ECLI:NL:GHARL:2024:4698
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontbinding van overeenkomst en vergoedingsrecht na beëindiging van affectieve relatie
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, gaat het om een hoger beroep van de man tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De partijen, die een affectieve relatie hebben gehad van 30 januari 2004 tot 30 mei 2021, hebben een samenlevingsovereenkomst ondertekend op 2 april 2008. Na de beëindiging van de relatie heeft de vrouw de man aangesproken op de verdeling van schenkingen die tijdens hun relatie zijn ontvangen. De man vorderde dat de vrouw een bedrag van € 10.619,88 zou betalen, maar de rechtbank heeft deze vordering afgewezen. De man stelde dat de schenkingen tot zijn privévermogen behoorden en dat hij recht had op een vergoeding.
Het hof heeft in zijn oordeel vastgesteld dat de overeenkomst van 20 augustus 2021, die door beide partijen was ondertekend, is ontbonden. De man had na overleg met zijn financieel adviseur aangegeven een lager bedrag te willen betalen dan in de overeenkomst was vastgelegd, wat de vrouw heeft geïnterpreteerd als een ontbindingsverklaring. Het hof oordeelt dat de vrouw gerechtigd was om de overeenkomst te ontbinden, omdat de man zijn verplichtingen niet nakwam.
Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claim op vergoedingsrecht. De schenkingen zijn ontvangen op de gezamenlijke bankrekening en er is geen bewijs dat deze schenkingen specifiek voor het privévermogen van de man waren bedoeld. Het hof heeft de vordering van de man afgewezen en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarbij elke partij zijn eigen kosten moet dragen.