Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep,
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 juli 2024, gaat het om een echtscheiding tussen een vrouw en een man, die ook ouders zijn van vier minderjarige kinderen. De vrouw heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland, waarin de echtscheiding werd uitgesproken en het gezamenlijk gezag over de kinderen werd afgewezen. De vrouw verzoekt het hof om haar eenhoofdig gezag over de kinderen toe te kennen, terwijl de man in incidenteel hoger beroep komt en verzoekt om de echtscheiding te vernietigen en om een deskundige te benoemen voor de vaststelling van de werkelijke wil van de vrouw.
De procedure in hoger beroep omvatte een mondelinge behandeling op 25 juni 2024, waarbij beide partijen en vertegenwoordigers van de GI en de raad voor de kinderbescherming aanwezig waren. Het hof oordeelt dat de vrouw terecht hoger beroep heeft ingesteld, maar dat de man niet-ontvankelijk is in zijn verzoeken die betrekking hebben op de echtscheiding, omdat deze te laat zijn ingediend. Het hof concludeert dat de kinderen klem zitten tussen de ouders en dat wijziging van het gezag in het belang van de kinderen noodzakelijk is. De man wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot echtscheiding, terwijl de vrouw het eenhoofdig gezag over de kinderen krijgt toegewezen.
Daarnaast wordt de beschikking van de rechtbank Gelderland, waarin de man een voorschot van € 10.000,- is toegekend uit hoofde van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden, bekrachtigd. Het hof compenseert de proceskosten in hoger beroep, gezien de familierechtelijke aard van de zaak.