ECLI:NL:GHARL:2024:4897

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
P24/151
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beslissing van de rechtbank en verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 juni 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige, geboren in 2001. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 5 december 2023 vernietigd, omdat deze zaak achter gesloten deuren was behandeld, terwijl de jeugdige op dat moment 22 jaar oud was. Volgens het Wetboek van Strafvordering dient een dergelijke zaak openbaar behandeld te worden, tenzij de betrokken persoon jonger is dan 18 jaar. Het hof heeft de PIJ-maatregel met vierentwintig maanden verlengd, na beoordeling van de situatie van de jeugdige en de adviezen van deskundigen. De jeugdige heeft in het verleden verschillende gedragsproblemen vertoond, waaronder een normoverschrijdende gedragsstoornis en middelengebruik. Deskundigen hebben geconcludeerd dat er een matig tot hoog recidivegevaar is, vooral bij het wegvallen van het juridisch kader. De jeugdige heeft zich in het verleden positief ontwikkeld, maar recentelijk zijn er nieuwe verdenkingen van strafbare feiten naar voren gekomen. Het hof heeft vastgesteld dat de verlenging van de maatregel noodzakelijk is voor de veiligheid van anderen en voor de verdere ontwikkeling van de jeugdige. De PIJ-maatregel eindigt voorwaardelijk op 2 oktober 2025 en onvoorwaardelijk op 2 oktober 2026, behoudens eventuele verlengingen.

Uitspraak

PIJ P24/151
Beslissing van 25 juni 2024
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[de jeugdige],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
verblijvende in [instelling] te [vestigingsplaats] ,
verder te noemen: de jeugdige.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 5 december 2023. Deze beslissing houdt in de verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) met een termijn van vierentwintig maanden.
Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank en daarnaast op:
  • het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
  • de beslissing waarvan beroep;
  • de akte van 18 december 2023 waarbij de jeugdige beroep heeft ingesteld;
  • het uittreksel Justitiële Documentatie van 21 mei 2024;
  • de aanvullende informatie van [instelling] van 28 mei 2024;
  • het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 1 augustus 2023 in de strafzaak met parketnummer 08.007511.22.
Het hof heeft ter zitting van 13 juni 2024 gehoord de advocaat-generaal, mr. H.J. Lambers en de jeugdige, bijgestaan door zijn raadsman, mr. H. Weisfelt, advocaat te ’s-Gravenhage. Tevens heeft het hof gehoord als deskundige: [naam deskundige 1] , gedragswetenschapper bij [instelling] .

Overwegingen

Het standpunt van de jeugdige
De jeugdige heeft zich op het standpunt gesteld dat de PIJ-maatregel dient te worden verlengd met zes maanden. Het is een hele tijd goed gegaan tot hij ten onrechte werd overgeplaatst naar [instelling] . De jeugdige wordt voor het aan die overplaatsing ten grondslag liggende incident niet vervolgd. Een langere verlenging heeft negatieve gevolgen voor zijn mentale gesteldheid, terwijl hij gemotiveerd is om aan de slag te gaan. De raadsman heeft aangevoerd dat beperking van de duur van de verlenging een signaal afgeeft aan de instelling dat er stappen moeten worden gezet en in elk geval moet worden gekeken naar een mogelijke overplaatsing, zodat de jeugdige op de juiste plek komt te zitten. Een termijn van zes maanden is wellicht niet reëel, maar een termijn van negen of twaalf maanden is passend.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de beslissing van de rechtbank dient te worden bevestigd. De kernproblematiek van de jeugdige is nog onvoldoende bewerkt en hiervoor is een verlenging van vierentwintig maanden nodig, mede gelet op de incidenten die zijn voorgevallen en de verdenking van nieuwe strafbare feiten. Dit is zorgelijk en maakt dat de maatregel nodig is voor de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen.
Het oordeel van het hof
Vernietiging van de beslissing waarvan beroep
Uit het proces-verbaal van de rechtbank van 21 november 2023 blijkt dat de zaak achter gesloten deuren is behandeld, terwijl de jeugdige toen 22 jaar oud was.
