ECLI:NL:GHARL:2024:4677

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
200.341.002
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van Spaanse advocaat bij verzoek voorlopige voorziening

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot voorlopige voorzieningen. De moeder, vertegenwoordigd door de Spaanse advocaat R.K. Polo Guardo, heeft een verzoek ingediend, maar het hof heeft geoordeeld dat deze advocaat niet bevoegd was om het verzoek in te dienen, omdat hij niet samenwerkt met een in Nederland ingeschreven advocaat, zoals vereist door artikel 16j van de Advocatenwet. Hierdoor heeft het hof de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek.

De vader, die ook betrokken was bij de procedure, had eerder bij de rechtbank verzocht om de hoofdverblijfplaats van hun minderjarige kind bij hem te bepalen en een zorgregeling vast te stellen. De rechtbank had op 9 januari 2024 een beschikking gegeven waarin de hoofdverblijfplaats bij de vader werd vastgesteld en een zorgregeling werd vastgesteld. De moeder was niet verschenen op de zitting van de rechtbank en heeft ook in deze procedure niet adequaat gereageerd.

Het hof heeft in zijn beoordeling benadrukt dat de vertegenwoordiging door een advocaat in Nederland verplicht is voor het indienen van een verzoekschrift. De Spaanse advocaat heeft niet voldaan aan deze vereiste, waardoor het hof geen ruimte zag voor herstel van het gebrek. De vader heeft verzocht om de moeder te veroordelen in de kosten van de procedure, wat het hof heeft toegewezen, met de opmerking dat het de Spaanse advocaat zou sieren om deze kosten voor zijn rekening te nemen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.341.002/02
(zaaknummer rechtbank Gelderland 425018)
beschikking van 16 juli 2024 inzake voorlopige voorzieningen
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1]
verzoekster,
verder te noemen: de moeder
advocaat: R.K. Polo Guardo, abogado,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. N.J.G. de Jager.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 9 januari 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder te noemen: de bestreden beschikking).
2. Het geding in hoger beroep in de hoofdzaak en met betrekking tot het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift tevens houdende een verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen, ingekomen op 5 april 2024; en
- het verweerschrift voorlopige voorzieningen.
2.2
De mondelinge behandeling van het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen heeft op 1 juli 2024 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door Polo Guardo, abogado; en
- de vader, bijgestaan door mr. De Jager.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader hebben een relatie met elkaar gehad. De moeder en de vader zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2021 in [woonplaats1] . De vader heeft [de minderjarige] erkend.
3.2
De moeder en de vader zijn samen met het gezag belast.

4.De procedure bij de rechtbank

4.1
De vader heeft bij de rechtbank – kort gezegd – verzocht om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij hem te bepalen, een zorgregeling tussen de moeder en [de minderjarige] vast te stellen en vervangende toestemming te verlenen voor het aanmelden van [de minderjarige] bij een gastouderbureau en bij een peuterspeelzaal.
4.2
De moeder is door de rechtbank opgeroepen voor de mondelinge behandeling van 12 december 2023, maar zij is daar niet verschenen.
4.3
De rechtbank heeft op 9 januari 2024 een beschikking gegeven. De beslissingen van de rechtbank luiden als volgt:
“6.1 stelt het hoofdverblijf van:
o
[de minderjarige] , geboren [in] 2021 te [woonplaats1] ;
vast bij de vader;
6.2.
stelt vast als zorgregeling - wanneer de moederbinnen de regio [woonplaats1]verblijft (binnen de omtrek van vijftien kilometer van [woonplaats1] )- dat:
[de minderjarige] gedurende de week wisselt van ouder, waarbij [de minderjarige] op dinsdagavond
om 19:00 uur door de vader bij de moeder wordt gebracht en op zaterdag om 13:30 door de vader wordt opgehaald; de (school)vakanties en feestdagen worden bij helfte gedeeld;
stelt vast als zorgregeling - wanneer de moederniet in Nederlandwoont - dat:
[de minderjarige] de helft van de vakanties bij de moeder zal verblijven, waarbij de moeder
naar Nederland zal komen en daar ook vakantie zal houden;
6.3.
verleent de vader vervangende toestemming om [de minderjarige] aan te melden bij gastouderbureau [naam1] te [woonplaats1] ;
6.4.
verleent de vader vervangende toestemming om [de minderjarige] aan te melden bij
peuterspeelzaal [naam2] te [woonplaats1] ;
6.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.”
4.4
De bestreden beschikking is op 23 januari 2024 op verzoek van de vader door de deurwaarder aan de moeder betekend.
4.5
De rechtbank heeft bij kort geding vonnis van 2 november 2023 de moeder veroordeeld om – kort gezegd – de woning aan de [adres] in [woonplaats1] (die eigendom is van de vader) te ontruimen en zich uit te schrijven als bewoonster van dat adres. De moeder is ook in deze procedure niet verschenen.

