ECLI:NL:GHARL:2024:4630

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
21-004064-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak betreffende woningoverval en inbraken met jeugddetentie als gevolg

In deze jeugdzaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren in 2006, is veroordeeld voor een woningoverval, twee woninginbraken, een poging tot woninginbraak en diefstal uit een woning. De rechtbank had eerder een jeugddetentie van 15 maanden opgelegd, waarvan 7 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en een nieuwe straf opgelegd van 15 maanden jeugddetentie, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden. De zaak kwam aan het licht na een reeks van misdrijven die de verdachte samen met een medeverdachte heeft gepleegd. De overval vond plaats op 30 juni 2022, waarbij de verdachte en zijn medeverdachte een 76-jarige vrouw bedreigden met vuurwapens en een aanzienlijk geldbedrag en sieraden hebben gestolen. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft tijdens de zitting enige verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft spijt betuigd. Het hof heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zijn jeugdige leeftijd en zijn positieve ontwikkeling na de feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004064-23
Uitspraak d.d.: 7 mei 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 5 september 2023 met parketnummer 05-045415-23 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2006,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 23 april 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overhandigd. Het hof heeft verder kennisgenomen van dat wat door verdachte en zijn raadsman, mr. M. van Viegen, naar voren is gebracht. Het hof heeft ook kennisgenomen van dat wat door mr. P. van der Geest namens benadeelde partij [slachtoffer 1] en door mr. K.R. van ’t Hoog namens benadeelde partij [slachtoffer 2] naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is door de rechtbank veroordeeld tot 15 maanden jeugddetentie, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met oplegging van bijzondere voorwaarden en met een proeftijd van twee jaar wegens, kort gezegd:
  • een woningoverval (feit 1);
  • twee woninginbraken (feiten 2-3);
  • een poging tot woninginbraak (feit 4);
  • een diefstal uit een woning (feit 5);
alle in vereniging gepleegd.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een deels andere bewijsbeslissing en een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na nadere omschrijving van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 juni 2022, te [pleegplaats] , in de gemeente [gemeente] , in een woning gelegen aan [adres] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening ondermeer heeft/hebben weggenomen:
- meerdere horloges, ondermeer van het merk Maurice Lacroix en Esprit en/of
- meerdere (gouden) dasspelden en/of
- meerdere (gouden) kettingen en/of - meerdere (gouden) hangers en/of
- meerdere (gouden en zilveren) ringen en/of
- meerdere (gouden) oorsieraden en/of
- meerdere (gouden) broches en/of
- contant geld in totaal (ongeveer) 16.615,00 Euro en/of
- een dames handtas en/of een schoudertas en/of
- 2 portemonnees en/of - meerdere waardepapieren en/of foto’s en/of
- diverse gebruiksvoorwerpen zoals batterijen, flesjes, nagelvijl en/of
- een identiteitskaart,
in elk geval enig goed en/of enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] (76 jaar),
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij verdachte en/of zijn mededader(s),
- voorzien van (een) vuurwapen(s), in ieder geval een op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) en/of handschoenen en/of (een) bivakmuts(en), in ieder geval gezichtsbedekkende kleding en/of donkere kleding naar voornoemde woning is/zijn gegaan en/of
- bij voornoemde woning heeft/hebben aangebeld en/of op het moment dat die [slachtoffer 1] de deur opende een voet tussen de voordeur heeft/hebben gezet en vervolgens die woning is/zijn binnengedrongen en/of
- ( een) vuurwapen(s), in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd, in ieder geval op het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht en/of langere tijd gericht gehouden en/of
- tegen die [slachtoffer 1] dreigend heeft/hebben gezegd/geroepen/geschreeuwd “Ik wil geld. Ik wil geld!?”, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- tegen die [slachtoffer 1] dreigend heeft hebben gezegd dat zij de woonkamer in moest lopen en/of op de bank moest gaan zitten, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en die [slachtoffer 1] constant een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd heeft/hebben gericht en/of gedurende langere tijd gericht gehouden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 22 juli 2022 tot en met 24 juli 2022, te [pleegplaats] , gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen in een woning, te weten [adres] , meerdere horloges en/of een paspoort, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming;
3.
