ECLI:NL:GHARL:2024:4842

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
200.338.211
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen ouders na ontbinding geregistreerd partnerschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van twee minderjarige kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], na de ontbinding van het geregistreerd partnerschap van de ouders. De rechtbank Gelderland had eerder op 30 november 2023 een beschikking gegeven waarin de zorgregeling voor de kinderen was vastgesteld. De moeder, vertegenwoordigd door mr. M.G.W.M. Geurts, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking, terwijl de vader, vertegenwoordigd door mr. L.M. Kok, verweer heeft gevoerd en een gewijzigd verzoek heeft ingediend.

Tijdens de mondelinge behandeling hebben de ouders overeenstemming bereikt over de zorgregeling voor [de minderjarige2]. Het hof heeft de bestreden beschikking op dat punt vernietigd en de ouders in hun verzoeken gevolgd. Voor [de minderjarige1] heeft de moeder aangegeven dat zij het belangrijk vindt dat er weer contact is met de vader, maar dat dit eerst onder begeleiding van een hulpverlener moet plaatsvinden. Het hof heeft bepaald dat er eerst een gesprek tussen de vader en [de minderjarige1] moet plaatsvinden, waarna er begeleide omgangscontacten zullen zijn. Het hof heeft ook de verdeling van vakanties en feestdagen vastgesteld, waarbij de ouders jaarlijks in januari over de verdeling overleggen.

De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van de communicatie tussen de ouders en de zorg voor de kinderen, waarbij de wensen van de kinderen en de omstandigheden van de ouders in acht worden genomen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.338.211
(zaaknummer rechtbank Gelderland 421215)
beschikking van 23 juli 2024
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.G.W.M. Geurts te Duiven,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. L.M. Kok te Zevenaar.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 11 september 2023 en 30 november 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 28 februari 2024;
- het verweerschrift met producties;
- een journaalbericht van mr. Kok van 19 juni 2024 met daarbij een (akte tot) wijziging van het verzoek, met een nadere productie.
2.2
De minderjarige [de minderjarige1] is in de gelegenheid gesteld haar mening over het verzoek kenbaar te maken, maar zij heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
2.3
De zitting heeft op 2 juli 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- de vader met zijn advocaat, en
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
Het hof heeft, met instemming van de (advocaat van de) moeder, bijzondere toegang verleend aan een kantoorgenoot van mr. Kok om de zitting bij te wonen.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2010 te [plaats1] , en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2018 te [woonplaats2] ,
over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.2
Bij de beschikking van 11 september 2023 heeft de rechtbank de ontbinding van het geregistreerd partnerschap tussen de ouders uitgesproken, aangegaan op 23 september 2020 in de gemeente [de gemeente] . De rechtbank heeft daarbij bepaald dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] (verder gezamenlijk ook te noemen: de kinderen) hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben en de beslissing over het verzoek ten aanzien van de zorgverdeling en de vakantieregeling aangehouden.

4.De omvang van het geschil

4.1
Het geschil tussen de ouders heeft betrekking op de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen hen, betreffende de kinderen.
Bij de beschikking van 30 november 2023 (verder: de bestreden beschikking) heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, als zorgregeling voor [de minderjarige2] vastgesteld dat hij bij de vader verblijft in een vierwekelijkse cyclus:
- in week 1: op woensdag uit de bso/school tot en met vrijdag naar de bso/school,
waarbij [de minderjarige2] de overige dagen van deze week bij de moeder verblijft;
- in de weken 2 en 3: op dinsdag uit de bso/school tot en met dinsdag naar de
bso/school, waarbij [de minderjarige2] de overige dagen van deze week bij de moeder verblijft;
- in week 4: [de minderjarige2] verblijft bij de moeder;
[de minderjarige2] heeft om de vier weken in de derde en vierde week op woensdag om 19.00 uur en op
zaterdag 11.00 uur telefonisch contact met de vader.
