ECLI:NL:GHARL:2024:4676

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
200.341.200
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid van een beschikking inzake verhuizing en zorgregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid van een beschikking van de rechtbank Gelderland. De vader verzocht om schorsing van de beschikking die de moeder vervangende toestemming verleende om met de kinderen te verhuizen naar een nieuwe woning in [plaats3]. De moeder had eerder toestemming gekregen van de rechtbank om te verhuizen naar een adres binnen 30 kilometer ten noorden of noordwesten van [plaats2]. De vader stelde dat zijn belang en dat van de kinderen bij behoud van de huidige situatie zwaarder weegt dan het belang van de moeder bij de uitvoering van de bestreden beschikking. Het hof overwoog dat de moeder sinds de zomer van 2023 met haar nieuwe partner wil verhuizen en dat zij al een woning had gekocht en haar huidige woning had verkocht. De vader had niet geconcretiseerd hoe zijn reistijd zou toenemen door de verhuizing en het hof oordeelde dat het belang van de moeder bij de verhuizing zwaarder weegt dan het belang van de vader bij schorsing. Het hof wees het verzoek van de vader tot schorsing af en compenseerde de proceskosten, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.341.200/02
(zaaknummer rechtbank Gelderland 431915)
beschikking van 16 juli 2024 op het verzoek tot schorsing
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. T.C. Putters,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. F.P. Slijkhuis.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 10 april 2024, uitgesproken onder zaaknummer 431915 (hierna ook te noemen: de bestreden beschikking).

