3.17Met de eerste vier bezwaren (‘grieven’) komt ZekerOk op tegen het oordeel dat de huurovereenkomst van 1 augustus 2021 een schijnconstructie en daarmee nietig is, zodat Den Reast daaraan niet is gebonden.
Maar ook het hof komt tot het oordeel dat het gaat om een schijnconstructie die tot doel had dat [naam1] via ZekerOk kon voortgaan met verbouw en exploitatie van de boerderij en in het bijzonder met de ruimtes met nummers 2b, 2c en 2d, ook na de executieverkoop. Daarvoor zijn in hoger beroep nog meer aanwijzingen aan het licht gekomen. Daarbij gaat het ook om omstandigheden uit de periode voor 1 augustus 2021.
- tegenstrijdige overeenkomsten
Op 1 maart 2021 was het voorhuis met tuin ( [adres] 2) met uitzondering van de studio door [naam1] als woonruime verhuurd aan [huurder2] , die het gehuurde in november 2021 heeft verlaten. Diezelfde ruimte zou [naam1] per 1 maart 2021 hebben verhuurd aan ZekerOk, zoals blijkt uit het onder 3.13 beschreven document (dat ZekerOk zelf in de procedure heeft overgelegd).
[naam1] heeft voor die dubbele verhuur ter zitting geen begrijpelijke, steekhoudende verklaring kunnen geven. Ook niet voor het verschil in vastgelegde huurprijs gedurende het gebruik door [huurder2] (€ 400 per maand voor [huurder2] , € 10 per maand voor ZekerOk).
- datering van overeenkomsten en tijdstip van het verstrekken van die stukken
[naam1] deed al op 13 april 2021 aan de met executieverkoop belaste notaris de toezegging dat hij de huurovereenkomsten van het volgens hem geheel verhuurde object zou verstrekken (zie 3.14). Ondanks herhaald verzoek heeft hij pas na 1 oktober 2021 – de datum van eigendomsverkrijging door Den Reast – de op 1 augustus 2021 gedateerde overeenkomst verstrekt, terwijl is gesteld noch gebleken dat hij de notaris heeft geïnformeerd over de huurovereenkomst van 1 maart 2021. Daarvan nam Den Reast pas kennis kort voor de mondelinge behandeling bij de kantonrechter.
Net als in de kantonprocedure heeft [naam1] (al dan niet namens ZekerOk) voor dit tijdsverloop geen verklaring gegeven.
Ook van ZekerOk had een verklaring verwacht mogen worden, gelet op het verweer van Den Reast dat sprake is van antedatering. Dat verweer is in hoger beroep onderbouwd met
e-mailcorrespondentie van [naam1] aan een onbekend gebleven derde. Daarin wordt meegedeeld dat [huurder2] inmiddels is vertrokken. Gevraagd wordt of de geadresseerde alsnog een huurcontract met afbouwverplichting wil tekenen voor [adres] 2 per 1 maart 2021.
Niet in geschil is dat [huurder2] in november 2021 is vertrokken. Desgevraagd heeft ZekerOk ter zitting bij het hof geen verklaring kunnen geven over deze mail en de genoemde ingangsdatum. Zij had overigens al op de rol gelegenheid gekregen om te reageren op producties bij de memorie van antwoord, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
- de gestelde vooruitbetaalde huur
In beide door ZekerOk getekende documenten staat dat verschuldigde huur vooruit is betaald. In het op 1 maart 21 gedateerde stuk gaat het om contante betaling door ZekerOk van de all-in prijs voor 20 jaar (€ 2.400 tot 1 maart 2041). Volgens de overeenkomst van
1 augustus 2021 is € 6.000 vooruitbetaald tot 1 augustus 2026.
Ter zitting is door ZekerOk gemeld dat ook dit laatste bedrag contant is betaald en zij heeft verklaard dat zij destijds niet over een bankrekening beschikte. Op de vraag hoe zij aan het geld kwam, is ZekerOk het antwoord schuldig gebleven. De huidige bestuurder, [naam1] , heeft ter zitting aangegeven dat hij daarvan geen weet heeft en destijds geen bestuurder was. Geconfronteerd met de onder 3.10 vermelde taken en bevoegdheden die [naam1] had als adviseur en waarnemer van de RvT op financieel vlak, is het standpunt ingenomen dat het om geringe bedragen gaat waarvoor de RvT geen toestemming behoefde te geven.
Het hof gaat daarin niet mee, mede omdat niet is gebleken dat ZekerOk destijds over enig vermogen beschikte. De huidige en enige bestuurder behoort in die vermogenspositie wel inzicht te hebben, omdat hij bij zijn aantreden de eventuele kas en (financiële) administratie moet hebben overgenomen.
Aldus is niet gebleken dat de gestelde betalingen door ZekerOk daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.
- de afbouwverplichting van ZekerOk
In het contract van 1 maart 2021 staat dat ZekerOk de afbouw van [adres] 2 (het voorhuis) betaalt en bepaalt en in het stuk van 1 augustus 2021 verplicht zij zich tot het realiseren van de afbouw van de nummers 2b-d in samenwerking met [naam1] .
ZekerOk is echter geen aannemer en niet is gebleken dat zij over de middelen beschikt om bouwwerkzaamheden uit te laten voeren. Van een begroting (van kosten en verwachte inkomsten) is ook niets gebleken.
- onjuiste mededeling aan notaris?
[naam1] heeft op 13 april 2021 aan de notaris meegedeeld dat het gehele object is verhuurd, waarvan de delen 2b-d aan een aannemer met afbouwverplichting. Met die aannemer kan ZekerOk niet zijn bedoeld. Daarna heeft [naam1] in een procedure tot afwending van de openbare verkoop het standpunt ingenomen dat hij op
18 mei 2021 deze delen met een koop-aannemingsovereenkomst heeft verkocht aan [naam2] (zie 3.5) waarbij [naam2] hem opdracht gaf tot afbouw. In die constructie zou [naam1] de aannemer zijn, maar niet huurder.
Na de executieveiling en verkrijging door Den Reast kwam de huurovereenkomst per
1 augustus 2021 tevoorschijn, waarop de mededeling van 13 april 2021 dus evenmin betrekking kon hebben.
Daarmee is onduidelijk gebleven waarop de mededeling van [naam1] aan de notaris, overgenomen in de tweede veilingbrochure, is gebaseerd.