In die beschikking heeft de rechtbank als zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige1] vastgesteld dat zij bij de vader verblijft:
- om te beginnen twee keer in de vier weken een zaterdag tussen 12.00 uur en 16.00
uur waarbij de vader samen met [de minderjarige1] (en [de minderjarige2] ) in de buurt van [woonplaats2] een
activiteit kan ondernemen, waarbij de vader [de minderjarige1] bij de moeder thuis ophaalt en
om 16.00 uur bij de moeder brengt;
- na een periode van acht weken een omgangsmoment van twee keer in de vier weken
op zaterdag tussen 10.00 uur en 19.00 uur, waarbij de vader [de minderjarige1] bij de moeder thuis ophaalt en de vader [de minderjarige1] om 19.00 uur bij de moeder brengt. Na deze acht weken wordt de zorgregeling verder uitgebreid. [de minderjarige1] verblijft:
- in week 1: op woensdag uit school tot en met vrijdag na school bij de vader,
waarbij [de minderjarige1] de overige dagen van deze week bij de moeder verblijft;
- in weken 2 en 3: op donderdag uit school tot en met maandag na school bij de
vader, waarbij [de minderjarige1] de overige dagen bij de moeder verblijft;
- in week 4: [de minderjarige1] verblijft deze week bij de moeder (enzovoorts);
[de minderjarige1] heeft om de vier weken in de derde en vierde week op woensdag om 19.00
uur en op zaterdag 11.00 uur telefonisch contact met de vader;
en ten aanzien van de vakanties en feestdagen heeft de rechtbank in die beschikking bepaald:
- zomervakantie: de kinderen verblijven drie weken aaneengesloten bij de moeder en
drie weken aaneengesloten bij de vader, mits dit mogelijk is binnen het werkschema van de vader;
- de overige vakanties worden tussen partijen bij helfte verdeeld;
- partijen overleggen ieder jaar in januari over de verdeling van de vakanties, rekening
houdend met het rooster van de vader;
- kerstavond en Eerste Kerstdag: de kinderen verblijven bij de vader in de jaren dat hij thuis is. Dit is om het jaar. Het andere jaar zijn de kinderen bij de moeder;
Tweede Kerstdag: de kinderen verblijven ieder jaar bij de moeder vanaf 11.00 uur;
Oud- en Nieuwjaar: de kinderen verblijven bij de vader in de jaren dat hij thuis is. Dit is om het jaar. Het andere jaar zijn de kinderen bij de moeder;
- Vaderdag: de kinderen zijn bij de vader, mits de vader thuis is;
- Moederdag: de kinderen zijn bij de moeder;
- de kinderen verblijven de overige feestdagen bij de ouder bij wie zij volgens de
zorgregeling zijn,
en het meer of anders verzochte afgewezen.
4.2
De moeder is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof om die beschikking te vernietigen en te bepalen dat het contact tussen de vader en [de minderjarige2] wordt beperkt tot zeven dagen per vier weken, nader te bepalen, en het contact tussen de vader en [de minderjarige1] op nihil te stellen totdat duidelijkheid bestaat over de situatie bij de vader, en totdat de weerstand bij [de minderjarige1] is weggenomen.
4.3
De vader voert verweer en vraagt, bij gewijzigd verzoek, de bestreden beschikking (gedeeltelijk) te vernietigen en opnieuw beschikkende:
te bepalen dat het hof als zorgregeling vaststelt dat [de minderjarige1] , onder begeleiding van [naam1] of een soortgelijke instantie, minimaal eenmaal per veertien dagen contact heeft met de vader, waarbij bij een goed verloop onder regie van de jeugdconsulent van het Wijkteam van de gemeente [de gemeente] , of een andere soort instantie, wordt toegewerkt naar onbegeleid contact met als uiteindelijk doel dat [de minderjarige1] bij de vader verblijft in een vierwekelijkse cyclus:
- in week 1: op woensdag uit school tot en met vrijdag na school bij de vader, waarbij
[de minderjarige1] de overige dagen van deze week bij de moeder verblijft;
- in week 2 en 3: op dinsdag uit school tot en met dinsdag na school bij de vader,
waarbij [de minderjarige1] de overige dagen van de week bij de moeder verblijft;
- in week 4: [de minderjarige1] verblijft bij de moeder (enzovoorts);
[de minderjarige1] heeft om de vier weken in de derde en vierde week op woensdag om 19.00 uur en op zaterdag 11.00 uur telefonisch contact met de vader;
dan wel een zorgregeling vast te stellen als het hof juist acht;
te bepalen dat het hof als zorgregeling vaststelt dat [de minderjarige2] bij de vader verblijft in een vierwekelijkse cyclus:
- in week 1: op woensdag uit de BSO/school tot en met vrijdag na de BSO/school bij de
vader, waarbij [de minderjarige2] de overige dagen van deze week bij de moeder verblijft;
- in weken 2 en 3: op dinsdag uit de BSO/school tot en met dinsdag na de BSO/school
bij de vader, waarbij [de minderjarige2] de overige dagen van deze week bij de moeder verblijft;
in week 4: [de minderjarige2] verblijft bij de moeder (enzovoorts);
[de minderjarige2] heeft om de vier weken in de derde en vierde week op woensdag om 19.00 uur en op
zaterdag 11.00 uur telefonisch contact met de vader;
te bepalen dat de verdeling van de vakantie- en feestdagen als volgt is:
- zomervakantie: de kinderen verblijven drie weken aaneengesloten bij de moeder en drie weken aaneengesloten bij de vader, mits dit mogelijk is binnen het werkschema van de vader;
- de overige vakanties worden tussen partijen bij helfte verdeeld;
- partijen overleggen ieder jaar in januari over de verdeling van de vakanties, rekening
houdend met het rooster van de vader;
- kerstavond en Eerste Kerstdag: de kinderen verblijven bij de vader in de jaren dat hij
thuis is. Dit is om het jaar. Het andere jaar zijn de kinderen bij de moeder;
- - Tweede Kerstdag: de kinderen verblijven ieder jaar bij de moeder vanaf 11.00 uur;
- Oud- en Nieuwjaar: de kinderen verblijven bij de vader in de jaren dat hij thuis is. Dit is
om het jaar. Het andere jaar zijn de kinderen bij de moeder;
- Vaderdag: de kinderen verblijven bij de vader, mits de vader thuis is;
- Moederdag: de kinderen verblijven bij de moeder;
- de kinderen verblijven de overige feestdagen bij de ouder bij wie zij volgens de
zorgregeling zijn;
althans een regeling vast te stellen als het hof juist acht.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De ouders hebben samen het gezag. Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen over de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken omvatten (‘zorgregeling’), alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 1:377a lid 3 BW, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben.
5.2
De rechter neemt een zodanige beslissing als haar of hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. De rechter dient bij die beslissing alle omstandigheden van het geval in acht te nemen, wat er in een voorkomend geval toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de afweging van belangen.
[de minderjarige2]
5.3
Tijdens de mondelinge behandeling hebben de ouders overeenstemming bereikt over de zorgregeling voor [de minderjarige2] . De moeder stemt in met de door de vader verzochte regeling. Op de zitting hebben de ouders afgesproken dat, anders dan in de door de vader verzochte regeling staat, de vader [de minderjarige2] in week 1 in principe op dinsdag na BSO/school ophaalt. Vanwege het werk van de vader (hij is [beroep] ) is dat tijdstip voor hem alleen niet altijd haalbaar. De ouders hebben afgesproken dat de vader de moeder uiterlijk iedere maandagavond van week 1 laat weten of hij [de minderjarige2] in die week op dinsdag na BSO/school ophaalt, of op woensdag na BSO/school.
