ECLI:NL:GHARL:2024:4846

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
200.340.667
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van een minderjarige inzake de termijn van gesloten plaatsing

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een minderjarige, [verzoekster], die in beroep komt tegen de termijn van haar gesloten plaatsing. De kinderrechter had eerder besloten dat [verzoekster] onder toezicht zou worden gesteld en een machtiging tot gesloten plaatsing zou krijgen. Het hof bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter, waarbij de volledige termijn van de gesloten plaatsing wordt gehandhaafd. Het hof oordeelt dat, hoewel er positieve ontwikkelingen zijn in de situatie van [verzoekster], zoals haar bereidheid om hulp te accepteren en verbeterde relaties met haar ouders, het nog te vroeg is om de gesloten setting te beëindigen. De GI (gecertificeerde instelling) heeft de verantwoordelijkheid om de termijn van de gesloten plaatsing te verkorten zodra dat in het belang van [verzoekster] mogelijk is. Het hof benadrukt dat de huidige positieve ontwikkelingen tijd nodig hebben om te bestendigen en dat de GI actief moet zoeken naar een passende vervolgplek voor [verzoekster]. De beschikking van de kinderrechter wordt bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.340.667
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 573453)
beschikking van 23 juli 2024
inzake
[verzoekster],
verblijvende in [plaats1] bij [naam1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. C.C. Sneper,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming West,
Regio Haaglanden,
gevestigd in Den Haag,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de moeder],
wonende in [woonplaats1] ,
verder te noemen: de moeder,
en
[de vader],
wonende in [woonplaats2] ,
verder te noemen: de vader.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de mondelinge uitspraak van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 25 april 2024, op schrift gesteld op 23 mei 2024 onder voormeld zaaknummer, hierna ook: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 30 april 2024;
- het standpuntstuk van de GI van 8 juli 2024 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 11 juli 2024 plaatsgevonden.
Daarbij waren aanwezig:
- [verzoekster] , bijgestaan door haar advocaat;
-de moeder.
-een vertegenwoordiger van de GI (via een online-beeldverbinding).
Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is, met bericht vooraf, niemand verschenen.
De vader is op juiste wijze uitgenodigd, maar was niet aanwezig.

3.De feiten

3.1
[verzoekster] is in [plaats2] geboren [in] 2009.
De moeder is alleen belast met het gezag over [verzoekster] .
3.2
Bij beschikking van 9 november 2023 heeft de kinderrechter [verzoekster] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 9 november 2023 voor de duur van drie maanden, dus tot 9 februari 2024.
Ook is in deze beschikking voor [verzoekster] een spoedmachtiging tot plaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verleend voor de duur van vier weken, dus tot 7 december 2023.
3.3
Bij beschikking van 21 november 2023 heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [verzoekster] te laten opnemen en verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 7 december 2023 tot 9 februari 2024.
3.4
Bij beschikking van 6 februari 2024 heeft de kinderrechter [verzoekster] onder toezicht gesteld voor de duur van een jaar tot 6 februari 2025.
Bij diezelfde beschikking heeft de kinderrechter de GI een machtiging verleend om [verzoekster] dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 9 mei 2024.
3.5
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de kinderrechter deze machtiging verlengd met ingang van 9 mei 2024 tot 9 november 2024.
3.6
[verzoekster] verbleef eerst op een groep van [naam2] maar is met ingang van 13 maart 2024 geplaatst bij [naam1] te [plaats1] .