hij in of omstreeks de periode van 25 maart 2022 tot en met 26 maart 2022, te [pleegplaats] , gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen in een woning, te weten [adres] , diverse sieraden, ondermeer een gouden choker en/of een trouwring en/of een parelketting en/of een zilveren schakelarmband en/of een laptop, merk Lenovo en/of ongeveer 125 Euro en/of een mobiele telefoon merk Samsung en/of een geluidsbox, merk JBL, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming;
4.
hij in of omstreeks de periode van 22 juli 2022 tot en met 23 juli 2022, te [pleegplaats] , gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen in een woning, [adres] , goed/goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking, inklimming de achterdeur van voornoemde woning heeft opengebroken en/of een groot gat in die achterdeur heeft gemaakt en/of het alarmsysteem heeft vernield/onklaar heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij in of omstreeks de periode van 30 mei 2022 tot en met 31 mei 2022 te [pleegplaats] , gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in een woning, te weten [adres] , (ondermeer) meerdere sleutels en/of een sieradendoos en/of een laptop, merk Acer en/of meerdere printers, merk Elegoo en/of 8 whiskyflessen en/of een televisie, merk Philips en/of een accuschroefmachine, merk Makita en/of contant geld ongeveer 2800,- Euro en/of een dameshorloge en/of diverse sieraden zoals kettingen, armbanden, oorbellen, spelden, manchetknopen en ringen en/of een gouden trouwring van overgrootmoeder, in elk geval enig goed en geldbedrag, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in ieder geval aan een andere dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Stanpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte te veroordelen voor alle aan hem ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 1 heeft hij aangevoerd dat er geen redenen zijn om aan de aangifte van aangeefster [slachtoffer 1] te twijfelen. Bewezen kan worden dat gebruik gemaakt is van twee vuurwapens en ook dat een geldbedrag van € 15.000 is weggenomen.
Standpunt verdediging
Verdachte heeft de feiten 2, 3 en 4 bekend. Ook feit 1 heeft hij bekend, behalve voor wat betreft het gebruik van een vuurwapen door hemzelf en de hoogte van het weggenomen geldbedrag. Ten aanzien van feit 5 heeft verdachte ook een grotendeels bekennende verklaring afgelegd, behalve voor zover het gaat om het wegnemen van whiskyflessen en een televisie.
Er is niet voldaan aan het wettelijke bewijsminimum om tot een bewezenverklaring van een geldbedrag van € 16.615,- te komen. In haar aangifte heeft [slachtoffer 1] een bedrag van € 500,- cash in briefjes van € 50,- en een kleine portemonnee met wat muntgeld en vier zakjes met ongeveer € 100,- in totaal genoemd. Vervolgens is op een later moment gemeld dat er ook € 15.000,- zou missen. Dat dit zo zou zijn blijkt, mede ook gelet op de verklaringen van verdachte, medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) en getuige [getuige] (hierna ook: [getuige] ), onvoldoende.
Verdachte heeft verklaard dat hij geen vuurwapen maar een hamer bij zich had. Aangeefster heeft verklaard dat zij twee (vuur)wapens heeft gezien, maar zij kan zich mogelijk hebben vergist door spanning en het overvallen worden. Zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] stellen dat er maar één (vuur)wapen aanwezig was.
Oordeel hof
Het hof is van oordeel dat het tenlastegelegde aan de hand van de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen, op de wijze zoals hierna weergegeven wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde overweegt het hof als volgt.
Uit het dossier blijkt dat aangeefster [slachtoffer 1] contant geld bewaarde in een doos. Ook blijkt uit de verklaring van aangeefster en van haar dochter [naam] dat zij regelmatig geld uit de doos pakte om boodschappen en dergelijke van te betalen. Dat er € 15.000,- in de doos zat op het moment van de overval kan het hof daarom niet met voldoende mate van zekerheid vaststellen. Wel staat op basis van de bewijsmiddelen naar het oordeel van het hof vast dat in ieder geval een bedrag van € 1.615,- is weggenomen. Dit bedrag wordt dan ook wettig en overtuigend bewezen verklaard.
Ten aanzien van het gebruiken van één of twee (op) vuurwapens (gelijkende voorwerpen) overweegt het hof – met de rechtbank – als volgt. Waar hierna ‘rechtbank’ staat vermeld moet ‘hof’ worden gelezen.