Nu de ouders overeenstemming hebben bereikt en hun verzoeken dienovereenkomstig hebben aangepast zal het hof de bestreden beschikking op dat punt vernietigen en beslissen conform de door de ouders bereikte overeenstemming.
[de minderjarige1]
5.4
Ten aanzien van [de minderjarige1] heeft de moeder op de mondelinge behandeling gezegd dat zij het belangrijk vindt dat er weer contact is tussen [de minderjarige1] en de vader. Voordat van contact met de vader echter sprake kan zijn, wil [de minderjarige1] eerst een gesprek met de vader. [de minderjarige1] heeft in de afgelopen tien jaar nare ervaringen opgedaan in het contact met de vader. Zij voelde zich daarin niet gehoord door hem. [de minderjarige1] wil dat aan de vader vertellen en wil dat de vader daarbij echt naar haar luistert, haar erkenning geeft en excuses aanbiedt voor wat er gebeurd. Het eerste gesprek en de eerste omgangscontacten zouden moeten worden begeleid door iemand die daarin gespecialiseerd is, aldus de moeder.
5.5
De vader herkent zich niet in wat de moeder over hem stelt en weet niet waarvoor hij
excuses moet aanbieden aan [de minderjarige1] . Hij probeert al geruime tijd contact te krijgen met [de minderjarige1] maar zij houdt ieder contact af. De vader staat open voor een gesprek met [de minderjarige1] en hij vindt het in het belang van [de minderjarige1] dat de eerste contacten onder begeleiding van een (professionele) derde plaatsvinden.
5.6
Het hof overweegt dat, gelet op de stellingen van de ouders op de mondelinge behandeling en omdat er nu al geruime tijd geen contact tussen de vader en [de minderjarige1] is geweest, eerst een gesprek tussen de vader en [de minderjarige1] moet plaatsvinden, zoals door [de minderjarige1] gewenst. Dat gesprek dient te worden begeleid door een onafhankelijke derde. De ouders dienen zich daarvoor aan te melden bij het zogenoemde gebiedsteam in [woonplaats2] . Het gebiedsteam kan de ouders verder helpen bij het vinden van een hulpverlener die voldoende is toegerust voor het begeleiden van een dergelijk gesprek. Dat gesprek dient vooral gericht te zijn op het horen van [de minderjarige1] door de vader, hoe zij het contact met hem heeft beleefd, en op het geven van erkenning daarvan door de vader. Zoals door de raad ook op de mondelinge behandeling is gezegd, is het immers de beleving van [de minderjarige1] waar de vader begrip voor moet hebben en niet tegenin moet gaan.
Nadat zo’n gesprek heeft plaatsgevonden dient te worden toegewerkt naar een zorgregeling zoals door de vader verzocht. De moeder heeft op de zitting gezegd dat een dergelijke regeling op termijn mogelijk zou moeten zijn maar niet zo snel als de vader dat zou willen. Het hof overweegt daarom dat bij het toewerken naar de uiteindelijke regeling rekening wordt gehouden met het tempo van [de minderjarige1] en dat wat zij aankan en wat passend is. Daarbij neemt het hof de leeftijd van [de minderjarige1] in aanmerking, en het feit dat zij al enige tijd geen contact meer heeft gehad met de vader. Mede gelet daarop zal het hof ook bepalen dat de eerste twee omgangscontacten na voornoemd gesprek onder begeleiding van dezelfde hulpverlener die ook het gesprek heeft begeleid, moeten plaatsvinden.
Beide kinderen
5.7
Ten aanzien van de zorgregeling in de vakanties en tijdens feestdagen sluit het hof aan bij het verzoek in hoger beroep van de vader, nu de door hem verzochte regeling hetzelfde is als die de rechtbank heeft vastgesteld en de moeder daartegen geen verweer heeft gevoerd. Daarbij overweegt het hof dat, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, het tempo van [de minderjarige1] en dat wat zij aankan in het contact met de vader dient te worden gevolgd.
