Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het verloop van de procedure bij het hof
2.De kern van de zaak
3.De relevante feiten
"
Zoals u bekend is, stel ik mij op het standpunt dat de huurovereenkomst die u en ik met elkaar sloten voor een deel van mijn woning (onzelfstandige woonruimte) aan de [adres] te [woonplaats2] zal eindigen per 3 november a.s. Ik blijf dan ook van mening dat u de woning per die datum dient te verlaten. (…) Echter zie ik mij genoodzaakt de huur hierbij ook op te zeggen op grond van dringend gebruik (artikel 7:274 lid 1c BW) uitsluitend voor het ongelukkige geval dat de rechtbank zal oordelen dat er, anders dan ik stel, sprake is van huur van zelfstandige woonruimte (gehele woning) voor onbepaalde tijd."
“
S koppeling van de douche (links) de oude kit en teflon zijn verwijderd en opnieuw geplaatst.”
Op een van de werkbonnen van 13 februari 2024 staat:
“
De monteur is terug gekomen voor garantie omdat de klant aangaf dat de koppeling weer lekte. Bij aankomst trof de monteur een lekende koppeling aan. De monteur vind het vreemd dat de koppeling lekte aangezien alles goed was geïnstalleerd. Toen de monteur ging kijken zag hij dat de koppeling scheef stond hij heeft vervolgens het kitwerk weggehaald en de koppeling opnieuw geïnstalleerd.”
4.De beoordeling van het geschilDe reikwijdte van het geschil bij het hof
Subsidiair vordert [appellant] nu dat wordt bepaald dat de huurovereenkomst op
Meer subsidiair vordert [appellant] te bepalen dat de overeenkomst door opzegging wegens dringend eigen gebruik is geëindigd en dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld de woning te ontruimen.
Uiterst subsidiair vordert [appellant] dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld hem vrije toegang te verlenen tot de woning en hem niet te dwarsbomen in het gebruik van de woning.
Plan van behandeling
Op 31 december 2023 was sprake van een huurachterstand van € 8.100,-
Bovendien heeft [geïntimeerde] , gelet op de stellingen van [appellant] , onvoldoende onderbouwd dat zij
€ 5.000,- onverschuldigd heeft betaald. Op grond van het contract van 7 oktober 2021 (zie 3.5) diende zij in elk geval al € 3.000,- aan [appellant] te betalen.
Ten slotte heeft zij onvoldoende onderbouwd dat zij een aanspraak op schadevergoeding heeft op [appellant] vanwege de beschadiging en het wegmaken van haar spullen door [appellant] . Zij heeft deze vordering ingesteld bij de kantonrechter en de kantonrechter heeft deze vordering afgewezen.
De huurachterstand per 31 december 2023 rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst
[appellant] heeft in deze procedure de huur over de maanden vanaf januari 2024 niet gevorderd, zodat het beroep op opschorting voor zover het op die periode betrekking heeft, onbesproken kan blijven.
[appellant] heeft wel een gebruiksvergoeding gelijk aan de huur gevorderd voor de periode vanaf de datum van de ontbinding tot aan de datum van de ontruiming. Voor zover het beroep op opschorting ook op deze periode ziet, faalt het. De overeenkomst is in deze periode immers al ontbonden en [geïntimeerde] kan aan de overeenkomst dan ook geen aanspraak meer ontlenen op herstel van de lekkage. Bovendien staat het [geïntimeerde] vrij de woning te ontruimen indien zij, bijvoorbeeld vanwege de lekkage, vindt dat het woongenot niet opweegt tegen de gebruiksvergoeding.
De vorderingen tot ontbinding, ontruiming en betaling van de achterstallige huur zijn toewijsbaar
€ 1.000,- per maand verschuldigd tot de dag van de ontruiming. Indien [geïntimeerde] de woning een gedeelte van de maand gebruikt, is zij een bedrag verschuldigd naar evenredigheid van het deel van de maand dat zij de woning gebruikt. Het hof vindt het onredelijk om, zoals door [appellant] wordt gevorderd, [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van de gebruiksvergoeding voor een maand indien zij slechts een klein deel van een maand gebruik maakt van de woning.
Conclusies