Bij een zaak over de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing, zoals de onderhavige zaak, is de hoofdregel dat het onderzoek plaatsvindt ter openbare terechtzitting (artikel 6:6:4, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv)). Deze hoofdregel geldt niet indien de jeugdige op het tijdstip dat de zaak dient, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt. In dat geval is de hoofdregel dat de zaak achter gesloten deuren wordt behandeld (artikel 6:6:3, zesde lid, Sv in verbinding met artikel 495b, eerste lid, Sv). Het hof ziet in de systematiek van het Wetboek van Strafvordering en in de parlementaire geschiedenis van de totstandkoming van artikel 6:6:3, zesde lid, Sv geen reden om deze bepaling anders uit te leggen dan overeenkomstig de duidelijke tekst van de wet.
Omdat de jeugdige ten tijde van de behandeling van de zaak door de rechtbank 22 jaar oud was, had de zaak toen in het openbaar behandeld moeten worden. Daarom zal het hof de beslissing van de rechtbank vernietigen. Enig ander rechtsgevolg hoeft hieraan niet te worden verbonden nu het gebrek is hersteld door de openbare behandeling van de zaak in beroep.
Indexdelict
Bij vonnis van 10 februari 2020 heeft de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, aan de jeugdige onder meer de (voorwaardelijke) PIJ-maatregel opgelegd ter zake van ‘diefstal, voorafgegaan, vergezeld door en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of die diefstal gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl dit feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen’ en ‘afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen’. Dit zijn misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, waardoor verlenging van de PIJ-maatregel mogelijk is.
Criterium voor verlenging van de PIJ-maatregel
Het hof stelt bij de beoordeling van de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel voorop dat verlenging mogelijk is als:
de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de maatregel eist en
de verlenging van de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de jeugdige.
Stoornis en recidivegevaar
De jeugdige is, zo volgt ook uit het verlengingsadvies van 7 augustus 2023, onderzocht door kinder- en jeugdpsychiater [naam jeugdpsychiater] en GZ-psycholoog [naam GZ-psycholoog] , die naar aanleiding van dat onderzoek een rapport hebben uitgebracht op respectievelijk
3 en 4 september 2019. Deskundige [naam jeugdpsychiater] heeft geconcludeerd dat bij de jeugdige sprake is van een normoverschrijdende gedragsstoornis, PTSS en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling, vooral op basis van problemen binnen de hechting. Daarnaast is sprake van een stoornis in het gebruik van cannabis en XTC. Deskundige [naam GZ-psycholoog] heeft geconcludeerd dat bij de jeugdige sprake is van een reactieve hechtingsstoornis, een normoverschrijdende gedragsstoornis, een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling, een posttraumatische stressstoornis, een stoornis in het gebruik van cannabis en van ouder-kind relatieproblematiek. Uit het verlengingsadvies van 7 augustus 2023 volgt dat gedurende het verblijf en de behandeling van de jeugdige binnen [naam instelling] de genoemde diagnose is bevestigd, waarbij met name de reactie hechtenisstoornis op de voorgrond lijkt te staan. Uit dit advies volgt ook dat het risico op recidive ingeschat wordt als matig tot hoog. In geval van het wegvallen van het juridisch kader en/of bij een onttrekking wordt dit verhoogd ingeschat. Uit de aanvullende informatie van 28 mei 2024 volgt dat ook nu nog het recidiverisico als hoog wordt ingeschat bij het wegvallen van het juridisch kader.
