ECLI:NL:GHARL:2024:4834

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
200.331.880
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vaststelling vaderschap van een overleden man en de afwijzing daarvan

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot vaststelling van het vaderschap van een overleden man. De verzoeker, die optreedt als bijzonder curator over een minderjarige, heeft verzocht om het vaderschap van de overleden man vast te stellen. Echter, er was geen DNA-profiel beschikbaar van de overleden man, noch was er medewerking van de familie voor een verwantschapsonderzoek. Het hof heeft vastgesteld dat het vaderschap niet kan worden vastgesteld op basis van foto’s van de relatie en zwangerschap, en heeft het verzoek van de bijzonder curator afgewezen. De ouders van de overleden man hebben aangegeven niet te willen meewerken aan het onderzoek, wat het hof als een te zwaarwegende reden heeft gezien om het verzoek af te wijzen. De beslissing is ook toegelicht aan de minderjarige, waarbij het hof de situatie en de redenen voor de afwijzing heeft uitgelegd. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.331.880
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 553389)
beschikking van 23 juli 2024
inzake
[verzoeker] ,
kantoorhoudende in [plaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
als bijzonder curator over [de minderjarige] ,
verder te noemen: de bijzonder curator.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de vader]en
[de moeder1],
beiden wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: ouders [de vader/moeder1] ,
advocaat: mr. G. Öntaş te Amsterdam,
en
het Openbaar Ministerie,
verder te noemen: het Openbaar Ministerie,
en
[de stiefvader],
wonende in [woonplaats2] ,
hierna te noemen: de stiefvader.
Als informant wordt aangemerkt:
[de moeder2],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. D.H. Bialkowski te Amsterdam.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 19 maart 2024 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
  • een verweerschrift van de ouders [de vader/moeder1] ;
  • een brief van het Openbaar Ministerie van 14 juni 2024, en
  • een journaalbericht van mr. Bialkowski van 17 juni 2024 met producties.
1.3
Op 18 juni 2024 is de mondelinge behandeling voortgezet. Tijdens deze mondelinge behandeling werd ook het verzoek in hoger beroep in de zaak met zaaknummer 200.317.583 behandeld. Aanwezig waren:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
  • de stiefvader,
  • de ouders [de vader/moeder1] , bijgestaan door hun advocaat en vergezeld van een tolk,
  • de bijzonder curator en
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
Aan de heer [naam1] , zoon van de ouders [de vader/moeder1] , is bijzondere toegang verleend.
1.4
Bij journaalbericht van 16 juli 2024 heeft mr. Öntaş namens de ouders [de vader/moeder1] laten weten dat zij geen gebruik willen maken van de geboden mogelijkheid tot mediation.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de beschikking van 19 maart 2024, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
In die beschikking heeft het hof, voor zover hier van belang:
- de bestreden beschikking vernietigd, voor zover die betrekking heeft op de erkenning, en in zoverre opnieuw beschikkende, de erkenning van [de minderjarige] , geboren [in] 2011 in [plaats2] , door [de stiefvader] vernietigd en, alvorens verder te beslissen:
  • bepaald dat binnen drie maanden een nieuwe mondelinge behandeling zal plaatsvinden;
  • het Openbaar Ministerie gevraagd om het hof op de volgende mondelinge behandeling te informeren of het NFI (nog) beschikt DNA-profiel van [de vader/moeder1] en, zo ja, onder welke voorwaarden dit profiel door het NFI kan worden afgegeven voor een DNA-onderzoek om vast te stellen of [de vader/moeder1] de biologische vader is van [de minderjarige] , en
  • verder iedere beslissing aangehouden.
2.3
Het Openbaar Ministerie heeft het hof op 14 juni 2024 bericht dat bij het NFI geen DNA-profiel van [de vader/moeder1] aanwezig is. Volgens het Openbaar Ministerie is van [de vader/moeder1] nooit celmateriaal ontvangen en daarom is ook nooit een DNA-profiel van [de vader/moeder1] in de DNA-bank opgenomen. Dat betekent dat deze route om het vaderschap vast te stellen in elk geval niet open staat.
2.4
Tijdens de mondelinge behandeling op 18 juni 2024 is vervolgens gebleken dat ook anderszins geen DNA-onderzoek heeft plaatsgevonden omdat ook niet via de familie DNA-materiaal is afgestaan. De ouders [de vader/moeder1] hebben tijdens de mondelinge behandeling bij herhaling verklaard dat zij op dit moment niet bereid zijn om mee te werken aan een verwantschapsonderzoek. De ouders [de vader/moeder1] vinden een dergelijk onderzoek om diverse persoonlijke redenen, waaronder ook het verdriet dat zij nog steeds hebben om het overlijden van hun zoon [naam2] , op dit moment te belastend. De broer van [naam2] , tijdens de mondelinge behandeling aanwezig, verklaarde dat hij zich op hetzelfde standpunt stelt als de ouders [de vader/moeder1] .
2.5
Daarop heeft de bijzonder curator zijn verzoek in die zin aangevuld dat hij nu verzoekt de ouders [de vader/moeder1] te verplichten om mee te werken aan een verwantschapsonderzoek. Het hof gaat aan dit verzoek evenwel voorbij, omdat dit verzoek in een te laat stadium van de procedure is ingediend. De ouders [de vader/moeder1] hebben zich daardoor niet kunnen voorbereiden op een verweer tegen dat verzoek. Daarmee is het verzoek in strijd met de goede procesorde.
2.6
Het hof zal tot slot het vaderschap van [de vader/moeder1] niet vaststellen op basis van foto’s van de relatie tussen [de vader/moeder1] , de zwangerschap van de moeder en foto’s van [de vader/moeder1] met [de minderjarige] , zoals door de bijzonder curator nog is verzocht. Het hof is van oordeel dat de aangevoerde omstandigheden ontoereikend zijn om het vaderschap vast te stellen van een overleden man.
2.7
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het hof het verzoek van de bijzonder curator om het vaderschap van [de vader/moeder1] over [de minderjarige] vast te stellen, zal afwijzen.
2.8
Het hof zal in een brief aan [de minderjarige] zijn beslissing als volgt toelichten:

