ECLI:NL:GHARL:2024:4760

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
21-002277-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf van 20 maanden voor verkrachting met toewijzing vordering benadeelde partij

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1995, is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden voor verkrachting. De zaak betreft een incident dat plaatsvond tussen 24 en 25 juni 2021, waarbij de verdachte de benadeelde partij, een vrouw, heeft gedwongen tot anale penetratie, ondanks haar expliciete weigering. De rechtbank had eerder de verdachte veroordeeld tot dezelfde straf, maar het hof heeft het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte heeft tijdens de zitting zijn onschuld geclaimd en betoogd dat de penetratie per ongeluk was, maar het hof heeft de verklaring van de benadeelde partij als betrouwbaar beschouwd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de wil van de benadeelde partij heeft genegeerd en dat zijn handelen een ernstige inbreuk op haar integriteit heeft gemaakt. Daarnaast heeft het hof de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen, waarbij een bedrag van €20.613,04 is vastgesteld, bestaande uit materiële en immateriële schade. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op het slachtoffer, en het hof heeft de strafoplegging in overeenstemming met de LOVS-oriëntatiepunten bepaald.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002277-23
Uitspraak d.d.: 18 juli 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 26 april 2023 met parketnummer 18-028746-22 in de strafzaak tegen

[Verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 4 juli 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de rechtbank. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. T. van Nimwegen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De meervoudige kamer van de rechtbank Noord-Nederland heeft bij vonnis van 26 april 2023, waartegen het beroep is gericht, verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden. Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] toegewezen tot een bedrag van €20.613,04 te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 24 juni 2021 tot en met 25 juni 2021 te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , in een woning, gelegen aan of bij het [straat] , aldaar, door geweld of een andere feitelijkheid, [benadeelde partij] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij] , hebbende verdachte zijn verdachtes penis (met zeer veel kracht) in de anus van die [benadeelde partij] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte, - tijdens het (vrijwillig) intiem zijn met die [benadeelde partij] zijn, verdachtes, penis plotseling en onverhoeds, meermalen, althans eenmaal, (met (zeer veel) kracht) in de anus van die [benadeelde partij] heeft geduwd/gebracht, zodanig, dat die [benadeelde partij] niet in staat was die handeling(en) (voldoende en tijdig) af te weren of daartegen weerstand te bieden;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsmiddelen

De hierna te noemen wettige bewijsmiddelen betreffen – tenzij anders vermeld – bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van de politie Eenheid Noord-Nederland, genummerd [nummer 1] , opgemaakt door [brigadier] , brigadier (gecertificeerd zedenrechercheur) van politie Eenheid Midden-Nederland, opgemaakt en afgesloten op 4 januari 2022, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 103.
1. Een proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , pagina 7, zakelijk weergegeven inhoudende:
[benadeelde partij] vertelde dat zij op of omstreeks 25 juni 2021 in [café] in [plaats] , op
[gemeente] was. Daar was ook iemand die zij kende. Deze persoon heet [Verdachte] . [benadeelde partij] vertelde dat [Verdachte] ook op [gemeente] woont, namelijk aan de [straat] [nummer 2] te [plaats] . [Verdachte] ging weg. Later die avond was [benadeelde partij] naar de woning van [Verdachte] gegaan. [Verdachte] was thuis en vrijwel onmiddellijk na binnenkomst vonden er seksuele handelingen tussen hen plaats. Waaronder penetratie met de penis van [Verdachte] in de vagina van [benadeelde partij] . Dit was met wederzijdse instemming. Hierbij zat [benadeelde partij] met haar rug naar [Verdachte] toegekeerd. [Verdachte] zat achter haar. [Verdachte] vroeg aan [benadeelde partij] of hij anale seks met haar mocht hebben. [benadeelde partij] vertelde dat ze dat niet wilde. Op een gegeven moment voelde [benadeelde partij] dat [Verdachte] zijn penis uit haar vagina haalde en die tegen haar kont aandrukte. [benadeelde partij] had zich vervolgens omgedraaid en nogmaals tegen [Verdachte] gezegd dat zij geen anale seks met hem wilde hebben. Hierna gingen [Verdachte] en [benadeelde partij] door met de seks, bestaande uit zijn penis in haar vagina. [benadeelde partij] vertelde dat ze op een bepaald moment omkeek en zag dat [Verdachte] tijdens de seks, zijn telefoon in zijn handen had. Later hoorde zij dat [Verdachte] een foto van haar had gemaakt en verspreid. Ze had de foto zelf niet gezien, maar ze had wel gehoord dat haar hoofd er niet op stond. Op gegeven moment haalde [Verdachte] onverhoeds zijn penis uit de vagina van [benadeelde partij] en duwde onmiddellijk daarna zijn penis, met kracht in haar anus. Dit was zeer pijnlijk voor [benadeelde partij] , waarna zij zich weer omdraaide en waardoor de penis uit haar anus ging. Zowel [benadeelde partij] als [Verdachte] zagen vervolgens dat [benadeelde partij] hevig bloedde uit haar anus.
