Uitspraak
Vastgoedcombinatie,
[geïntimeerde],
1.Het verloop van de procedure bij het hof
2.De kern van de zaak
2.4 Het hof zal oordelen dat De beslissing van de kantonrechter voor het overgrote deel in stand kan blijven en dat de vermeerderde eis toewijsbaar is. Dat oordeel wordt hierna uitgelegd. Het hof zal daartoe eerst de relevante feiten weergeven en daarna de standpunten van partijen bespreken. De bezwaren (grieven) van Vastgoedcombinatie tegen het vonnis van de kantonrechter zullen daarbij thematisch worden behandeld.
3.De relevante feiten
4.De beoordeling van het geschilachterstallige huur
Vastgoed Combinatie berekent het bedrag dat Techem haar (namens de VVE) in rekening brengt door aan [geïntimeerde] , onder verrekening met het door [geïntimeerde] betaalde voorschot.
€ 453,50 en over 2021 op € 835,37, in totaal € 1.288,87.
Opmerkelijk is dat volgens de afrekening van Techem over 2019 in dat jaar geen verbruikskosten zijn gemaakt in het appartement. Dat komt overeen met de verklaring van [geïntimeerde] dat hij de verwarming had uitgezet.
Over 2020 en 2021 is volgens de afrekeningen van Techem wel energie gebruikt voor de verwarming van het appartement. Het bedrag dat daarvoor in die jaren in rekening is gebracht is zelfs aanzienlijk - ongeveer 50% - hoger dan het vaste (van het gebruik onafhankelijke) bedrag dat in rekening wordt gebracht op basis van het vloeroppervlak van het appartement. Dat zou betekenen dat [geïntimeerde] aanzienlijk meer - anderhalf keer zoveel – energie voor verwarming heeft verbruikt dan het gemiddelde van de appartementseigenaren.
Met de verklaring van Techem dat zij is uitgegaan van de meterstanden en dat de meter geen storingen heeft gekend, heeft zij die verklaring niet gegeven.
€ 1,55 resteert. Dat bedrag is toewijsbaar. [2] conclusies
Ook in de procedure bij het hof zijn beide partijen gedeeltelijk in het ongelijk gesteld; de vordering betreffende de huur vanaf november 2021 is toewijsbaar, de vordering betreffende de verwarmingskosten maar voor een minuscuul deel. Het is niet aannemelijk geworden dat Vastgoedcombinatie om betaling te verkrijgen van de achterstallige huur hoger beroep heeft moeten instellen. In dit verband is van belang dat [geïntimeerde] heeft aangevoerd dat Vastgoedcombinatie hem de (onbetaald gebleven) verhogingen van de huur niet heeft aangezegd voordat zij hoger beroep instelde van het vonnis van de kantonrechter.
4.13 Volgens [geïntimeerde] heeft Vastgoedcombinatie ten onrechte nagelaten te voldoen aan haar verplichtingen uit artikel 2 van het Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening (Bgs). Dat moet volgens hem consequenties hebben voor de proceskostenveroordeling. Indien [geïntimeerde] meent dat in plaats van een compensatie van kosten een proceskostenveroordeling ten laste van Vastgoedcombinatie op zijn plaats is, volgt het hof [geïntimeerde] daarin niet. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling volgt dat er geen sanctie is op het niet melden van een huurschuld door de verhuurder aan het college voor schuldhulpverlening, waartoe artikel 2 Bgs de verhuurder onder omstandigheden verplicht, maar dat wel te verwachten is dat deze nalatigheid door de rechter zal worden meegewogen bij de afweging of ontruiming/ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen is. [3] Vastgoedcombinatie heeft echter geen ontbinding van de huurovereenkomst of ontruiming gevorderd.
4.14 Het hof ziet geen reden om [geïntimeerde] , zoals hij heeft gevraagd, toe te staan om het verschuldigde bedrag in termijnen te betalen. De vordering van Vastgoedcombinatie wordt slechts gedeeltelijk toegewezen en [geïntimeerde] heeft de verschuldigdheid van het toe te wijzen bedrag grotendeels erkend. Hij heeft er dan ook al enige tijd rekening mee kunnen houden dat hij het bedrag zal moeten betalen. Het door de kantonrechter toegewezen bedrag heeft hij ook kunnen betalen. Bovendien heeft hij geen inzicht verstrekt in zijn financiële situatie, zodat het hof niet kan nagaan of hij inderdaad niet tot betaling ineens in staat is. Indien dat inderdaad niet het geval mocht zijn, kan hij proberen met de door Vastgoedcombinatie in te schakelen deurwaarder een regeling treffen.
4.15 De kantonrechter zal het vonnis van de kantonrechter bekrachtigen, behalve op het punt van de volledige afwijzing van de verwarmingskosten. Het hof zal [geïntimeerde] veroordelen om naast het al door de kantonrechter toegewezen bedrag € 902,34 + € 1,55 =
€ 903,89 aan Vastgoedcombinatie te betalen.