Verlenging van de PIJ-maatregel
De tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel is aangevangen op 24 augustus 2021. Het verlengingsadvies van 7 augustus 2023 houdt onder meer het volgende in:
De afgelopen jaren heeft [de jeugdige] in het kader van zijn onvoorwaardelijke PIJ-maatregel behandeling ontvangen gericht op individuele doelen, het verminderen van risicofactoren en uitbreiden van beschermende factoren, die naar voren zijn komen uit het NIFP-onderzoek en vervolgens verder zijn gespecificeerd aan de hand van een delictanalyse, een verdiepende delictanalyse en de observaties op de leefgroep gedurende de behandeling. Interventies die zijn ingezet zijn de basismethodiek YouTurn, mentorgesprekken, gesprekken
met de gedragsdeskundige, het dagprogramma, de interventie leren van delict en individuele schematherapie (inclusief doelen gericht op middelengebruik). Hiernaast is [de jeugdige] op den duur in de gelegenheid gesteld om ook middels begeleid en onbegeleid verlof aan zijn behandeldoelen te werken.
In de periode voordat de nieuwe verdenkingen naar voren kwamen was een ontwikkeling te zien in het gedragsbeeld van [de jeugdige] , ten aanzien van diverse behandeldoelen. Er kwam naar voren dat [de jeugdige] toenemend probleeminzicht heeft, hij herkent zijn wantrouwen, gerichtheid op zichzelf, neiging om te externaliseren en moeite om een gezond dag- en nachtritme in stand te houden. Hij had ook inzicht in de ontstaansgeschiedenis hiervan. Het grootste deel van de tijd zagen we dat hij actief probeerde patronen hierin te doorbreken en andere keuzes dan eerder te maken, hierin had hij nog wel veel hulp en holding nodig van het behandelteam. Hij was open over zijn belevingswereld en kon in gesprekken met momenten ook open staan voor de visie van anderen. Htij zette zich in voor het opbouwen van een samenwerkingsrelatie met steeds meer leden van het behandelteam. Hierbij is wel een specifieke bejegening van de ander nodig, waarbij deze zich neutraal en geïnteresseerd opstelt, duidelijke grenzen biedt en de eigen (positieve) intenties expliciet benoemt. [de jeugdige] heeft zich in de periode van begeleid verlof gehouden aan afspraken en passend bij het gedragsbeeld destijds is overgegaan op onbegeleid verlof. In de eerste periode heeft ook hierin [de jeugdige] zich aan afspraken gehouden en wordt verlof geleidelijk uitgebouwd. Het lukt [de jeugdige] om een baantje te vinden en behouden, ondanks dat het fysiek zwaar werk is en hij er vroeg voor op moet staan, wat gezien zijn verstoorde dag- en nachtritme moeilijk voor hem is. In deze periode komt uit de observaties naar voren dat het [de jeugdige] ook (ogenschijnlijk) lukt om afstand te houden van zijn oude/antisociale contacten. Het lukt hem nog niet om nieuwe contacten op te bouwen, hij richt zich in verlof vooral op het versterken van de relatie met zijn oma en moeder. Wanneer naar voren komt dat [de jeugdige]
verdacht wordt van een nieuw delict blijft de positieve ontwikkeling in eerste instantie zichtbaar. Hij zoekt actief afstemming met het behandelteam hierover, denkt mee over de vormgeving van zijn traject in dit licht en is open over hetgeen het bij hem oproept en de redenen om zich in te blijven zetten voor zijn behandeling. Echter op den duur (waarschijnlijk nadat er meer verdenkingen naar voren komen) valt [de jeugdige] toch terug in oude patronen passend bij zijn kernproblematiek, gekenmerkt door sterk wantrouwen
en beperkte copingvaardigheden met een neiging tot vermijden, en antisociale gedragingen gericht op eigen behoeftes (op de korte termijn) zoals zwijgen over de verdenkingen, liegen, afspraakonbetrouwbaarheid en uitblijven van (observeerbare) doorleefde spijtgevoelens, Naar aanleiding hiervan kunnen twee hypothesen geformuleerd worden over de eerder geobserveerde positieve ontwikkelingen. Allereerst kan het dat er sprake was van een tijdelijke (schijn)aanpassing aan de omstandigheden binnen het kader van de PIJ-maatregel. Ofwel het positieve gedragsbeeld was een uiting van een daadwerkelijke verandering in de onderliggende dynamiek en de kernproblematiek, maar deze was nog te broos om bij confrontatie met tegenslag stand te houden. Tevens komen tekenen (terugtrekken, verwaarlozing van zichzelf en omgeving, middelengebruik, omgekeerd dag-nachtritme) die zouden kunnen wijzen op een beginnende (gemaskeerde) depressie.