2. Een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij] , pagina’s 11 en 12, zakelijk weergegeven inhoudende:
Op die avond hadden we (het hof begrijpt: [benadeelde partij] en [Verdachte] ) contact via WhatsApp. Ik had eerder die dag met hem op het terras van [café] gezeten. Hij ging op een gegeven moment naar zijn vrienden. Terwijl hij bij zijn vrienden was, had ik app-contact met hem. Via de app spraken we af dat ik naar hem toe zou komen, naar zijn huis. Toen ik daar kwam, was hij al in bed in zijn slaapkamer en hij had vrij weinig aan. Toen hadden we zo goed als meteen ook seks. Toen zat ik op mijn knieën en ging hij van achteren met zijn piemel in mijn vagina. Hij vroeg of ik anale seks wilde. Dat wilde ik niet en zei dat ook. Op een gegeven moment merkte ik dat hij dat toch probeerde. Ik draaide me en zei: "Wat zei ik nou, dat wil ik niet". Op een gegeven moment zaten we in een andere stand. Ik bovenop hem met mijn gezicht naar hem toe. Hij liggend. Hij had een soort spray, glijmiddel ook, op zijn nachtkastje staan. Hij wilde dat ik mij omdraaide. Ik draaide me om en ging met mijn rug, op hem, naar hem toe zitten. Dus op die manier. Het was wat stil opeens en ik keek achterom. Ik zag dat hij met zijn telefoon zat. Ik zei: Wat doe je, doe dat ding weg, maak je een foto"? Hij deed zijn telefoon weg. We gingen verder. Het ging niet helemaal soepel. Zijn piemel ging er steeds uit. We gingen daarom in een ander standje. Ik dacht op mijn rug, maar hij ging van achteren. Toen ging hij keihard met zijn piemel in mijn anus. Dat deed hij hard en dat deed pijn. Hij deed het een paar keer. Ik ging uit die stand en ging op mijn rug liggen. Hij zei: "Je bloedt". Ik zag heel veel bloed.
3. Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , pagina 21, zakelijk weergegeven inhoudende:
Ik ben huisarts. Het was vrijdag 25 juni 2021. Zij (het hof begrijpt: [benadeelde partij] ) kwam op het spreekuur met een vriendin. En ze had zich gemeld met pijnklachten bij de anus. In het gesprek gaf ze aan dat die pijn was ontstaan nadat ze onvrijwillige anale seks had gehad. Eerst hadden ze vaginale seks gehad en dat was wel vrijwillig. En na de anale seks had ze veel pijn gehad en bloedverlies. Er was alleen penetratie met de penis geweest. Over haar gemoedstoestand kan ik vertellen dat ze verdrietig, gespannen was. Als een soort klein vogeltje.
4. Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant, pagina 25 en 26, zakelijk weergegeven inhoudende:
- N.a.v. het informatief gesprek met [benadeelde partij] heeft zij op 5 juli 2021 de gehele WhatsApp geschiedenis met haar vriendin [getuige 2] naar mij gemaild. Bijgevoegd zijn de bladzijden 905 t/m 932.
Bladzijde 929 (P. 52 procesdossier):
[25-06-2021 00:35:25] [benadeelde partij] : "Ik heb je echt heeeel hard nodig! lk voel me echt verkracht".
[25-06-2021 00:40:17] [benadeelde partij] : "ik was bij [Verdachte] maar t ging niet helemaal goed, hij schoot er van achter keihard in".
[25-06-2021 00:56:40] [benadeelde partij] : "Ooh en aant begin vroeg hij nog of t ban achter (anaal) mocht en toen zei ik al nee. Toen deed hij t toch al half dus ik was al dol".
- Op 5 juli 2021 mailde [benadeelde partij] mij, verbalisant, eveneens de gehele WhatsApp geschiedenis met, naar later bleek, verdachte [Verdachte] . De gehele bijlage zal worden toegevoegd.
(P.59 procesdossier)
[25-06-2021 01:01:54] [benadeelde partij] : "Wat jij net hebt gedaan kan echt niet! Ik zei al nee en ik bloedde als een rund. Ik heb nog een molton/hoeslaken gezocht, omdat die er niet bij lag, dus die zit er om.. maar hoe jij me hebt behandeld..".
[25-06-2021 01:02:01] [Verdachte] : U hebt dit contact geblokkeerd.
- Op 21 oktober 2021 mailde [benadeelde partij] , mij, verbalisant [verbalisant 2] , de gehele whatsapp geschiedenis tussen haar en [getuige 3] . Bijgevoegd zijn de bladzijden 70 t/m 89.
Bladzijde 70 (P. 61 procesdossier):
[25 juni 2021 00:51:00] [benadeelde partij] : "Lieverd, ben je nog wakker"
[25 juni 2021 00:53:23] [benadeelde partij] : "Ik voel me echt een soort van verkracht, deze jongen spoort niet, ik stuur m'n bericht wat ik [getuige 2] heb gestuurd net. lk kan alleen maar huilen".
[25-06-2021 00:56:20] [benadeelde partij] : "Ooh en aant begin vroeg hij nog of t ban achter (anaal) mocht en toen zei ik al nee. Toen deed hij t toch al half dus ik was al dol".
5. De door verdachte ter terechtzitting van de rechtbank Noord-Nederland van 13 april 2023 afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven inhoudende:
Ik heb in mijn woning aan het [straat] in [plaats] , [gemeente] , seks gehad met [benadeelde partij] . Ik heb toen mijn penis in de anus van [benadeelde partij] gebracht.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het tenlastegelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe
aangevoerd dat verdachte per ongeluk en daarmee onopzettelijk aangeefster anaal heeft
gepenetreerd en dat er daarom geen sprake is geweest van verkrachting.
Oordeel van het hof
Aangeefster en verdachte verklaren verschillend over de anale penetratie door verdachte. Het hof ziet aanleiding om de verklaring van aangeefster te volgen en gaat er dus vanuit
dat de anale penetratie niet per ongeluk heeft plaatsgevonden. In het navolgende zal het hof uitleggen waarom het tot dit oordeel komt.
Het hof is van oordeel dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar is. Het gaat
daarbij om de totale indruk die de verklaring wekt. Het hof hecht in het bijzonder waarde aan het korte tijdsverloop tussen het incident bij verdachte thuis en de Whatsapps die zij hierover naar twee vriendinnen heeft verstuurd. Aangeefster kwam, blijkens haar whatsappgeschiedenis, om 23:50 uur aan bij de woning van verdachte. Zij hadden toen vrijwel direct seks. Al om 00:35 uur stuurt zij haar vriendin [getuige 2] een Whatsapp:
"Ik heb je echt heeeel hard nodig! lk voel me echt verkracht".Even later (om 00:56) stuurt aangeefster:
"Ooh en aan t begin vroeg hij nog of t ban achter (anaal) mocht en toen zei ik al nee. Toen deed hij t toch al half dus ik was al dol".Vervolgens stuurt ze verdachte om 01:01 uur een Whatsapp bericht waarna zij hem meteen blokkeert.