“De rechtbank ziet evenmin reden om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster dat er twee vuurwapens werden gebruikt door [verdachte] en [medeverdachte] . Aangeefster is consequent in haar verklaring dat beide mannen een vuurwapen bij zich hadden. Daarnaast heeft [getuige] ook als volgt over twee wapens verklaard. [verdachte] en [medeverdachte] wilden graag veel geld hebben. Zij zijn toen gaan praten over hoe het zou gaan. Ook hebben [verdachte] en [medeverdachte] het huis bekeken. Zij hadden al eens eerder bij aangeefster gebeld maar toen deed er niemand open. Op dat moment hadden [verdachte] en [medeverdachte] de wapens in hun broeksriem. Toen zij een week later weer aanbelden, deed aangeefster open en vond de overval plaats. De wapens zaten toen bij [verdachte] in zijn tas. Het wapen van [medeverdachte] leek echt en die van [verdachte] was een alarmpistool. [getuige] heeft deze wapens al eens eerder gezien. Volgens [verdachte] droeg [medeverdachte] een onklaar gemaakt 9mm vuurwapen. Volgens [medeverdachte] had [verdachte] een alarmpistool bij zich. De rechtbank vindt gelet op het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte] allebei gebruik hebben gemaakt van in ieder geval op vuurwapens gelijkende voorwerpen.”
Ook voor wat betreft de bewijsoverweging van feit 5 volgt het hof het oordeel van de rechtbank. Ook hier heeft te gelden dat waar hierna ‘rechtbank’ staat vermeld ‘hof’ moet worden gelezen.
“Aangever [slachtoffer 5] (hierna: aangever) heeft op 13 juni 2022 aangifte gedaan. Hij heeft
verklaard dat in de nacht van 31 mei 2022 is ingebroken in zijn woning. In de aangifte heeft aangever benoemd dat er onder andere een Philips televisie, 8 flessen whisky van diverse merken en € 2.800,- aan briefgeld is weggenomen. Bij de aangifte zitten foto's waar onder andere op te zien is dat een tv-meubel overhoop is gehaald en dat er geen televisie op dat meubel staat. Aangever heeft verklaard dat hij en zijn partner op 20 mei 2022 geregistreerd partners zijn geworden en dat zij daarom veel briefgeld cadeau hadden gekregen. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de gedetailleerde aangifte en aan de volgens aangever weggenomen goederen en vindt wettig en overtuigend bewezen dat de [verdachte] en [medeverdachte] alle in de tenlastelegging opgenomen goederen hebben weggenomen.”

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op
of omstreeks30 juni 2022, te [pleegplaats] , in de gemeente [gemeente] , in een woning gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening onder meer heeft
/hebbenweggenomen:
- meerdere horloges, onder meer van het merk Maurice Lacroix en Esprit en
/of
- meerdere (gouden) dasspelden en
/of
- meerdere (gouden) kettingen en
/of
- meerdere (gouden) hangers en
/of
- meerdere (gouden en zilveren) ringen en
/of
- meerdere (gouden) oorsieraden en
/of
- meerdere (gouden) broches en
/of
- contant geld in totaal (ongeveer) 1.615,00
16.615,00Euro en
/of
- een dames handtas
en/of een schoudertasen
/of
- 2 portemonnees en
/of
- meerdere waardepapieren en/of foto’s en
/of
- diverse gebruiksvoorwerpen zoals batterijen, flesjes, nagelvijl en
/of
- een identiteitskaart,
in elk geval enig goed en/of enig geldbedrag, geheel of ten deletoebehorend aan [slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld
en/of gevolgdvan
geweld en/ofbedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] (76 jaar),
gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/ofgemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en
/ofaan
(een
)andere deelnemer
(s)aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en
/ofhet bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond
(en), dat hij verdachte en
/ofzijn mededader
(s),
- voorzien van
(een) vuurwapen(s), in ieder geval eenop
(een)vuurwapen
(s
)gelijkend
(e
)voorwerp
(en
)en
/ofhandschoenen en
/of (een) bivakmuts(en), in ieder gevalgezichtsbedekkende kleding en
/ofdonkere kleding naar voornoemde woning
is/zijn gegaan en
/of
- bij voornoemde woning
heeft/hebben aangebeld en
/ofop het moment dat die [slachtoffer 1] de deur opende een voet tussen de voordeur
heeft/hebben gezet en vervolgens die woning
is/zijn binnengedrongen en
/of
-
(een
) vuurwapen(s), in ieder geval eenop een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd,
in ieder geval op het lichaamvan die [slachtoffer 1]
heeft/hebben gericht en
/oflangere tijd gericht gehouden en
/of
- tegen die [slachtoffer 1] dreigend
heeft/hebben gezegd/geroepen/geschreeuwd “Ik wil geld. Ik wil geld!”, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
/of
- tegen die [slachtoffer 1] dreigend
heefthebben gezegd dat zij de woonkamer in moest lopen en
/ofop de bank moest gaan zitten, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en die [slachtoffer 1] constant een
vuurwapen, in ieder geval eenop een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd
heeft/hebben gericht en
/ofgedurende langere tijd gericht hebben gehouden;
2.
