Op 13 juni 2024 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling van de betrokkene, geboren in 1963. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 28 december 2023 vernietigd, waarin de rechtbank had besloten tot verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar. Het hof concludeert dat de verlengingszaak is ingeleid door een vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van een maatregel die inmiddels niet meer bestaat. Hierdoor is het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
De zaak is ontstaan uit een eerdere terbeschikkingstelling die door de rechtbank Midden-Nederland was opgelegd bij vonnis van 8 september 2020. Tegen dit vonnis was hoger beroep ingesteld. Op 14 juli 2023 heeft het openbaar ministerie gevorderd om de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen. De rechtbank heeft deze vordering toegewezen, maar het hof heeft in een eerder arrest van 18 april 2024 het vonnis van de rechtbank vernietigd, waardoor de terbeschikkingstelling niet meer van toepassing was.
Het hof heeft de relevante stukken van de rechtbank en het openbaar ministerie in overweging genomen, evenals het reclasseringsadvies en eerdere processtukken. De advocaat-generaal, mr. H.J. Lambers, was aanwezig bij de zitting, terwijl de betrokkene en zijn raadsman niet verschenen. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de raadsheren, met de griffier aanwezig.