De inhoud van de berichten heeft dezelfde strekking als de verklaring die aangeefster bij de politie heeft afgelegd tijdens het informatieve gesprek zeden en tijdens haar aangifte. Aangeefster heeft van meet af aan gedetailleerd en consistent verklaard over wat er wel en niet heeft plaatsgevonden. Wat zij tegenover de politie heeft verklaard in het informatief gesprek en in de aangifte komt met elkaar overeen. Zij heeft ook de volgende dag aan haar huisarts verteld dat de anale penetratie onvrijwillig was. Volgens de huisarts was haar gemoedstoestand verdrietig en gespannen.
Nu het hof de verklaring van aangeefster betrouwbaar acht, wordt deze voor het bewijs gebruikt, ook ten aanzien van hetgeen aangeefster verklaarde over het door verdachte vragen
om anale seks, de weigering van aangeefster, het toch proberen en opnieuw de weigering van
aangeefster. Ondanks dat het verdachte hieruit zonder meer duidelijk moet zijn geweest dat
aangeefster géén anale penetratie wilde, heeft verdachte toch onverhoeds zijn penis met zeer
veel kracht in de anus van aangeefster gebracht. Dat dit per ongeluk zou zijn gebeurd, zoals verdachte zegt, acht het hof gelet op de uit de gebruikte bewijsmiddelen blijkende gang van zaken ongeloofwaardig. Daaruit volgt immers dat verdachte anale seks wilde, erom vroeg, het ondanks een weigering toch probeerde en dat uiteindelijk onverhoeds daadwerkelijk deed.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 24 juni 2021 tot en met 25 juni 2021 te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , in een woning, gelegen aan of bij het [straat] aldaar, door een andere feitelijkheid dan geweld, [benadeelde partij] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij] , hebbende verdachte zijn, verdachtes, penis (met zeer veel kracht) in de anus van die [benadeelde partij] geduwd/gebracht en bestaande die andere feitelijkheid hierin dat verdachte,
- tijdens het (vrijwillig) intiem zijn met die [benadeelde partij] zijn, verdachtes, penis plotseling en onverhoeds met zeer veel kracht in de anus van die [benadeelde partij] heeft geduwd/gebracht, zodanig dat die [benadeelde partij] niet in staat was die handeling voldoende en tijdig af te weren of daartegen weerstand te bieden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
verkrachting.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting door anale seks te hebben met het
slachtoffer nadat zij duidelijk uitgesproken had dat zij dat niet wilde. Verdachte heeft zijn
eigen wil doorgezet zonder rekening te houden met de gevoelens van het slachtoffer of de
psychische en lichamelijke gevolgen die dit voor haar zou kunnen hebben. Verdachte
heeft daarmee het vertrouwen van het slachtoffer op ernstige wijze geschonden en een ernstige inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en persoonlijke integriteit.
Slachtoffers van dergelijke delicten ondervinden, naar de ervaring leert, hiervan veelal nog lang de psychische nadelige gevolgen. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring en uit de onderbouwing van de verzochte schadevergoeding blijkt ook hoe ingrijpend de psychische en lichamelijke gevolgen voor het slachtoffer zijn geweest, en nog altijd zijn.
Om de gevolgen van zijn daden heeft hij zich ten tijde van het plegen van het feit in het geheel niet bekommerd. Door de ontkennende houding van de verdachte gaat hij iedere verantwoordelijkheid voor zijn daden nog steeds uit de weg. Het hof rekent dat de verdachte zwaar aan.