4.De omvang van het geschil

4.1
[verzoekster] is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking van
25 april 2024. Met deze grief wil zij de termijn van de gesloten plaatsing aan de orde stellen. [verzoekster] verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat de machtiging tot gesloten plaatsing voor de duur van maximaal vier maanden wordt verleend, dan wel een beslissing te nemen die het hof in het belang van [verzoekster] acht.
4.2
De GI heeft verweer gevoerd en gevraagd (het hof begrijpt:) om het verzoek in hoger beroep van [verzoekster] af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Omdat [verzoekster] ouder dan twaalf jaar is mag zij haar verzoek aan het hof voorleggen. Dit staat in artikel 6.1.1 lid 2 van de Jeugdwet (Jw).
5.2
In artikel 6.1.2 lid 1 Jw staat dat de kinderrechter op verzoek een machtiging kan verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven. Een machtiging kan volgens artikel 6.1.2 lid 2 Jw alleen maar worden verleend als naar het oordeel van de kinderrechter jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren en de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
5.3
Het hof stelt vast dat is voldaan aan de in artikel 6.1.2 lid 3, lid 5 en lid 6 en artikel 6.1.10 lid 1 Jw aan het verlenen van een machtiging als bedoeld in artikel 6.1.2 lid 1 Jw gestelde formele eisen. Dat stelt [verzoekster] bij het hof ook niet ter discussie.
5.4
[verzoekster] stelt dat het tot voor kort weliswaar niet goed met haar ging, dat zij lange tijd niet open stond voor hulpverlening en dat zij regelmatig wegliep vanuit de [naam2] , maar dat zij nu gemotiveerd is om aan haar gedrag te werken. Op de [naam1] waar ze nu verblijft krijgt zij therapie (PMT en EMDR), waar zij nu al veel baat bij heeft. Zij is al weer twee keer een weekend bij haar moeder geweest en de verstandhouding met haar vader is ook verbeterd. Zij ziet nu in dat het belangrijk is dat zij naar school blijft gaan, omdat zij graag een leuke baan wil. Zij ziet de toekomst met vertrouwen tegemoet. Zij is nu goed bezig zodat de termijn van zes maanden van de machtiging voor een gesloten plaatsing niet nodig is. Volgens haar is een termijn van vier maanden voldoende.
5.5
De GI voert aan dat het lange tijd niet goed is gegaan met [verzoekster] , en dat zij nog tot voor kort ook niet gemotiveerd was om hulp te accepteren. Volgens de GI is het positief dat [verzoekster] de aangeboden hulpverlening nu wel accepteert, dat zij weer naar school gaat en dat het ook beter met haar gaat. Dit zijn hele positieve ontwikkelingen, maar zij zijn nog wel pril. De GI vindt het daarom belangrijk dat deze goede ontwikkeling wordt voortgezet in de gesloten setting van de huidige machtiging. Daarbij speelt ook een rol dat er nog wekelijks incidenten plaatsvinden op de groep.
5.6
Uit de stukken en wat tijdens de mondelinge behandeling is gezegd is het volgende gebleken. Bij [verzoekster] spelen al vanaf haar tiende levensjaar gedragsproblemen, waarbij zij zelfbepalend was, loog en niet gevoelig was voor straffen. Door die problematiek kon [verzoekster] niet meer bij de moeder wonen. Daarna heeft zij bij de vader gewoond, maar ook daar ging het niet goed. Ze is een paar keer weggelopen, waarbij zij niet bereikbaar was en het onduidelijk was waar en met wie zij verbleef. Zij ging haar eigen gang en stond niet open voor het gezag van de moeder. Tijdens haar verblijf in de [naam2] vertoonde [verzoekster] problematisch gedrag en liep zij regelmatig weg. Dit eindigde op 1 maart 2024 met een roofoverval op een supermarkt die [verzoekster] samen met een groepsgenoot heeft gepleegd en waarvoor [verzoekster] strafrechtelijk wordt vervolgd. De voorlopige hechtenis van [verzoekster] is op 13 maart 2024 geschorst onder, onder andere, de voorwaarde dat zij met een machtiging voor gesloten jeugdhulp moet verblijven bij [naam1] , haar huidige verblijfplaats.
Positief is dat het inmiddels beter gaat met [verzoekster] . Zij wil nu hulp accepteren voor haar problematische gedrag. Om haar emoties te reguleren krijgt zij nu Psychomotorische therapie (PMT). Ook is recent EMDR ingezet om haar trauma’s te behandelen. Bovendien gaat zij nu weer regelmatig naar school, verblijft zij af en toe een weekend bij haar moeder en is het contact met haar vader verbeterd. Ondanks deze positieve ontwikkelingen is het hof van oordeel dat het nu te vroeg is om de kaders van de gesloten setting weg te nemen en [verzoekster] , zoals zij zelf wenst, op korte termijn al te laten doorstromen naar een open groep. Het hof begrijpt dat [verzoekster] de setting van de gesloten plaatsing niet altijd als prettig ervaart, maar uit het voorgaande kan wel worden opgemaakt dat [verzoekster] baat heeft bij de bij [naam1] ingezette PMT en EMDR en dat zij met de haar aangereikte handvatten al beter in staat is haar gedrag te reguleren. Beide therapieën zijn echter nog niet afgerond en bovendien is gebleken dat, zowel bij [naam1] als tijdens het weekendverblijf bij de moeder, de spanning bij [verzoekster] ook nog steeds behoorlijk kan oplopen en het [verzoekster] nog niet altijd lukt om haar gedrag in de hand te houden. De moeder heeft verteld dat zij zeker verbetering ziet, maar dat dit gedrag ook nu af en toe nog ingewikkeld is, zeker in verband met de veiligheid van de andere kinderen in haar gezin. Zij wil graag dat [verzoekster] naar huis komt als zij er klaar voor is. Het hof is van oordeel dat de termijn van de machtiging niet kan worden verkort. De huidige positieve ontwikkelingen, waarvoor [verzoekster] complimenten verdient, zijn nog pril en hebben tijd nodig om te bestendigen. Het hof verwacht wel van de GI dat zij, zoals is toegezegd op de zitting, de gesloten setting zal beëindigen zodra dat in het belang van [verzoekster] mogelijk is. De GI is niet verplicht om gebruik te maken van de machtiging voor de volledige duur. Het is van belang dat de gesloten plaatsing niet langer duurt dan strikt noodzakelijk is. Het is aan de GI om actief te zoeken naar een passende vervolgplek voor [verzoekster] binnen een open setting en/of ambulante begeleiding bij terugkeer naar de moeder.
De bestreden beschikking zal worden bekrachtigd.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de uitspraak van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 25 april 2024 zoals schriftelijk vastgelegd op 23 mei 2024.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, E. de Boer en
A.E. Grosscurt, bijgestaan door G.E.M. Bours als griffier, en is op 23 juli 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.