hij in
of omstreeksde periode van 22 juli 2022 tot en met 24 juli 2022, te [pleegplaats] , gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen
in een woning, te weten [adres] ,
meerdere horloges en
/of
een paspoort,
in elk geval enig goed, dat/
die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 3] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n
)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft
en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebrachtdoor middel van braak
, verbreking, inklimming;
3.
hij in
of omstreeksde periode van 25 maart 2022 tot en met 26 maart 2022, te [pleegplaats] , gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleenin een woning, te weten [adres] ,
diverse sieraden, onder meer een gouden choker en
/of
een trouwring en
/of
een parelketting en
/of
een zilveren schakelarmband en
/of
een laptop, merk Lenovo en
/of
ongeveer 125 Euro en
/of
een mobiele telefoon merk Samsung en
/of
een geluidsbox, merk JBL,
in elk geval enig goed, dat/
die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n
)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en
/ofzijn mededader
(s)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft
en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebrachtdoor middel van braak
, verbreking, inklimming;;
4.
hij in
of omstreeksde periode van 22 juli 2022 tot en met 23 juli 2022, te [pleegplaats] , gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen
in een woning, [adres] , goed/goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n)
weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengendoor middel van braak,
verbreking, inklimming de achterdeur van voornoemde woning heeft opengebroken en/of
een groot gat in die achterdeur heeft gemaakt en
/of
het alarmsysteem heeft vernield
/onklaar heeft gemaakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij in
of omstreeksde periode van 30 mei 2022 tot en met 31 mei 2022 te [pleegplaats] , gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,in een woning, te weten [adres] , (ondermeer)
meerdere sleutels en
/of
een sieradendoos en
/of
een laptop, merk Acer en
/of
meerdere printers, merk Elegoo en
/of
8 whiskyflessen en
/of
een televisie, merk Philips en
/of
een accuschroefmachine, merk Makita en
/of
contant geld ongeveer 2.800,- Euro en
/of
een dameshorloge en
/of
diverse sieraden zoals kettingen, armbanden, oorbellen, spelden, manchetknopen en ringen en
/of
een gouden trouwring van overgrootmoeder,
in elk geval enig goed en geldbedrag,die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 5] ,
in ieder geval aan een andere dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 en 3 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 15 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals ook opgelegd door de rechtbank en een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman heeft ten aanzien van de strafmaat aangevoerd dat het opnieuw plaatsen van verdachte in jeugddetentie niet passend is en dit alle positieve ontwikkelingen zal doorkruisen. De op te leggen straf dient naast passend bij de ernst van de feiten ook van pedagogische meerwaarde voor verdachte te zijn. Verzocht wordt op een straf op te leggen die in lijn is met het advies van de Raad voor de Kinderbescherming.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof ziet hierin redenen om verdachte te veroordelen tot deels onvoorwaardelijke jeugddetentie. Het hof heeft daarbij – deels met de rechtbank (
cursiefweergegeven) in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. Waar hierna ‘rechtbank’ staat vermeld moet ‘hof’ worden gelezen.