Bij de ernst van het feit en de impact die dit op het slachtoffer heeft gehad en nog steeds heeft, past naar het oordeel van het hof slechts een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur.
Voor de hoogte van de straf heeft het hof acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS-oriëntatiepunten). Met deze oriëntatiepunten, die een gemiddelde weergeven van wat voor vergelijkbare vergrijpen wordt opgelegd, wordt beoogd rechtsongelijkheid tegen te gaan. Voor een verkrachting met deze vorm van dwang vermelden de LOVS-oriëntatiepunten een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
In het voordeel van verdachte weegt het hof mee dat hij blijkens zijn justitiële documentatie niet eerder wegens soortgelijke feiten met justitie in aanraking is geweest.
Verder lijkt verdachte zijn leven op orde te hebben. Hij is zich bewust van de risico’s van zijn drank- en (voormalige) drugsgebruik en heeft nieuw werk gevonden. Evenals de rechtbank weegt het hof bij de strafoplegging in het voordeel van verdachte mee dat het in dit geval onwenselijk lang heeft geduurd voordat er een vervolgingsbeslissing is genomen en verdachte is gedagvaard.
Alles afwegend zal het hof de verdachte een gevangenisstraf van 20 maanden opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 30.613,04. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 20.613,04. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen, met oplegging
van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden
afgewezen of niet-ontvankelijk moet worden verklaard in verband met de bepleite vrijspraak.
Subsidiair is gesteld dat de vordering ten aanzien van de immateriële schade hooguit tot een
bedrag van € 10.000,00 euro toewijsbaar is. De raadsman heeft hiervoor gewezen op
psychisch letsel als genoemd in categorie 4 van de Letsellijst Schadefonds Gewelds-
misdrijven.
Oordeel van het hof
De gevorderde materiële schade, vastgesteld op een bedrag van € 613,04, is een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde misdrijf en zal, als niet betwist, daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juni 2021.
Dat de benadeelde partij ook immateriële schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van
het bewezenverklaarde misdrijf staat vast. Het gaat daarbij niet alleen om psychisch lijden
maar ook om pijn en lichamelijk letsel. Uit de namens de benadeelde overgelegde stukken
blijkt dat zij psychische klachten heeft als gevolg van het feit en hiervoor onder behandeling is geweest bij een psycholoog. Hiernaast heeft aangeefster langdurig en vermoedelijk blijvend letsel opgelopen als gevolg van het feit. Aangeefster ondervindt nog dagelijks pijn en ongemak van het letsel. Een operatie kan de klachten wellicht verhelpen maar deze gaat gepaard met grote risico’s.
Het hof heeft voor het bepalen van de hoogte van de immateriële schade acht geslagen op de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven. Gelet op de aard en de ernst van het feit en de verzwarende gevolgen daarvan, blijkend uit niet alleen de psychische maar ook de nog immer aanwezige lichamelijke gevolgen die aangeefster ondervindt, acht het hof naar billijkheid in elk geval een bedrag van € 20.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente voor toewijzing vatbaar.
Verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaartzoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaarthet bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toede vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 20.613,04 (twintigduizend zeshonderddertien euro en vier cent) bestaande uit € 613,04 (zeshonderddertien euro en vier cent) materiële schade en € 20.000,00 (twintigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaartde benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeeltde verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legtaan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 20.613,04 (twintigduizend zeshonderddertien euro en vier cent) bestaande uit € 613,04 (zeshonderddertien euro en vier cent) materiële schade en € 20.000,00 (twintigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaaltde duur van de gijzeling op ten hoogste 138 (honderdachtendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaaltdat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaaltde aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 25 juni 2021.
Aldus gewezen door
mr. G.A. Versteeg, voorzitter,
mr. E. de Witt en mr. E.W. van Weringh, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.M.M. Hendriks Vettehen, griffier,
en op 18 juli 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.