ECLI:NL:GHARL:2024:4896

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 juni 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
P23/270
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beslissing tot verpleging van overheidswege in het kader van terbeschikkingstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 juni 2024 uitspraak gedaan in het beroep van de terbeschikkinggestelde, geboren in 1989, tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 21 juli 2023. De rechtbank had bepaald dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zou worden verpleegd. Het hof oordeelde dat de vordering van de officier van justitie tot verpleging van overheidswege niet-ontvankelijk was, omdat de door de rechtbank opgelegde terbeschikkingstelling met voorwaarden inmiddels was vernietigd door het hof zelf in een eerder arrest van 4 april 2024. Het hof concludeerde dat de terbeschikkingstelling die het zelf had opgelegd, terugwerkt tot 21 maart 2023, waardoor de eerdere maatregel geen rechtskracht meer had.

Tijdens de zitting op 6 juni 2024 zijn de advocaat-generaal en de raadsvrouw van de terbeschikkinggestelde gehoord. De terbeschikkinggestelde was niet aanwezig. De reclassering meldde dat de terbeschikkinggestelde op 13 mei 2024 was geplaatst in een geschikte instelling, waardoor de noodzaak voor een overbruggingsplaats verviel. Het hof heeft overwogen dat de terbeschikkinggestelde zich goed lijkt te conformeren aan de verwachtingen binnen de instelling en dat er geen grondslag meer is voor de vordering van de officier van justitie.

Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot verpleging van overheidswege. Deze uitspraak is gedaan in het belang van de terbeschikkinggestelde, die inmiddels in een geschikte instelling verblijft en daar goed functioneert. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken en de rechters hebben de uitspraak ondertekend, met uitzondering van de voorzitter en de raden die buiten staat waren om te ondertekenen.

Uitspraak

TBS P23/270
Beslissing van 20 juni 2024
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
verblijvende in [verblijfplaats]
verder te noemen de terbeschikkinggestelde.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen, van 21 juli 2023. Deze beslissing houdt in dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.
Het hof heeft gelet op de stukken genoemd in de tussenbeslissing van 25 april 2024 en daarnaast op:
- het proces-verbaal van het onderzoek ter zitting op 11 april 2024;
- het herstelarrest van het hof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
van 23 april 2024, waarbij het hof de bijzondere voorwaarden die aan de terbeschikkingstelling zijn verbonden heeft aangevuld met de voorwaarde dat de terbeschikkinggestelde ter overbrugging tot aan de opname in [verblijfplaats] , of een soortgelijke instelling (zoals bedoeld in voorwaarde 4), in een PPC dient te verblijven, een en ander gedurende een periode van maximaal één jaar;
- de tussenbeslissing van het hof van 25 april 2024;
- een update van Reclassering Nederland van 30 mei 2024.
Het hof heeft ter zitting van 6 juni 2024 gehoord de advocaat-generaal, mr. R.J.A. Segerink, en de raadsvrouw van de terbeschikkinggestelde, mr. C.T.B.J. Besjes, advocaat te Heumen. De terbeschikkinggestelde is niet ter zitting verschenen.
Het hof heeft ter zitting via een videoverbinding gehoord de heer [naam] , reclasseringswerker bij Reclassering Nederland.