Eerder, in februari van dit jaar, schreef ik jou een brief over de vaststelling van het vaderschap door [naam2] . Ik legde je toen uit dat op dat moment nog onzeker was of DNA-onderzoek kon plaatsvinden. Voor zo’n onderzoek is DNA-materiaal nodig. In dit geval is dat lastig omdat [naam2] overleden is.
Er is gekeken of er nog DNA-materiaal van [naam2] aanwezig is dat via het Openbaar Ministerie kan worden opgevraagd. Inmiddels is duidelijk geworden dat dit niet zo is. Het Openbaar Ministerie kan dus niet helpen om vast te stellen of [naam2] jouw biologische vader is.
Het hof heeft tijdens een nieuwe mondelinge behandeling gesproken met de ouders van [naam2] . Het hof heeft hen gevraagd of zij zouden willen meewerken met een DNA-onderzoek (dat heet ook wel een verwantschapsonderzoek). Dat vinden de ouders van [naam2] op dit moment heel moeilijk, omdat zij nog steeds verdrietig zijn dat [naam2] is overleden en omdat zij daarnaast ook andere problemen hebben. De ouders van [naam2] hebben daarom gezegd dat zij niet willen meewerken aan een verwantschapsonderzoek. Het hof kan de ouders van [naam2] op dit moment niet dwingen om aan een verwantschapsonderzoek mee te werken.
Doordat het hof geen DNA-onderzoek kan laten verrichten, kan het ook niet vaststellen of [naam2] jouw biologische vader is. Het hof moet daarom het verzoek om het vaderschap van [naam2] vast te stellen afwijzen.
Ik kan me voorstellen dat je niet blij bent met deze beslissing, maar ik hoop dat er nu weer rust voor jou komt. Ik vertel je nog wel dat de ouders van [naam2] op de zitting hebben gezegd dat je contact met hen mag opnemen zodra je 18 jaar bent.
2.9
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep in die zin compenseren dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt.

3.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
wijst af het verzoek van de bijzonder curator tot het vaststellen van het ouderschap van [de vader/moeder1] over [de minderjarige] ;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt; en
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Groot, J.U.M. van der Werff en K. Mans, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 23 juli 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.