“ [verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan vijf ernstige feiten in zeer korte tijd. namelijk een
woningoverval, twee woninginbraken, een poging tot woninginbraak en een diefstal uit een
woning. [verdachte] is de reeks begonnen door samen met [medeverdachte] in te breken in de woning van een vriendin van zijn moeder in de nacht van 25 op 26 maart 2022 in [pleegplaats] . Die vriendin was
op het moment van de inbraak niet thuis omdat zij een avondje weg was met de moeder van
[verdachte] , iets wat [verdachte] wist. [verdachte] en zijn medeverdachte hebben veel sieraden en andere
persoonlijke spullen weggenomen uit die woning. Vervolgens hebben [verdachte] en [medeverdachte] in de
nacht van 30 op 31 mei 2022 goederen gestolen uit een woning in [pleegplaats] terwijl de
bewoners op vakantie waren. Deze woning werd verbouwd door een aannemersbedrijf waar
[medeverdachte] werkzaam was. Zodoende konden de [verdachte] en zijn medeverdachte met een sleutel
die in vertrouwen aan het aannemersbedrijf was gegeven de woning betreden. Om het te
laten lijken alsof de inbrekers via een raam waren binnengekomen, hebben de verdachten een deel van een dichtgetimmerd raam vernield. [verdachte] en [medeverdachte] hebben uit deze woning veel sieraden, een groot contant geldbedrag en andere persoonlijke spullen weggenomen. Toen volgde de woningoverval in [pleegplaats] op 30 juni 2022, waarover de rechtbank hierna meer zal zeggen. Tot slot hebben verdachten in de periode van 22 op 23 juli 2022 nog tweemaal ingebroken, althans dit geprobeerd. Allereerst hebben ze die avond ingebroken in de woning in [pleegplaats] van een destijds 84-jarige man van wie zij wisten dat hij in het ziekenhuis lag. De jongens hebben daar de woning overhoop gehaald en onder andere horloges weggenomen. Kennelijk was dit voor hen onvoldoende want nog diezelfde nacht hebben zij ook geprobeerd om in te breken in een andere woning in [pleegplaats] waarvan de bewoners op vakantie waren. Door het afgaan van het alarmsysteem is het daar bij een poging gebleven, al hebben de verdachten wel een achterdeur en het alarmsysteem vernield.
Ten aanzien van deze feiten neemt de rechtbank neemt het [verdachte] kwalijk dat hij met zijn
handelen niet alleen een groot gevoel van onveiligheid veroorzaakt heeft bij de slachtoffers
maar ook het vertrouwen dat mensen hebben in anderen in hun directe omgeving zwaar heeft geschonden. Zo wist [verdachte] dat de vriendin van zijn moeder niet thuis was en heeft hij van die wetenschap misbruik gemaakt door bij de vriendin in te breken. Daarnaast heeft [verdachte] er niet voor teruggedeinsd om spullen weg te nemen in een woning waar [medeverdachte] aan het werk was en waarvan deze wist waar de sleutel lag en dat de bewoners weg waren. Ook hebben [verdachte] en [medeverdachte] misbruik gemaakt van de wetenschap dat een oude man in het ziekenhuis ligt. Daarnaast zijn de gestolen goederen, bijvoorbeeld de sieraden, voor de eigenaren vaak niet alleen van financiële maar ook van grote emotionele waarde. Veel gestolen goederen zijn niet meer teruggevonden. [verdachte] heeft bij dit alles kennelijk geen moment stilgestaan. Te midden van de genoemde reeks inbraken hebben [verdachte] en zijn [medeverdachte] een gewapende overval gepleegd. Op 30 juni 2022 hebben zij, nadat zij enkele dagen eerder al tevergeefs aan de deur waren geweest, een destijds 76-jarige alleenstaande vrouw overvallen in haar eigen woning. Deze vrouw is de grootmoeder van een vriend van [verdachte] , iets wat [verdachte] wist. [verdachte] en zijn medeverdachte hebben bij deze overval gebruikgemaakt van een alarmpistool en een onklaar gemaakt vuurwapen en het slachtoffer hiermee bedreigd. De wapens werden op haar hoofd gericht. Ook hier hebben de verdachten een groot geldbedrag, sieraden en veel persoonlijke spullen weggenomen. Zij hebben het slachtoffer in grote angst achtergelaten. De impact van de overval op het leven van het slachtoffer is enorm geweest, zo blijkt uit het door haar dochters uitgeoefende spreekrecht. Zij is verhuisd naar een zorginstelling omdat zij niet langer alleen durfde te wonen, en is volgens haar dochters veranderd van een ‘geluksvogel’ in een ‘dood vogeltje’. Het feit dat zij [verdachte] kent en hem na de overval nog regelmatig heeft gezien zonder te weten dat hij één van de daders was heeft haar vertrouwen nog extra beschaamd. Dit alles neemt de rechtbank [verdachte] zeer kwalijk.”Uit het in hoger beroep uitgeoefende spreekrecht door een van de dochters van mevrouw [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] volgt dat het bewezenverklaarde nog steeds invloed heeft op hun levens.