2.De procedure

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift tevens verzoek tot schorsing met producties, ingekomen op 8 mei 2024;
- het verweerschrift op het verzoek tot schorsing met producties; en
- een journaalbericht van mr. Putters van 20 juni 2024 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 1 juli 2024 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door mr. Putters; en
- de moeder, bijgestaan door mr. Slijkhuis.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2011 in [plaats1] ; en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2012 in [plaats1] .
3.2
De vader en de moeder hebben samen het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
3.3
In het ouderschapsplan dat de ouders op 9 juni 2022 hebben ondertekend zijn zij overeengekomen dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij de moeder is. Ook hebben de ouders een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) afgesproken die inhoudt dat de kinderen om het weekend van vrijdagmiddag 17.30 uur tot zondag 19.00 uur bij de vader verblijven. Daarnaast zijn de ouders een vakantie- en feestdagenregeling overeengekomen. Dit ouderschapsplan maakt deel uit van de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 13 juli 2022.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 13 juli 2022 en het daarvan deel uitmakende ouderschapsplan gewijzigd, en de volgende zorgregeling vastgesteld:
- [de minderjarige1] en [de minderjarige2] verblijven om het weekend van vrijdagmiddag 17.30 uur tot zondag 19.00 uur bij de vader en om de week op woensdag, waarbij de vader de kinderen om 16.00 uur ophaalt en ze om 20.00 uur terugbrengt en, naast de in het ouderschapsplan opgenomen regeling over de feestdagen en andere vakanties, gedurende de helft van de zomervakantie.
Daarnaast heeft de rechtbank de moeder vervangende toestemming verleend om met de kinderen te verhuizen naar en hen in te schrijven op het adres gelegen binnen een afstand van
30 kilometer ten noorden of noordwesten van de stad [plaats2] .
4.2
Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De rechtbank heeft de uitvoerbaar bij voorraad verklaring niet gemotiveerd.
4.3
De vader verzoekt het hof om schorsing te bevelen van de werking van de bestreden beschikking, voor zover die ziet op de vervangende toestemming tot verhuizing. De moeder voert hiertegen gemotiveerd verweer. Zij vraagt het hof de vader in de proceskosten te veroordelen.
4.4
Het hof heeft [de minderjarige1] in de gelegenheid gesteld om haar mening te geven over het verzoek. [de minderjarige1] heeft het hof schriftelijk laten weten dat zij zich er niet mee wil bemoeien.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Hoger beroep schorst de werking, tenzij de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Op grond van artikel 360 lid 2, tweede volzin, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan de hogere rechter, indien hoger beroep is ingesteld tegen een beschikking die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, alsnog de werking schorsen.
5.2
In een geval als dit, waarbij de uitvoerbaarheid bij voorraad niet is gemotiveerd, geldt het volgende beoordelingskader. Het hof kan de uitvoerbaarheid schorsen, als het belang van de ene partij bij behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dan het belang van de andere partij. Het hof gaat uit van de overwegingen en beslissingen van de beschikking van de rechtbank. De kans van slagen van het hoger beroep blijft daarbij buiten beschouwing. Als blijkt dat de beslissing van de rechtbank op een kennelijke misslag berust, kan het hof daaraan wel gevolgen voor de uitvoerbaarheid verbinden.
5.3
De vader stelt dat zijn belang en dat van de kinderen bij behoud van de huidige toestand zwaarder weegt dan het belang van de moeder bij uitvoering van de bestreden beschikking. De moeder heeft dit gemotiveerd betwist.
5.4
Het hof overweegt als volgt.
De moeder heeft aangevoerd dat zij sinds de zomer van 2023 met haar nieuwe partner en de kinderen wil verhuizen, naar een plaats dichterbij het werk van haar nieuwe partner. Nadat de moeder vervangende toestemming heeft gekregen van de rechtbank om met kinderen te verhuizen naar een adres gelegen binnen een afstand van 30 kilometer ten noorden of noordwesten van de stad [plaats2] heeft de moeder met haar partner een woning gekocht in [plaats3] . Bij de keuze van de woning heeft de moeder – zoals zij heeft gesteld – er rekening mee gehouden dat de reistijd voor de vader niet verandert. De moeder heeft haar woning in [woonplaats2] inmiddels verkocht. De overdracht staat gepland op 6 augustus 2024. Op 1 augustus 2024 verhuizen de moeder, haar partner en de kinderen naar de nieuwe woning in [plaats3] . Op de mondelinge behandeling heeft de moeder aan het hof verteld dat de kinderen inmiddels afscheid hebben genomen van hun scholen en helemaal ingesteld zijn op hun nieuwe huis en woonomgeving. Het belang van de moeder om deze stappen uit te voeren, moet worden afgewogen tegen het belang van de vader om de uitvoering van de bestreden beschikking te schorsen.
De vader heeft ter onderbouwing van zijn schorsingsverzoek op de mondelinge behandeling gesteld dat de reistijd in verband met de uitvoering van de zorgregeling wél langer wordt als de moeder en de kinderen zou verhuizen naar [plaats3] . Ook heeft de vader aangevoerd dat hij belang heeft bij de schorsing, omdat hij van plan is om met zijn partner van [woonplaats1] naar [woonplaats2] of [plaats1] te verhuizen, waardoor de zorgregeling verruimd kan worden. De verhuizing doorkruist dat plan. Ten slotte is er niet geluisterd naar de mening van de kinderen. Zij willen niet verhuizen, aldus de vader.
Het hof is van oordeel dat het belang van de moeder bij de onmiddellijke uitvoerbaarheid van de bestreden beschikking zwaarder weegt dan dat van de vader bij schorsing daarvan. De vader heeft niet geconcretiseerd hoeveel zijn reistijd door de verhuizing zou toenemen en als al sprake zou zijn van een toename, welke invloed die dan zou hebben op de uitvoering van de zorgregeling. Het hof gaat bij zijn beoordeling uit van vervoersbewegingen van woning naar woning, waarbij na de verhuizing de afstand niet wezenlijk lijkt te veranderen. Dat de zorgregeling op woensdagmiddag niet kan worden uitgevoerd door de verhuizing naar [plaats3] , zoals de vader heeft gesteld, is aan het hof niet gebleken. Daar komt bij dat de moeder heeft verklaard dat zij de zorgregeling zal blijven nakomen.
Het hof kent aan de wens van de vader om op termijn naar [woonplaats2] of [plaats1] te verhuizen minder gewicht toe dan aan het belang van de moeder bij voortzetting van de door haar in gang gezette verhuizing. De wens van de vader is nog niet uitgewerkt tot een plan en heeft dus nog niet geleid tot het kopen of huren van een woning, terwijl de moeder – nadat zij daarvoor toestemming had gekregen – een woning heeft gekocht, haar huidige woning heeft verkocht en de overdracht van de woningen volgende maand gepland staan. De vader heeft zijn wens om naar [woonplaats2] of [plaats1] te verhuizen pas aan de moeder geuit, nadat de moeder haar verhuisplannen kenbaar maakte. Bij de mondelinge behandeling heeft de vader verklaard dat zijn verhuizing zal gaan afhangen van de uitkomst van de hoger beroepsprocedure. Ten aanzien van de stelling van de vader over de mening van de kinderen verwijst het hof naar het onder 4.4 vermelde briefje van [de minderjarige1] .
Tenslotte weegt het hof mee dat, als het hof het verzoek van de vader zou toewijzen, en de kinderen daardoor niet met de moeder naar [plaats3] zouden mogen verhuizen, de kinderen in [woonplaats2] geen plek meer hebben om te wonen. De woning van de moeder in [woonplaats2] is immers verkocht. Dit heeft de vader tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd beaamd. Het hof vindt die situatie niet in het belang van de kinderen.
5.5
De vader heeft ook gesteld dat sprake is van een kennelijke misslag. In de bestreden beschikking heeft de rechtbank overwogen dat de vader de noodzaak tot verhuizing niet heeft betwist, maar dat is onjuist, aldus de vader. Het hof is van oordeel dat dit geen kennelijke misslag is. Deze stelling van de vader zal in de hoofdzaak aan de orde komen.
5.6
Het hof zal het verzoek van de vader afwijzen en de proceskosten in het schorsingsverzoek compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt, nu partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure de uit die relatie geboren kinderen betreft.

6.De beslissing

Het hof:
wijst het verzoek van de vader tot schorsing af; en
compenseert de kosten van het geding in het schorsingsverzoek.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en K. Mans, bijgestaan door de griffier, en is op 16 juli 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.