In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de hoofdverblijfplaats van een minderjarige en de kinderalimentatie na de echtscheiding van partijen. De man en de vrouw, die in 2016 in gemeenschap van goederen zijn gehuwd, zijn de ouders van de minderjarige, geboren in 2007. De vrouw had een verzoek tot echtscheiding ingediend, dat op 13 april 2023 bij de rechtbank Gelderland is ingekomen. De rechtbank heeft op 3 november 2023 de echtscheiding uitgesproken en daarbij de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vrouw bepaald, evenals een kinderalimentatie van € 100 per maand door de man aan de vrouw.
De man ging in hoger beroep tegen deze beschikking met twintig grieven, waarbij hij verzocht om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem te bepalen en de kinderalimentatie te verhogen naar € 150 per maand. Het hof heeft vastgesteld dat de feitelijke situatie is gewijzigd en dat de minderjarige nu bij de man verblijft, met om de week een weekend bij de vrouw. Het hof heeft daarom de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de man bepaald en de kinderalimentatie gewijzigd naar € 25 per maand, ingaande op 1 januari 2024.
Daarnaast heeft het hof de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap behandeld. De man betwistte de waardering van de gezamenlijke onderneming, maar het hof heeft de beslissing van de rechtbank op dit punt in stand gelaten. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten dragen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.