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt het hof rekening met de rechterlijke oriëntatiepunten (LOVS-oriëntatiepunten jeugd) die gelden ter zake van een overval gepleegd in een woning, woninginbraak en een diefstal. Enkel voor het plegen van één woningoverval is het uitgangspunt jeugddetentie voor de duur van 6 maanden. Straf verhogend is nog de kwetsbaarheid (leeftijd) van het slachtoffer en het gebruik van op vuurwapens lijkende voorwerpen. In beginsel acht het hof een straf zoals opgelegd door de rechtbank op basis van deze oriëntatiepunten passend.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt het hof ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn houding ter zitting. In hoger beroep heeft verdachte meer openheid van zaken gegeven en meer verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. Ook heeft hij – opnieuw – spijt betuigd aan de slachtoffers. Ten tijde van de gepleegde feiten was hij nog erg jong; vijftien/zestien jaar oud. Verdachte heeft niet eerder strafbare feiten gepleegd en is ook na de onderhavige zaken niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen. Hij heeft afstand genomen van de personen met wie hij destijds omging, hij gaat naar school, heeft een baantje en sport.
Uit de update van de jeugdreclassering van 3 april 2024 blijkt dat verdachte op diverse gebieden – mede vanuit het MST plan – heeft laten zien dat hij een andere weg is ingeslagen. Op de gebieden school/dagbesteding, middelengebruik, houding en gedrag laat hij progressie zien. Verdachte houdt zich goed aan de schorsingsvoorwaarden. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag. Voor wat betreft het advies blijft de jeugdreclassering bij het primaire advies inhoudende – kort gezegd – dat vooral meerwaarde wordt gezien in het opleggen van een onvoorwaardelijke taakstraf in combinatie met een deels voorwaardelijke jeugddetentie met oplegging van de geadviseerde voorwaarden.
Alles overwegende is het hof van oordeel dat gelet op de aard en de ernst van de feiten enkel kan worden volstaan met oplegging van een - deels voorwaardelijke - jeugddetentie. Een taakstraf acht het hof geenszins passend. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zijn veranderde houding en de relatieve ouderdom van de feiten is het hof van oordeel dat jeugddetentie voor de duur van 15 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden is. Het hof zal hierbij dezelfde bijzondere voorwaarden opleggen als de rechtbank.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 27.953,66, bestaande uit € 10.000,- aan immateriële en € 17.953,66 aan materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 27.953,66. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich – gelet op het gevoerde bewijsverweer – op het standpunt gesteld dat € 15.000,- in mindering moet worden gebracht op de vordering. Voor de overige materiële schade heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Ten aanzien van de immateriële schade heeft hij zich op het standpunt gesteld dat het toe te wijzen bedrag gematigd moet worden tot € 1.000,-.
Oordeel hof
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof stelt het bedrag aan materiële schade vast op € 2.953,66. Dit is alle gevorderde materiële schade minus het bedrag van € 15.000,- waarvan het hof verdachte heeft vrijgesproken. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Ten aanzien van het niet toegewezen deel is de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering gelet op de gegeven partiële vrijspraak. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) onder meer recht op vergoeding van immateriële schade in het geval de benadeelde partij in zijn eer en goede naam is geschaad en indien de benadeelde partij op andere wijze in zijn persoon is aangetast. In dit geval is de vraag of er sprake is van ‘aantasting in de persoon op andere wijze’. Op basis van de bewijsmiddelen, het schadevergoedingsformulier met bijlagen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt het hof vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die onder deze categorie van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Uit de onderbouwing bij het verzoek is voldoende gebleken dat de benadeelde partij geestelijk letsel in de vorm van PTSS heeft opgelopen door het strafbare feit. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Het hof houdt rekening met de aard en de ernst van het feit, de gevolgen ervan voor de benadeelde partij en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. In dit geval gaat het om een gewapende woningoverval op een oudere dame door een bekende waardoor het vertrouwen van de benadeelde partij ernstig is geschonden. Het hof vindt gelet daarop een bedrag van € 7.500,- billijk en zal dit toewijzen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Ten aanzien van de vordering en de schadevergoedingsmaatregel wordt verdachte niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededaders is of wordt voldaan.