5.8
Verder overweegt het hof dat de raad op de zitting heeft geadviseerd tot de inzet van hulpverlening volgens de SCHIP-methode. De SCHIP-methode is gericht op het verbeteren van de onderlinge communicatie met als uiteindelijk doel gezamenlijk ouderschap. Het hof onderschrijft dit advies van de raad en benadrukt bij de ouders het belang dat beide kinderen erbij hebben dat de ouders samen een dergelijk hulpverleningstraject gaan volgen.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slagen de grieven gedeeltelijk. Het hof zal de bestreden beschikking, omwille van de leesbaarheid, vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van
30 november 2023 en, opnieuw beschikkende:
verdeelt de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders ten aanzien van [de minderjarige2] volgens de navolgende vierwekelijkse cyclus:
- in week 1: op woensdag uit de BSO/school tot en met vrijdag na de BSO/school bij de
vader, waarbij [de minderjarige2] de overige dagen van deze week bij de moeder verblijft;
- - in weken 2 en 3: op dinsdag uit de BSO/school tot en met dinsdag na de BSO/school
bij de vader, waarbij [de minderjarige2] de overige dagen van deze week bij de moeder verblijft;
- in week 4: [de minderjarige2] verblijft bij de moeder (enzovoorts);
[de minderjarige2] heeft om de vier weken in de derde en vierde week op woensdag om 19.00 uur en op
zaterdag 11.00 uur telefonisch contact met de vader;
verdeelt de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders ten aanzien van [de minderjarige1] als volgt:
- bepaalt dat eerst een gesprek tussen de vader en [de minderjarige1] zal plaatsvinden zoals hiervoor onder 5.6 omschreven en onder begeleiding van een hulpverlener,
- bepaalt dat er vervolgens twee keer een, door dezelfde hulpverlener, begeleid contact tussen de vader en [de minderjarige1] zal zijn, waarna in het tempo van [de minderjarige1] zal worden toegewerkt naar een onbegeleide zorgregeling met als doel dat [de minderjarige1] bij de vader verblijft in een vierwekelijkse cyclus:
- in week 1: op dinsdag uit school tot en met vrijdag na school bij de vader, waarbij [de minderjarige1] de overige dagen van deze week bij de moeder verblijft;
- in week 2 en 3: op dinsdag uit school tot en met dinsdag na school bij de vader,
waarbij [de minderjarige1] de overige dagen van de week bij de moeder verblijft;
- in week 4: [de minderjarige1] verblijft bij de moeder (enzovoorts);
[de minderjarige1] heeft om de vier weken in de derde en vierde week op woensdag om 19.00 uur en op zaterdag 11.00 uur telefonisch contact met de vader;
bepaalt de verdeling van de vakanties en feestdagen voor beide kinderen als volgt:
- zomervakantie: de kinderen verblijven drie weken aaneengesloten bij de moeder en drie weken aaneengesloten bij de vader, mits dit mogelijk is binnen het werkschema van de vader;
- de overige vakanties worden tussen partijen bij helfte verdeeld;
- de ouders overleggen ieder jaar in januari over de verdeling van de vakanties, rekening
houdend met het rooster van de vader;
- kerstavond en Eerste Kerstdag: de kinderen verblijven bij de vader in de jaren dat hij
thuis is. Dit is om het jaar. Het andere jaar zijn de kinderen bij de moeder;
- Tweede Kerstdag: de kinderen verblijven ieder jaar bij de moeder vanaf 11.00 uur;
- Oud- en Nieuwjaar: de kinderen verblijven bij de vader in de jaren dat hij thuis is. Dit is om het jaar. Het andere jaar zijn de kinderen bij de moeder;
- Vaderdag: de kinderen verblijven bij de vader, mits de vader thuis is;
- Moederdag: de kinderen verblijven bij de moeder;
- de kinderen verblijven de overige feestdagen bij de ouder bij wie zij volgens de
zorgregeling zijn;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers, E. de Boer en A.E. Grosscurt, en is op 23 juli 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.