5.De omvang van het geschil

5.1
De moeder verzoekt het hof als volgt (citaat petitum):
5.2
De vader vraagt het hof de moeder niet-ontvankelijk te verklaren dan wel haar verzoeken af te wijzen met veroordeling van de moeder in de kosten van de procedure.

6.De beoordeling van het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen

6.1
Het hof zal de moeder niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek voor zover dit een voorlopige voorziening dan wel een incidenteel verzoek betreft.
6.2
In artikel 1 lid 1 van de Advocatenwet (Advw) is opgenomen dat de advocaten worden ingeschreven op het tableau van de Nederlandse orde van advocaten (NOVA). Uit artikel 16h Advw volgt dat degene die niet met inachtneming van artikel 1 is ingeschreven, maar die wel in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of in Zwitserland hierna te noemen staat van herkomst, gerechtigd is zijn beroepswerkzaamheid uit te oefenen onder de benaming advocaat of een daarmee overeenkomstige benaming in de taal of in de talen van de staat van herkomst, het recht heeft om permanent dezelfde werkzaamheden uit te oefenen als de overeenkomstig artikel 1 ingeschreven advocaat nadat hij zich heeft laten inschrijven op het tableau van de NOVA.
6.3
Op vragen van het hof heeft Polo Guardo, abogado op de mondelinge behandeling verteld dat hij als advocaat is ingeschreven bij de Spaanse orde van advocaten en dat hij advocaat is in de Europese Unie op de voet van artikel 16h Advw. Uit de via de website van de NOVA te raadplegen gegevens blijkt inderdaad dat Polo Guardo, abogado is ingeschreven onder artikel 16h Advw. Uit artikel 16j Advw, eerste volzin, volgt dat voor de uitoefening van de werkzaamheden die met de vertegenwoordiging en de verdediging van een cliënt in rechte verband houden de advocaat, bedoeld in het eerste lid van artikel 16h Advw, samenwerkt met een overeenkomstig artikel 1 in Nederland ingeschreven advocaat voor zover ingevolge de wet de bijstand of vertegenwoordiging van een advocaat is voorgeschreven.
6.4
Guardo Polo, abogado heeft een beroepschrift bij het hof ingediend, met daarbij een verzoek om een ‘neven-voorlopige voorziening’. Het hof interpreteert dit verzoek, dat qua taal, inhoud en grondslag in hoge mate onbegrijpelijk is, als een incidenteel verzoek/ voorlopige voorziening voor de duur van de procedure in hoger beroep. Zo heeft ook (de advocaat van) de vader het opgevat, blijkens het gevoerde verweer. Voor het indienen van een beroepschrift als ook een daarbij verzochte voorlopige voorziening dan wel een incidenteel verzoek, is de vertegenwoordiging van een advocaat voorgeschreven, zoals bedoeld in artikel 16h Advw. Op vragen van het hof heeft Polo Guardo, abogado verteld dat hij in deze zaak geen samenwerking heeft gezocht met een overeenkomstig artikel 1 Advw in Nederland ingeschreven advocaat. Het hof is daarom van oordeel dat Polo Guardo, abogado niet bevoegd was het incidentele verzoek/ de voorlopige voorziening bij het hof in te dienen.
Polo Guardo, abogado heeft op de mondelinge behandeling aan het hof gevraagd of hij dit gebrek nog kan herstellen. Het hof is van oordeel dat daarvoor in deze procedure geen ruimte is, enerzijds gelet op het spoedeisende karakter daarvan en anderzijds gelet op de hoge mate van onbegrijpelijkheid van het verzoekschrift. Het hof komt gelet op het voorgaande tot de conclusie dat de moeder niet kan worden ontvangen in haar verzoek.
6.5
De vader heeft het hof verzocht om de moeder te veroordelen in de kosten van de procedure. In de omstandigheid dat het namens de moeder gedane verzoek is gedaan door een daartoe niet bevoegde (Spaanse) advocaat, ziet het hof aanleiding de moeder te veroordelen in de kosten van de voorlopige voorziening/ het incidentele verzoek aan de zijde van de vader (salaris van de advocaat van de vader voor het verweerschrift en de mondelinge behandeling in de voorlopige voorziening/ het incidentele verzoek). Het hof vindt gezien de aanleiding voor deze kostenveroordeling wel dat het de heer Polo Guardo zou sieren indien hij deze kosten voor zijn eigen rekening neemt.

7.De beslissing:

Het hof:
1. verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek voor zover dit een voorlopige voorziening dan wel een incidenteel verzoek betreft (zaaknummer 200.341.002/02);
2. veroordeelt de moeder tot betaling van het salaris van de advocaat van de vader in deze voorlopige voorziening van € 2.428,- (2 procespunten x tarief II).
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, K. Mans en K.A.M. van Os-ten Have, bijgestaan door de griffier, en is op 16 juli 2024 uitgesproken door mr. K. Mans in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.