ECLI:NL:GHARL:2024:4845

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
200.339.843
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 juli 2024 de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland bekrachtigd, waarbij de ondertoezichtstelling van de minderjarige is verlengd. De kinderrechter had eerder op 11 januari 2024 besloten om de ondertoezichtstelling van de minderjarige, geboren in 2014, te verlengen tot 18 januari 2025. De moeder, die in hoger beroep ging, was van mening dat de verlenging niet nodig was, omdat de minderjarige door speltherapie verbeteringen had laten zien en geen contact met de vader wenste. De GI en de vader waren echter van mening dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk was voor de ontwikkeling van de minderjarige. Het hof oordeelde dat er nog steeds sprake was van een ontwikkelingsbedreiging en dat de doelen van de ondertoezichtstelling nog niet waren bereikt. Het hof benadrukte het belang van contact tussen de minderjarige en de vader en de noodzaak van systeemtherapie voor de ouders. Uiteindelijk werd de bestreden beschikking in stand gelaten, omdat de zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige te groot waren om de ondertoezichtstelling op te heffen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.339.843
zaaknummer rechtbank Gelderland 428885
beschikking van 23 juli 2024
in de zaak van
[verzoekster],
die woont in [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna: de moeder,
advocaat: mr. D.A.J. Spierings,
tegen
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland, regio Noord, locatie Apeldoorn,
belanghebbende in hoger beroep,
hierna: de GI.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[de vader],
die woont in [woonplaats1] ,
hierna: de vader,
advocaat: mr. B.J.H.L. Brouwer.

1.Samenvatting van de beslissing

De kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, heeft in de beschikking van 11 januari 2024 (hierna: de bestreden beschikking) de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] , geboren [in] 2014 op [plaats1] , verlengd tot 18 januari 2025. Het hof vindt dat dit zo moet blijven en legt hierna uit waarom.

2.De kern van de zaak

2.1
De moeder en de vader hebben samen het gezag over [de minderjarige] . [de minderjarige] woont bij de moeder.
2.2
De kinderrechter heeft [de minderjarige] in de beschikking van 28 januari 2022 onder toezicht gesteld van de GI tot 18 januari 2023. De ondertoezichtstelling is op 16 januari 2023 verlengd tot 18 januari 2024.
2.3
De moeder is het niet eens met de bestreden beschikking waarin de ondertoezichtstelling opnieuw is verlengd en komt in hoger beroep. Zij verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de GI alsnog af te wijzen.
2.4
De GI voert verweer in hoger beroep en vraagt het hof om het verzoek van de moeder in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking in stand te laten.
2.5
De vader voert ook verweer. Hij vindt dat de ondertoezichtstelling verlengd moet blijven en hij vraagt het hof daarom de bestreden beschikking in stand te laten.
2.6
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift, binnengekomen op 9 april 2024, met bijlagen;
  • het verweerschrift van de GI;
  • het verweerschrift van de vader;
  • het e-mailbericht van mr. Spierings 28 mei 2024 met bijlagen;
  • drie e-mailberichten van mr. Spierings van 5 juni 2024 met bijlagen;
  • het e-mailbericht van mr. Brouwer van 5 juni 2024 meteen bijlage;
  • het e-mailbericht van mr. Spierings van 6 juni 2024 met een bijlage.
2.7
De zitting bij het hof was op 6 juni 2024. De moeder en de vader waren daarbij aanwezig, bijgestaan door hun advocaten. Namens de GI was een jeugdbeschermer aanwezig.