Momenteel wordt door het behandelteam ingezet op het motiveren van [de jeugdige] om weer actief aan de slag te gaan met zijn behandeltraject (zoals hij eerder ook deed). Zodat hij zich kan herpakken en de eerder ingezette positieve ontwikkelen verder uit kan breiden en internaliseren.
Verdere behandeling in een gedwongen strafrechtelijk kader is nog steeds geïndiceerd en nodig om het recidive risico terug te dringen. Mocht [de jeugdige] veroordeeld worden voor de delicten waar hij momenteel van wordt verdacht én de rechtbank beslist dat de PIJ-maatregel doorgang vindt (eventueel na een detentie), dan dient van de nieuwe delicten ook geanalyseerd te worden hoe deze samenhangen met de kernproblematiek en in hoeverre op basis hiervan de risicofactoren en behandeldoelen aangevuld of aangepast dienen te worden.
Gezien er nog geen uitspraak is ten aanzien van de nieuwe verdenkingen wordt een tweeledig advies geformuleerd: In het geval [de jeugdige] wordt vrijgesproken van de nieuwe
verdenkingen wordt een verlenging van 18 maanden geadviseerd. In het geval [de jeugdige] wordt veroordeeld voor één of meer van de nieuwe verdenkingen én de PIJ-maatregel wordt voortgezet, wordt een verlenging van 24 maanden geadviseerd.
Ter terechtzitting van de rechtbank van 21 november 2023 heeft deskundige [naam deskundige 2] , GZ-psycholoog bij [naam instelling] , het advies gehandhaafd. Uit de aanvullende informatie van [instelling] van 28 mei 2024 en uit het verhandelde ter terechtzitting van het hof van 13 juni 2024 blijkt sprake te zijn van een voorzichtig positieve ontwikkeling. De deskundige, [naam deskundige 1] , heeft ter zitting van het hof weliswaar het advies tot verlenging van de maatregel met vierentwintig maanden gehandhaafd, maar heeft onder meer aangegeven dat de jeugdige enige stappen heeft gezet in de goede richting. Zo hebben zich minder incidenten voorgedaan. Wel moeten er nog stappen worden gezet, zoals het geven van meer openheid door de jeugdige, een eventuele overplaatsing, het in kaart brengen van de risicofactoren en het toewerken naar vrijheden en verloven. Hiervoor is zeker nog een periode van vierentwintig maanden nodig.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat niet alleen de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen verlenging van de maatregel eist, maar dat deze tevens in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de jeugdige. De jeugdige laat een voorzichtig positieve ontwikkeling zien in de afgelopen periode, zoals het stoppen met blowen en de start van het gebruik van medicatie. Wel bevindt hij zich nog in de beginfase van zijn behandel- en resocialisatietraject. Het is van belang dat de jeugdige stapsgewijs leert omgaan met vrijheden en in samenwerking komt met het behandelteam. Het hof zal daarom de PIJ-maatregel overeenkomstig het advies van de JJI met vierentwintig maanden verlengen.
Gevolg gevend aan het bepaalde in artikel 6:6:31, tweede lid, derde volzin, van het Wetboek van Strafvordering stelt het hof vast dat de PIJ-maatregel bij de huidige stand van zaken voorwaardelijk eindigt op 2 oktober 2025 en, behoudens een eventuele verlenging, onvoorwaardelijk eindigt op 2 oktober 2026.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van
5 december 2023 met betrekking tot de jeugdige,
[de jeugdige].
Verlengtde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met een termijn van vierentwintig maanden.
Aldus gedaan door
mr. M. Keppels, voorzitter,
mr. A.B.A.P.M. Ficq en mr. D. Visser, raadsheren,
en drs. I. van Outheusden en dr. K.J. de Wijs-Heijlaerts, raden,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Valé, griffier,
en op 25 juni 2024 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.