In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van de minderjarige [de minderjarige1], geboren in 2020. De ouders, de moeder en de vader, zijn het niet eens over de hoofdverblijfplaats van hun kind en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De rechtbank Midden-Nederland had eerder de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] bij de vader vastgesteld, wat de moeder heeft bestreden in hoger beroep. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 juni 2024 is gebleken dat de moeder, die ook de hoofdverzorger was tijdens de relatie, de voorkeur heeft dat [de minderjarige1] bij haar woont. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] bij de moeder vastgesteld, met inachtneming van de belangen van het kind en de huidige situatie van de ouders. De zorgregeling is aangepast, waarbij [de minderjarige1] vanaf 1 december 2024 de ene week bij de vader en de andere week bij de moeder verblijft, met specifieke afspraken over vakanties en feestdagen. Het hof heeft de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd.