ECLI:NL:GHARL:2024:4898

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
P24/39
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beslissing tot verlenging van terbeschikkingstelling door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Op 13 juni 2024 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling van de betrokkene, geboren in 1963. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 28 december 2023 vernietigd, waarin de rechtbank had besloten tot verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar. Het hof concludeert dat de verlengingszaak is ingeleid door een vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van een maatregel die inmiddels niet meer bestaat. Hierdoor is het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.

De zaak is ontstaan uit een eerdere terbeschikkingstelling die door de rechtbank Midden-Nederland was opgelegd bij vonnis van 8 september 2020. Tegen dit vonnis was hoger beroep ingesteld. Op 14 juli 2023 heeft het openbaar ministerie gevorderd om de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen. De rechtbank heeft deze vordering toegewezen, maar het hof heeft in een eerder arrest van 18 april 2024 het vonnis van de rechtbank vernietigd, waardoor de terbeschikkingstelling niet meer van toepassing was.

Het hof heeft de relevante stukken van de rechtbank en het openbaar ministerie in overweging genomen, evenals het reclasseringsadvies en eerdere processtukken. De advocaat-generaal, mr. H.J. Lambers, was aanwezig bij de zitting, terwijl de betrokkene en zijn raadsman niet verschenen. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de raadsheren, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

TBS P24/39
Beslissing van 13 juni 2024
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963 ,
wonende op [woonadres] ,
verder te noemen: de betrokkene.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 28 december 2023. Deze beslissing houdt in de verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar.
Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank en daarnaast op:
  • het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
  • de beslissing waarvan beroep;
  • de akte van 3 januari 2024 waarbij de betrokkene beroep heeft ingesteld;
  • het reclasseringsadvies van GGZ Reclassering [reclassering] [plaats] van 26 maart 2024;
  • het proces-verbaal terechtzitting van deze kamer van 11 april 2024;
  • het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 april 2024 in de strafzaak met parketnummer 21-003141-20;
  • het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 mei 2024.
Het hof heeft ter zitting van 13 juni 2024 gehoord de advocaat-generaal, mr. H.J. Lambers. De betrokkene en zijn raadsman, mr. L.C. de Lange, advocaat te Utrecht, zijn niet verschenen.

Overwegingen

Het hof vernietigt de beslissing van de rechtbank en verklaart het openbaar ministerie
niet-ontvankelijk in de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling. Dit conform het standpunt van de advocaat-generaal. Deze beslissing wordt als volgt onderbouwd.
De onderhavige verlengingszaak hangt samen met de strafzaak die is behandeld onder de parketnummers 16-215169-19 en 16-181475-20 (in eerste aanleg gevoegde zaken) en
21-003141-20 (in hoger beroep). De rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, heeft bij vonnis van 8 september 2020, voor zover van belang, een terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd en bevolen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Vervolgens is namens de betrokkene tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Op 14 juli 2023 heeft het openbaar ministerie gevorderd dat de termijn van de terbeschikkingstelling wordt verlengd. Bij beslissing waarvan beroep heeft de rechtbank beslist tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar.
Het hof Arnhem-Leeuwarden heeft bij arrest van 18 april 2024 beslist, voor zover hier van belang, tot vernietiging van het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 8 september 2020, voor zover het de straf of maatregel betreft. Het hof heeft niet opnieuw een terbeschikkingstelling opgelegd. Tegen dit arrest is geen beroep in cassatie ingesteld, waardoor het arrest inmiddels onherroepelijk is.
Het hof concludeert dat de onderhavige verlengingszaak is ingeleid door de vordering van het openbaar ministerie die strekt tot verlenging van een maatregel die inmiddels niet meer bestaat. Het hof verbindt hieraan de conclusie dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vordering.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van
28 december 2023 met betrekking tot de betrokkene,
[betrokkene].
Verklaarthet openbaar ministerie
niet-ontvankelijkin de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling.
Aldus gedaan door
mr. A.B.A.P.M. Ficq, voorzitter,
mr. M. Keppels en mr. D. Visser, raadsheren,
en drs. I. van Outheusden en dr. K.J. de Wijs-Heijlaerts, raden,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Valé, griffier,
en op 13 juni 2024 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.