Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekers in het principaal hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil4.1 Tussen partijen is (de invulling van) het recht op omgang van de grootouders met de kinderen in geschil. De grootouders hadden de rechtbank verzocht een omgangsregeling vast te stellen tussen hen en de kinderen. De moeder heeft de rechtbank gevraagd dat verzoek af te wijzen. In de beschikking van 20 oktober 2023 (verder: de bestreden beschikking) heeft de rechtbank het verzoek van de grootouders afgewezen.
De moeder vraagt het hof om de grootouders niet-ontvankelijk te verklaren in hun hoger beroep dan hun de verzoeken af te wijzen. In het incidenteel hoger beroep verzoekt zij, uitvoerbaar bij voorraad:
5.De motivering van de beslissing
Het hof sluit na eigen onderzoek aan bij het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waar dat oordeel op rust en neemt die overwegingen, met uitzondering van de overweging in 5.6 voor zover daar is opgenomen: “Bij de harde […] in het leven van de kinderen”, hier over. In aanvulling op die beschikking overweegt het hof nog het volgende.
Het hof begrijpt heel goed dat de grootouders benoemen dat zij naast hun zoon nu ook hun kleinkinderen (en de moeder) verliezen/zijn verloren en begrijpt ook hun belang om tot een vaste omgangsregeling met de kleinkinderen te komen. Het hof gunt dat ook iedereen. Maar de kinderen zijn nog erg jong en grotendeels afhankelijk van hun opvoeder en dat is nu de moeder. Het is daarom nu het meest in het belang van de kinderen dat aan de moeder de voor haar benodigde tijd en rust wordt gegund. Tijd en rust heeft zij ook door de lopende gerechtelijke procedures de afgelopen jaren niet kunnen ervaren. Hoe zeer het hof het ook in het belang van de kinderen vindt dat zij een band houden met de familie van de vader, zijn de verhoudingen tussen de grootouders en de moeder te verstoord geraakt om nu anders te kunnen beslissen.