Overwegingen

In de tussenbeslissing van 25 april 2024 heeft deze kamer van het hof overwogen dat de grondslag voor de vrijheidsbeneming van de terbeschikkinggestelde in het PPC was gelegen in het bevel tot voorlopige verpleging van de rechter-commissaris van 6 april 2023. Zodra deze kamer van het hof, in lijn met het arrest van de strafkamer van het hof van 4 april 2024, zou beslissen dat de vordering tot het alsnog bevelen van de verpleging van overheidswege wordt afgewezen, zou er geen titel meer zijn voor het verblijf aldaar. Dit terwijl de wachttijd voor plaatsing in [verblijfplaats] naar verwachting nog een jaar zou bedragen en er nog geen overbruggingsplek beschikbaar was voor de terbeschikkinggestelde. Dit zou een hoogst onwenselijke situatie opleveren. Het hof heeft om die reden het onderzoek in deze zaak heropend teneinde nader geïnformeerd te worden over de mogelijkheden voor een tijdige en geschikte overbruggingsplaats met een voldoende beveiligingsniveau. Daarnaast wilde het hof geïnformeerd worden of het arrest van de meervoudige strafkamer van dit hof, inmiddels al dan niet onherroepelijk was geworden.
De reclassering heeft in de update van 30 mei 2024 gerapporteerd dat de terbeschikkinggestelde op 13 mei 2024 toch kon worden geplaatst bij [verblijfplaats] . Derhalve is een onderzoek naar een overbruggingsplaats niet meer opportuun. Uit de toelichting van de deskundige van de reclassering op zitting is gebleken dat de terbeschikkinggestelde zich in de afgelopen weken steeds meer lijkt te conformeren aan hetgeen binnen [verblijfplaats] van haar wordt verwacht en dat het de goede kant met haar op lijkt te gaan. De kliniek zet in op rust en voorspelbaarheid in de behandeling met als doel verder te stabiliseren. Contact met de reclassering wijst de terbeschikkinggestelde niet geheel af. De vraag of de reclassering het tot dan toe gegeven advies handhaaft om te bevelen de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege te verplegen, beantwoordt de reclassering niet met ja en niet met nee.
Tegen het arrest van de strafkamer van dit hof van 4 april 2024 is geen beroep in cassatie ingesteld en daarmee is deze opleggingsuitspraak onherroepelijk geworden. Dit levert de vraag op of er thans nog een grondslag is voor de vordering van de officier van justitie de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege te verplegen.
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
De raadsvrouw heeft primair verzocht de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering tot alsnog verplegen van overheidswege. De vordering tot alsnog verplegen van overheidswege is gebaseerd op de dadelijk uitvoerbare terbeschikkingstelling met voorwaarden die door de rechtbank is opgelegd. Dit vonnis is door het hof vernietigd en daarmee is de door het hof opgelegde dadelijk uitvoerbare terbeschikkingstelling met voorwaarden daarvoor in de plaats gekomen. Doordat de door de rechtbank opgelegde terbeschikkingstelling met voorwaarden is komen te vervallen, is de vordering tot alsnog verplegen van overheidswege inmiddels achterhaald.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de vordering tot alsnog verplegen van overheidswege af te wijzen. Het openbaar ministerie heeft geen belang meer bij toewijzing van de vordering tot alsnog verplegen van overheidswege. De terbeschikkinggestelde zit inmiddels in [verblijfplaats] en doet het daar best goed. Daarbij heeft de strafkamer van het hof in het arrest goed gemotiveerd waarom zij geen terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege hebben opgelegd.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft verzocht de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering tot alsnog verplegen van overheidswege. Het hof heeft het vonnis en daarmee ook de door de rechtbank opgelegde dadelijk uitvoerbare terbeschikkingstelling met voorwaarden vernietigd. Deze uitspraak is inmiddels onherroepelijk. De grondslag voor de vordering tot alsnog verplegen van overheidswege is hiermee komen te vervallen.
Subsidiair heeft de advocaat-generaal verzocht de vordering tot alsnog verplegen van overheidswege af te wijzen. In de recente pro justitiarapportages in het kader van de strafzaak wordt geadviseerd tot oplegging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Het oordeel van het hof
De rechtbank Noord-Nederland heeft bij vonnis van 21 maart 2023 een terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd en deze terbeschikkingstelling dadelijk uitvoerbaar verklaard. De strafkamer van dit hof heeft dit vonnis bij arrest van 4 april 2024 vernietigd, maar wel opnieuw een dadelijk uitvoerbaar verklaarde terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd. Dit arrest is inmiddels onherroepelijk geworden. Het hof heeft daarbij de dadelijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden die door de rechtbank was opgelegd niet opgeheven op grond van artikel 6:6:6 van het Wetboek van Strafvordering. Desondanks is deze kamer van het hof van oordeel dat een redelijke wetsuitleg van artikel 38 leden 1 en 6 van het Wetboek van Strafrecht meebrengt dat het door het hof opgelegde en dadelijk uitvoerbaar verklaarde terbeschikkingstelling met voorwaarden in de plaats is getreden van de door de rechtbank dadelijk uitvoerbaar verklaarde terbeschikkingstelling met voorwaarden, zodat heeft te gelden dat de door het hof opgelegde maatregel terugwerkt tot 21 maart 2023. Gelet hierop is deze kamer van het hof van oordeel dat er geen grondslag meer is voor de vordering van de officier van justitie bij de omzettingsvordering, die immers was gebaseerd op een maatregel die inmiddels geen rechtskracht meer heeft. Dit leidt in onderhavige zaak ertoe dat de beslissing van de rechtbank van 21 juli 2023 zal worden vernietigd en de officier van justitie alsnog niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering tot alsnog verplegen van overheidswege.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen, van
21 juli 2023 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[terbeschikkinggestelde].
Verklaart de
officier van justitie niet-ontvankelijkin zijn vordering tot het alsnog geven van een bevel tot verpleging van overheidswege.
Aldus gedaan door
mr. M.J. Vos, voorzitter,
mr. M. Keppels en mr. G. Mintjes, raadsheren,
en drs. I.A.M. Breukel en drs. C.J.J.C.M. van Gestel, raden,
in tegenwoordigheid van mr. R. Kaatman, griffier,
en op 20 juni 2024 in het openbaar uitgesproken.
Mr. M.J. Vos en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.