ECLI:NL:GHARL:2024:4920

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
ISD P24/0107
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beoordeling van de ISD-maatregel en voortzetting van de tenuitvoerlegging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de voortzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) van de veroordeelde. De ISD-maatregel was eerder opgelegd door de rechtbank Midden-Nederland op 11 april 2023. De veroordeelde had zich onttrokken aan de behandeling in een forensisch psychiatrische kliniek en was opnieuw gedetineerd na een aanhouding op verdenking van een nieuw strafbaar feit. Het hof heeft de stukken van de rechtbank en aanvullende informatie van de penitentiaire inrichting in overweging genomen. De advocaat-generaal en de raadsman van de veroordeelde hebben hun standpunten toegelicht tijdens de zitting op 4 juli 2024. De raadsman pleitte voor beëindiging van de ISD-maatregel, terwijl het openbaar ministerie de voortzetting ervan bepleitte. Het hof oordeelde dat de voortzetting van de ISD-maatregel vereist is, gezien het recidiverisico en de onveiligheid die zou ontstaan bij opheffing van de maatregel. Het hof vernietigde de beslissing van de rechtbank, maar bevestigde de noodzaak van voortzetting van de ISD-maatregel, waarbij het hof ook het trajectplan van de penitentiaire inrichting in overweging nam. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 18 juli 2024.

Uitspraak

ISD P24/0107
Beslissing van 18 juli 2024
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
gedetineerd in PI [plaats 1] ,
verder te noemen: de veroordeelde.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 22 januari 2024. Deze beslissing houdt in dat voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) is vereist.
Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank en daarnaast op:
‒ het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
‒ de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland van 22 januari 2024;
‒ de akte van 23 januari 2024 waarbij de veroordeelde beroep heeft ingesteld;
‒ het bericht van GZ-psycholoog M.H. Enklaar van 19 maart 2024;
‒ het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 maart 2024;
‒ het voortgangsverslag van PI [plaats 1] van 1 juli 2024.
Het hof heeft ter zitting van 4 juli 2024 gehoord:
‒ de advocaat-generaal, mr. A. Kooij, en
‒ de raadsman van de veroordeelde, mr. S. Konya, advocaat in Bodegraven.
De veroordeelde heeft schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om ter zitting aanwezig te zijn.