3.Het oordeel van het hof

Wat staat in de wet?
3.1
De kinderrechter kan een kind onder toezicht stellen als er grote zorgen zijn over zijn ontwikkeling. Daarbij werken de ouders niet of niet genoeg mee aan vrijwillige hulpverlening. Het moet wel zo zijn dat de ouders de verzorging en opvoeding na een tijdje weer helemaal zelf kunnen gaan doen. De kinderrechter kan de ondertoezichtstelling steeds voor maximaal één jaar verlengen.
Wat vindt de moeder?
3.2
De moeder voert aan dat een verlenging van de ondertoezichtstelling niet nodig is. Op het moment van de instelling van de ondertoezichtstelling had [de minderjarige] last van nachtmerries en slaapwandelen. Door de speltherapie zijn die klachten sterk verminderd. [de minderjarige] geeft zelf aan dat haar trauma’s op de achtergrond zijn geraakt, doordat zij de vader niet meer hoeft te zien. Het doel van traumaverwerking is daarmee behaald. Het is niet gelukt om [de minderjarige] nieuwsgierig te maken naar haar vader. De moeder is niet tegen contact tussen [de minderjarige] en de vader, zolang dat contact maar wel begeleid wordt, maar [de minderjarige] wil zelf geen contact met de vader. Volgens de moeder wordt [de minderjarige] niet in haar ontwikkeling bedreigd.
Wat vindt de GI?
3.3
Volgens de GI gaat het nu beter met [de minderjarige] , die speltherapie heeft gevolgd. De ouders kunnen sinds kort ook weer met elkaar overleggen. De GI vindt het in het belang van [de minderjarige] dat zij het beeld van de vader kan bijstellen en dat zij uiteindelijk in contact komt met de vader. Verwacht wordt dat [de minderjarige] dat contact ook aankan. De GI vindt het zorgelijk dat de jonge [de minderjarige] zelfstandig lijkt te beslissen dat zij nooit meer contact wil met de vader. De GI vindt het belangrijk dat de ouders, in het belang van [de minderjarige] , systeemtherapie gaan volgen. De verlenging van de ondertoezichtstelling is volgens de GI noodzakelijk.
Wat vindt de vader?
3.4
De vader is het eens met de verlenging van de ondertoezichtstelling. Tussen hem en [de minderjarige] heeft zich niets voorgedaan op grond waarvan [de minderjarige] zou kunnen zeggen dat ze haar vader niet meer wil zien. Hij vindt het onbegrijpelijk dat een zo jong kind zelfstandig een negatief beeld van de vader ontwikkelt. Hij heeft zich steeds terughoudend opgesteld om de hulpverlening een kans te geven duidelijk te krijgen waarom [de minderjarige] zich zo uit, in de hoop dat uiteindelijk contactherstel zal volgen. Nu de speltherapie een positieve ontwikkeling lijkt op te leveren, is het belangrijk deze therapie voort te zetten. Daarvoor, maar ook gelet op de algehele gevoelens van de moeder ten opzichte van hem, is voortzetting van de ondertoezichtstelling van belang. De vader zal zeker zijn hulpverleningstraject voortzetten. Hij hoopt ook op maximale inzet van de moeder om contactherstel tussen hem en [de minderjarige] te stimuleren.
Wat vindt het hof?
3.5
Uit de stukken en wat op de zitting is gezegd is het volgende gebleken. Het gaat nu beter met [de minderjarige] . Zij ervaart op dit moment meer rust. De speltherapie is echter al gestopt voordat deze was afgerond, omdat [de minderjarige] zich niet gesteund voelde door de therapeut. Dat kwam omdat de therapeut vond dat er contact tussen [de minderjarige] en de vader kon plaatsvinden terwijl [de minderjarige] dat contact niet wilde. Volgens de GI lijdt [de minderjarige] onder de moeizame communicatie tussen haar ouders, wat duidt op een zogenoemd vroegkinderlijk trauma. Blijkbaar is [de minderjarige] nog steeds in de veronderstelling dat zij zelf de volledige regie heeft over haar contact met de vader. Nog steeds is niet duidelijk wat de reden is voor de grote weerstand van [de minderjarige] tegen contact met de vader.
3.6
Het hof is met de GI van oordeel dat het zorgelijk is dat de moeder [de minderjarige] er niet van heeft (kunnen) weerhouden om alle van de vader gekregen cadeaus terug te geven, foto’s weg te gooien en zelfs een afscheidsbrief aan de vader te schrijven. Het hof is van oordeel dat de moeder in het belang van [de minderjarige] , verbaal én non-verbaal, moet gaan uitdragen dat contact tussen [de minderjarige] en haar vader belangrijk is. Dit betekent dat van de moeder wordt verwacht dat zij [de minderjarige] actief ervan weerhoudt de banden met de vader te proberen te verbreken, zoals het schrijven van een afscheidsbrief. Het betekent ook dat de moeder niet alleen zegt dat [de minderjarige] contact mag hebben als ze dat wil, maar dat zij hier ook non-verbaal haar emotionele toestemming voor geeft. Volgens de moeder geeft zij die toestemming, maar gebleken is ook dat de moeder alleen akkoord kan gaan met begeleide contacten. Het is zeer goed mogelijk dat zij daarmee naar [de minderjarige] haar angst uitstraalt om [de minderjarige] naar de vader te laten gaan.
3.7
Hoewel het nu beter gaat met [de minderjarige] , die nu meer rust ervaart, zijn twee belangrijke doelen van de ondertoezichtstelling nog steeds niet bereikt. Dat zijn het onderzoeken van de mogelijkheden van contact tussen [de minderjarige] en de vader en het vormen van een eigen onbelast beeld van de vader door [de minderjarige] . In die zin is er nog steeds sprake van een ontwikkelingsbedreiging bij [de minderjarige] . Het uitblijven van contact met de vader en het niet zelf kunnen vormen van een eigen beeld van de vader kunnen (op termijn) schadelijk zijn voor haar identiteitsontwikkeling. De vader heeft al therapie gevolgd waardoor hij, zoals hij op de zitting heeft gezegd, beter in zijn vel zit. Volgens de GI is de vader ook beter in staat aan te sluiten bij de behoefte van [de minderjarige] . Tijdens de verlenging van de ondertoezichtstelling kan systeemtherapie ingezet worden, en kunnen de ouders leren emotionele toestemming te geven aan [de minderjarige] om bij de andere ouder te zijn. Gelet op het voorgaande, acht het hof deze hulp noodzakelijk. Het hof ziet dat er kleine stappen zijn gezet en er is zicht op verbetering, maar die ontwikkelingen zijn nog maar pril. Het hof vindt het, net als de GI, voor [de minderjarige] belangrijk dat de ouders deze therapie gaan en blijven volgen. Het hof is, anders dan de moeder, van oordeel dat de therapie niet vanuit het vrijwillig kader zou kunnen plaatsvinden. Daarvoor zijn de zorgen te groot en de stappen die er in de afgelopen periode zijn gezet te beperkt.
Gelet op alles wat hiervoor genoemd wordt is het hof van oordeel dat, anders dan de moeder aanvoert, de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook in stand laten (
bekrachtigen).

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 11 januari 2024.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, S. Kuijpers en D.J.M. van de Voort, bijgestaan door G.E.M. Bours als griffier en is in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2024.