In verband met de leeftijd van verdachte zal geen gijzeling worden opgelegd.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze vordering bedroeg € 24.445,95, bestaande uit € 22.195,95 aan materiële schade en € 2.250,- aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.000,-. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd maar voor een bedrag van € 14.308,-. Dit bedrag bestaat uit € 2.250,- aan immateriële schade en € 12.058,- aan materiële schade.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade geheel kan worden toegewezen. De immateriële schade kan worden toegewezen tot een bedrag van € 1.000,-.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering met betrekking tot de materiële schade te complex is en dat de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Ten aanzien van de immateriële schade heeft hij zich op het standpunt gesteld dat het toe te wijzen bedrag gematigd moet worden tot € 1.000,-.
Oordeel hof
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade materiële heeft geleden tot een bedrag van € 12.085,-. De benadeelde partij heeft de vordering in hoger beroep voldoende onderbouwd. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 BW onder meer recht op vergoeding van immateriële schade in het geval de benadeelde partij in zijn eer en goede naam is geschaad en indien de benadeelde partij op andere wijze in zijn persoon is aangetast. In dit geval is de vraag of er sprake is van ‘aantasting in de persoon op andere wijze’. Op basis van de bewijsmiddelen, de door de benadeelde overgelegde documenten en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt het hof vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die onder genoemde categorie van artikel 6:106 BW valt. Uit de onderbouwing bij het verzoek is voldoende gebleken dat de benadeelde geestelijk letsel in de vorm van het ontstaan van een heropleving van eerder bestaande klachten behorend bij PTSS heeft opgelopen door het strafbare feit. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Het hof houdt rekening met de aard en de ernst van het feit, de gevolgen ervan voor de benadeelde partij en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. In dit geval gaat het om een inbraak door een bekende van de benadeelde partij. Het hof vindt gelet daarop een bedrag van € 1.000,- billijk en zal dit toewijzen.
Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Ten aanzien van de vordering en de schadevergoedingsmaatregel wordt verdachte niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededaders is of wordt voldaan.
In verband met de leeftijd van verdachte zal geen gijzeling worden opgelegd.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.458,70. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 56,50. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering toegewezen kan worden. Ook de gevraagde proceskosten kunnen worden toegewezen.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het deel van de vordering dat ziet op het alarmsysteem dient te worden afgewezen vanwege het ontbreken van een causaal verband. Daarnaast moet rekening worden gehouden met de afschrijving. De kosten vanwege de gemiste campingovernachting heeft de raadsman niet betwist. De raadsman heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de reiskosten voor het bijwonen van de zitting en de verlofuren niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
Oordeel hof
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof wijst toe de gevorderde schade ter zake van de gemiste campingovernachting van € 56,50. Verdachte en zijn mededaders hebben het alarmsysteem vernield. Het hof maakt ter zake van de schade betreffende de herstelkosten van het alarmsysteem gebruik van zijn schattingsbevoegdheid, nu het alarmsysteem niet meer kon worden gerepareerd, waarbij mede acht wordt geslagen op de afschrijvingskosten. Het hof acht een vergoeding van € 250,- redelijk en zal dit toewijzen. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
In verband met de leeftijd van verdachte zal geen gijzeling worden opgelegd.
Ten aanzien van de vordering en de schadevergoedingsmaatregel wordt verdachte niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededaders is of wordt voldaan.