Overwegingen

Het standpunt van de veroordeelde
De onttrekking van de veroordeelde aan de behandeling in [kliniek] in [plaats 2] op 11 december 2023 – waar de veroordeelde sinds 9 oktober 2023 verbleef – kwam niet zomaar tot stand. De veroordeelde heeft aan de bel getrokken omdat hij vond dat hij niet thuishoorde tussen zijn medebewoners, gegeven de aard van de geestelijke problematiek waarmee zij kampten. De raadsman heeft daarover contact opgenomen met de casemanager van de veroordeelde, maar een overplaatsing bleek niet mogelijk. Inmiddels zit de veroordeelde sinds medio januari 2024 weer vast. Uit de recente informatie van PI [plaats 1] blijkt dat de veroordeelde aan zichzelf wil werken. Hij wil behandeld worden, want hij wil niet iemand zijn die andere mensen bedreigt. Uit die informatie van de PI blijkt echter ook dat na medio januari 2024 geen begin is gemaakt met de beoogde behandeling, omdat de PI wil wachten op het gedragskundig onderzoek dat wordt verricht in een andere strafzaak tegen de veroordeelde. Dat onderzoek is echter niet relevant voor de behandeling die de PI op het oog heeft in het kader van de ISD-maatregel.
De raadsman heeft primair bepleit dat het hof zal beslissen tot beëindiging van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat het hof de opdracht geeft om een begin te maken met de beoogde behandeling van de veroordeelde en daarmee niet te wachten op het gedragskundig onderzoek dat in een andere strafzaak wordt verricht.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De situatie is nu anders dan tijdens de behandeling van de zaak door de rechtbank, want de veroordeelde is weer gedetineerd. Hij is op 17 januari 2024 aangehouden op verdenking van het plegen van een nieuw strafbaar feit. In die zaak verbleef hij in de periode van 17 januari tot 2 februari 2024 in voorlopige hechtenis. Inmiddels is de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel hervat. Doordat de veroordeelde zich onttrok aan de behandeling in [kliniek] in [plaats 2] , is die behandeling gestopt. Kort daarna is dus de verdenking ontstaan dat de veroordeelde opnieuw een strafbaar feit heeft gepleegd dat past in het patroon van strafbare feiten waarvoor hem de ISD-maatregel is opgelegd. Dat patroon houdt in dat de veroordeelde terechtkomt in een situatie waarin hij zich kennelijk onrechtvaardig behandeld voelt en daarop reageert door een bedreiging te uiten. Het recidiverisico is nog onverminderd groot, dus bij beëindiging van de ISD-maatregel zou er een reëel risico zijn op onveiligheid en overlast in de samenleving. De rechtbank heeft dus terecht beslist tot voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank.
Het oordeel van het hof
Het hof vernietigt de beslissing van de rechtbank om proceseconomische redenen. Net als de rechtbank is het hof echter van oordeel dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel is vereist. Ter motivering van dit oordeel overweegt het hof het volgende.
Deze zaak is ingeleid door een (namens de veroordeelde gedaan) verzoek om een tussentijdse beoordeling in de zin van artikel 6:6:14, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Naar aanleiding van een dergelijk verzoek moet het hof beoordelen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel is vereist. Bij die beoordeling moet het hof als eerste nagaan of opheffing van de ISD-maatregel zal leiden tot te verwachten onveiligheid, ernstige (drugs)overlast en verloedering van het publieke domein. Als dat zo is, moet het hof bezien of het zo is dat voortzetting van de ISD-maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die buiten de macht van de veroordeelde ligt.
Uit de stukken en het onderzoek ter zitting blijkt het volgende. De ISD-maatregel is opgelegd bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 11 april 2023. In het kader van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel is de veroordeelde op 9 oktober 2023 opgenomen op forensisch psychiatrische afdeling (FPA) [kliniek] in [plaats 2] . De behandeldoelen van die opname waren het leren herkennen van spanningen (coping) en hulp leren vragen. In die kliniek was de veroordeelde onder meer bezig met de modulen Grip op agressie, Rots en Watertraining, Gecontroleerd boksen en Sociale vaardigheidstraining. Op 11 december 2023 heeft de veroordeelde de kliniek in [plaats 2] voortijdig verlaten en zich onttrokken aan de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel.
Op 17 januari 2024 is de veroordeelde aangehouden op verdenking van het plegen van een nieuw strafbaar feit. Na die aanhouding was hij enige tijd gedetineerd in [penitentiaire inrichting] . Op 10 april 2024 is de veroordeelde overgeplaatst naar PI [plaats 1] , waar hij nu nog steeds verblijft. De reden voor de overplaatsing was dat de veroordeelde in [penitentiaire inrichting] de orde, rust en veiligheid verstoorde.
Op 18 juni 2024 heeft in PI [plaats 1] een overleg plaatsgevonden naar aanleiding waarvan een trajectplan voor de veroordeelde is opgesteld. Dit plan houdt in dat de veroordeelde wordt aangemeld voor een kliniek met een hoog beveiligingsniveau, waarbij de behandeling vooral gericht zal zijn op agressieregulatie en het aanleren van alternatieven bij het ervaren van frustraties. Gedurende de klinische plaatsing zal de veroordeelde aangemeld worden voor een passende woonvorm of voor toeleiding naar zelfstandig wonen. De plaatsing van de veroordeelde in de genoemde kliniek zal niet plaatsvinden totdat er duidelijkheid is omtrent het gedragskundig onderzoek dat wordt verricht in de strafzaak die betrekking heeft op de genoemde verdenking waarvoor de veroordeelde op 17 januari 2024 is aangehouden. De veroordeelde heeft het trajectplan van PI [plaats 1] geaccordeerd.
[reclasseringsinstelling] heeft in het rapport van 20 december 2023 het risico op recidive ingeschat als hoog. Als delictgerelateerde factoren worden beschouwd zijn agressieve houding, emotieregulatie en psychosociaal functioneren. Het risico op recidive is onveranderd, doordat de behandeling nog onvoldoende effect heeft gehad.
Het voortgangsverslag van PI [plaats 1] van 1 juli 2024 houdt in dat als de ISD-maatregel op dit moment zou worden beëindigd, dit zou gebeuren in een situatie zonder dat de veroordeelde een behandeling heeft doorlopen en zonder dat sprake is van een passende woonvorm en dagbesteding. In dat geval zijn meerdere forse risicofactoren aanwezig die kunnen leiden tot herhaling van delictgedrag.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat opheffing van de ISD-maatregel naar verwachting zal leiden tot onveiligheid, ernstige overlast en verloedering van het publieke domein. Daarbij neemt het hof bovendien in aanmerking dat tijdens de onttrekking een verdenking ter zake van een tweetal bedreigingen is gerezen.
Verder is het hof van oordeel dat geen sprake is van een geval waarin voortzetting van de ISD-maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die buiten de macht van de veroordeelde ligt. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat:
‒ de veroordeelde de opname in [kliniek] in [plaats 2] voortijdig heeft beëindigd en
‒ PI [plaats 1] recentelijk een trajectplan heeft ontwikkeld waarmee de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel op een zinvolle wijze kan worden voortgezet.
Geen opdracht aan de PI met betrekking tot het moment waarop de beoogde behandeling aanvangt
Anders dan de raadsman heeft bepleit, neemt het hof geen overweging op waarin de opdracht wordt gegeven om te starten met de beoogde behandeling en daarmee niet te wachten op de uitkomst van het gedragskundig onderzoek dat in de andere strafzaak wordt verricht. Het hof begrijpt dat het trajectplan inhoudt dat de veroordeelde in een kliniek wordt geplaatst en daar een behandeling zal ondergaan. Het is niet aan het hof om te beslissen over het moment waarop een veroordeelde in het kader van de ISD-maatregel in een kliniek wordt geplaatst.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 22 januari 2024 met betrekking tot de veroordeelde, [veroordeelde] .
Beslist dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel is vereist.
Aldus gedaan door
mr. A.B.A.P.M. Ficq, voorzitter,
mr. O.G. Schuur en mr. P.C. Vegter, raadsheren,
drs. I.M. van Woudenberg en drs. P.K.J. Ronhaar, raden,
in tegenwoordigheid van mr. D. van der Geld, griffier,
en op 18 juli 2024 in het openbaar uitgesproken.
Mrs. Schuur en Vegter en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.