minder ingrijpend middel is naar het oordeel van de kinderrechter niet passend. De plaatsing van [de minderjarige] in een open setting is niet goed gegaan. [de minderjarige] is weggelopen en was, gesteund door de moeder, voor de GI een tijd lang onvindbaar. Hiervoor was al maandenlang sprake van een situatie waarin [de minderjarige] thuis was bij de moeder en niet naar school ging. Duidelijk is geworden dat [de minderjarige] het gezag van de moeder niet accepteert en doet waar hij zelf zin in heeft. Dit heeft tot gevolg gehad dat hij al maanden niet naar school gaat en zich in situaties begeeft waar de GI geen enkel zicht op heeft. Ook heeft de kinderrechter grote zorgen over de uitspraken die [de minderjarige] heeft gedaan toen hij na de aanhouding bij [naam2] verbleef en de invloed die de moeder op hem heeft. Het is van belang dat hier meer zicht op komt. De zorgen rondom [de minderjarige] ’s veiligheid en ontwikkeling zijn zodanig groot dat de kinderrechter de machtiging om [de minderjarige] gesloten te plaatsen voor de duur van zes maanden zal verlenen. De kinderrechter acht de termijn van zes maanden passend, omdat deze termijn nodig is om aan de ontwikkeling van [de minderjarige] te werken. De GI is niet verplicht om gebruik te maken van de machtiging voor de volledige duur. Gezien de jonge leeftijd van [de minderjarige] is het van belang dat de gesloten plaatsing niet langer duurt dan strikt noodzakelijk is. Het is aan de GI om actief te zoeken naar een passende vervolgplek voor [de minderjarige] binnen een open setting. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de jeugdbeschermers hier ook mee bezig zijn. De kinderrechter wijst er op dat [de minderjarige] en de moeder aan zet zijn. Het is van belang dat er tussen hen en de GI een samenwerkingsrelatie ontstaat zodat er samen kan worden toegewerkt naar een opvoedingssituatie voor [de minderjarige] waarin hij zich weer goed kan ontwikkelen.”
6.5
Het hof voegt daaraan nog het volgende toe. De gesloten plaatsing van [de minderjarige] was noodzakelijk omdat hij al een aantal keren was weggelopen van de open groep van [naam2] naar huis, hij al maanden niet naar school ging en het de moeder (ook met ondersteuning) niet lukte om hem vanuit huis naar school te krijgen. Volgens de gedragswetenschapper die [de minderjarige] heeft onderzocht, is het van belang dat gewerkt wordt aan de ouder-kind interactie, zodat dit patroon kan worden doorbroken. Op het moment van de zitting bij de kinderrechter was nog geen hulpverlening ingezet voor de interactie tussen de moeder en [de minderjarige] , wat de kans groot maakte dat [de minderjarige] vanuit een open setting weer zou weglopen naar huis en opnieuw thuis zou komen te zitten. Dit geldt nog steeds. De systeemtherapie is nog maar net begonnen. De moeder heeft een aantal gesprekken gehad met de systeemtherapeut, [de minderjarige] is daar (nog) niet bij betrokken. Het is wel de bedoeling dat [de minderjarige] (op korte termijn) bij de systeemtherapie wordt betrokken. [de minderjarige] heeft gezegd dat hij het naar zijn zin heeft op de gesloten groep van [naam1] , dat hij een klik heeft met de begeleiding en dat hij daar nog graag wil blijven. Het gaat goed met hem. Er vindt behandeling plaats op de groep en hij gaat weer naar school. [de minderjarige] houdt zich goed aan de regels van de groep, waardoor hij vrijheden heeft verdiend. De GI is actief op zoek naar een passende vervolgplek voor [de minderjarige] . Voor de huidige plaatsing is een machtiging voor gesloten jeugdhulp nodig. Omdat er nog onvoldoende is veranderd in de thuissituatie bij de moeder, het weliswaar goed gaat met [de minderjarige] maar de positieve ontwikkelingen nog pril zijn en er op dit moment ook nog geen concreet zicht is op een vervolgplek voor [de minderjarige] , acht het hof het noodzakelijk dat de machtiging voor gesloten jeugdhulp tot 13 september 2024 blijft gelden.
6.6
Kortom, het hof is van oordeel dat de beslissing van de kinderrechter moet blijven gelden. Het hof zal die beslissing daarom bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 5 maart 2024.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, K.A.M. van Os-ten Have en A.E. Grosscurt, bijgestaan door de griffier. De beschikking is in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2024.