Proceskosten
Ten aanzien van de gevorderde proceskosten overweegt het hof als volgt. Omdat het hof heeft vastgesteld dat verdachte aansprakelijk is uit onrechtmatige daad jegens de
benadeelde partij, is verdachte als de in het ongelijk gestelde partij te beschouwen ter zake de vordering. Om die reden is er plaats voor een proceskostenveroordeling ten
nadele van verdachte. De benadeelde partij is volgens de rechtbank eenmaal aanwezig geweest bij de inhoudelijke behandeling van de zaak van verdachte bij de rechtbank, maar de benadeelde partij heeft tweemaal reiskosten en parkeerkosten gevorderd. Het hof ziet geen aanleiding om aan de vaststelling van de rechtbank te twijfelen. De reiskosten en parkeerkosten zullen daarom voor de helft worden toegewezen (€ 43,02). Het hof zal daarnaast de gevorderde kosten voor de verlofuren toewijzen voor de vier uren die de zitting heeft geduurd en drie uren voor de reistijd (€ 47,67) en de overige gevorderde proceskosten afwijzen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.651,00. Dit bedrag bestaat uit € 1.251,00 aan materiële schade en € 400,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.251,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 1.251,-.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich – mits de gevorderde schade die ziet op de onbenutte overnachting niet is verzekerd – ten aanzien van de materiële schade gerefereerd aan het oordeel van het hof. Voor wat betreft de immateriële schade heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de schade afgewezen moet worden.
Oordeel hof
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 5 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.251,-. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Immateriële schade
Het hof overweegt dat in dit geval voor de gevorderde immateriële schade geen wettelijke grondslag bestaat. Geen van de gronden in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek is, bij gebreke van een afdoende motivering, van toepassing. Een inbraak in een woning is een nare situatie voor de bewoners maar is op zichzelf staand, bij gebreke van elke verdere onderbouwing, onvoldoende om te kunnen spreken van een dusdanige aard en ernst van de normschending dat de benadeelde partij in de persoon is aangetast. Daarom zal het hof dit deel van de vordering afwijzen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Ten aanzien van de vordering en de schadevergoedingsmaatregel wordt verdachte niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededaders is of wordt voldaan.
In verband met de leeftijd van verdachte zal geen gijzeling worden opgelegd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
10 (tien) maanden,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat
  • de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
  • de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of;
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dat noodzakelijk acht daaronder begrepen,
dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
  • meewerkt aan dagbesteding/zinvolle vrijetijdsbesteding in de vorm van school en/of werk en/of sport;
  • meewerkt aan behandeling of hulpverlening;
  • deelneemt aan de forensische behandeling “Leren van delict” bij Kairos of een soortgelijke instantie door de jeugdreclassering te bepalen;
  • zich niet zal bevinden aan de straat [adres] ” in [plaats] ;
  • op geen enkele wijze - direct of indirect - contact op zal nemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag] 1946.
alles voor zover en zo vaak als de jeugdreclassering dat nodig vindt.
Geeft opdracht aan Jeugdbescherming Gelderland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 10.453,66 (tienduizend vierhonderddrieënvijftig euro en zesenzestig cent) bestaande uit € 2.953,66 (tweeduizend negenhonderddrieënvijftig euro en zesenzestig cent) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 10.453,66 (tienduizend vierhonderddrieënvijftig euro en zesenzestig cent) bestaande uit € 2.953,66 (tweeduizend negenhonderddrieënvijftig euro en zesenzestig cent) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 30 juni 2022.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 13.058,00 (dertienduizend achtenvijftig euro) bestaande uit € 12.058,00 (twaalfduizend achtenvijftig euro) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] , ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 13.058,00 (dertienduizend achtenvijftig euro) bestaande uit € 12.058,00 (twaalfduizend achtenvijftig euro) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 26 maart 2022.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 4] ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 306,50 (driehonderdzes euro en vijftig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 90,69 (negentig euro en negenenzestig cent).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 4] , ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 306,50 (driehonderdzes euro en vijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 23 juli 2022.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 5] ter zake van het onder 5 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.251,00 (duizend tweehonderdeenenvijftig euro) bestaande uit € 1.251,00 (duizend tweehonderdeenenvijftig euro) materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 5] , ter zake van het onder 5 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.251,00 (duizend tweehonderdeenenvijftig euro) bestaande uit € 1.251,00 (duizend tweehonderdeenenvijftig euro) materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 31 mei 2022.
Aldus gewezen door
mr. D. Visser, voorzitter,
mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg en mr. J.H. van Dijk, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.E. Schoenmakers, griffier,
en op 7 mei 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Mr. J.H. van Dijk is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.