ECLI:NL:GHARL:2024:4533

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
200.337.567
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om eenhoofdig gezag in hoger beroep met betrekking tot minderjarigen na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het verzoek van de moeder om alleen met het ouderlijk gezag over haar kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], te worden belast. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. C.A. Spekschoor, had in eerste aanleg een verzoek ingediend bij de rechtbank Gelderland, dat was afgewezen. De vader, die niet op de zitting was verschenen, had geen verweer gevoerd tegen het hoger beroep.

Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden die een herbeoordeling van het gezag rechtvaardigen. De raad voor de kinderbescherming had in een eerdere zitting geadviseerd om het gezamenlijk gezag te handhaven, maar heeft zijn advies gewijzigd en nu geadviseerd om de moeder alleen met het gezag te belasten. Dit advies was gebaseerd op de problematiek van [de minderjarige2] en het gebrek aan betrokkenheid van de vader.

Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en beslist dat het gezag over de kinderen voortaan aan de moeder toekomt. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Tevens heeft het hof een brief aan [de minderjarige2] geschreven om hem de beslissing uit te leggen, waarbij het belang van de moeder in het gezag werd benadrukt en de hoop werd uitgesproken dat de vader aan zijn problemen zou werken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.337.567
(zaaknummer rechtbank Gelderland 423648)
beschikking van 9 juli 2024
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. C.A. Spekschoor,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 13 november 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna ook: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 12 februari 2024 en
  • een journaalbericht namens de moeder van 11 juni 2024 met producties.
2.2
Op 17 juni 2024 hebben de hierna te noemen minderjarigen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] ieder afzonderlijk, buiten aanwezigheid van de belanghebbenden, met een raadsheer van het hof gesproken.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 21 juni 2024 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de moeder en haar advocaat, en
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
Hoewel behoorlijk opgeroepen is de vader niet verschenen.

3.De feiten

3.1
Het huwelijk van partijen is [in] 2020 ontbonden door echtscheiding.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2008, en
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2011.
De ouders zijn samen belast met het gezag over de kinderen. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de moeder haar alleen met het ouderlijk gezag over de kinderen te belasten, afgewezen.
4.2
De moeder is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, haar alleen te belasten met het ouderlijk gezag over de kinderen.
4.3
De vader heeft geen verweer gevoerd.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
Niet in geschil is dat er een wijziging van omstandigheden is die een hernieuwde beoordeling van het gezag mogelijk maakt. Het hof gaat daarvan dan ook uit.
5.3
Op de mondelinge behandeling heeft de raad, anders dan tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank, geadviseerd de moeder alleen met het gezag over de kinderen te belasten. De redenen voor de raad om het advies aan te passen zijn dat:
  • de afgelopen maanden duidelijk is geworden dat bij [de minderjarige2] sprake is van forse problematiek, die inhoudelijke betrokkenheid van de vader vraagt, maar dat die betrokkenheid ontbreekt en
  • het advies van de raad aan de vader om met hulpverlening te gaan werken aan de problemen die bij hem en in zijn thuissituatie spelen niet dan wel nauwelijks is opgevolgd.
5.4
Het hof neemt het advies van de raad over en komt tot het oordeel dat de moeder alleen met het gezag moet worden belast, omdat wijziging van het gezag anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk is (de grond onder b. zoals hiervoor onder 5.1 omschreven). Daarbij overweegt het hof het volgende.
Het uitgangspunt van de wetgever is dat gezamenlijk gezag van de ouders in het belang van het kind is en dat slechts in uitzonderingsgevallen kan worden aangenomen dat het belang van het kind vereist dat één van de ouders met het gezag wordt belast.
Het hof is van oordeel dat hier sprake is van een dergelijke uitzonderingssituatie. Weliswaar tekent de vader alles wat hem wordt voorgelegd, maar de moeder, de kinderen en de betrokken hulpverlening zien dat de vader tekent zonder inhoudelijk te weten waarvoor. Bovendien heeft de moeder de hulpverlening nodig om een handtekening te krijgen, want de vader reageert niet of nauwelijks op mailtjes en appjes. De hulpverlening gaat dan langs bij de vader om hem een handtekening te laten zetten.
Verder blijkt uit de overgelegde stukken dat de vader niet of moeilijk bereikbaar was voor de school van [de minderjarige2] toen hij vastliep op school en een overstap ging maken naar een andere school. Ook is de vader, zonder reactie, niet ingegaan op uitnodigingen voor de Multi Disciplinaire Overleggen over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en heeft hij ook niet gereageerd op een terugkoppeling van die overleggen die aan hem zijn gestuurd.
Hieruit blijkt naar het oordeel van het hof dat de vader zijn verantwoordelijkheid niet of onvoldoende neemt op het moment dat er belangrijke beslissingen over de kinderen genomen moeten worden. De vader geeft op die manier feitelijk geen invulling aan zijn gezag. Verder heeft de vader weinig zicht op wat de kinderen nodig hebben omdat er geen of minimaal contact is met de kinderen. Hierdoor is hij niet in staat inhoudelijk mee te beslissen over zaken die de kinderen aangaan.

6.De brief aan [de minderjarige2]

Het hof heeft aan [de minderjarige2] een brief geschreven waarin hem de beslissing wordt verteld. [de minderjarige2] wilde dat graag. Het hof citeert:
“(…) Op 17 juni 2024 ben jij bij het gerechtshof in Arnhem geweest. Jij hebt toen gepraat met mr. Grosscurt en met de griffier. Toen heb jij gezegd dat je het fijn vindt een brief te krijgen als het hof een beslissing heeft genomen. Dat hebben we op 9 juli 2024 gedaan en dit is die brief.
Het hof heeft beslist dat jouw moeder alleen het gezag over jou en je zus [de minderjarige1] krijgt. Dat is dus anders dan wat de rechtbank heeft beslist.
Dit betekent dat jouw moeder, tot jullie 18 jaar zijn, belangrijke beslissingen over jou en je zus neemt. Het hof vindt het belangrijk dat jouw moeder alleen het gezag heeft, omdat jouw vader niet precies weet wat er in jullie leven allemaal gebeurt. Dit komt omdat hij niet of heel weinig contact met jou en jouw zus heeft en hij ook niet op belangrijke afspraken komt die over jullie gaan.
Het hof hoopt dat jouw vader gaat werken aan zijn problemen, zodat jij in de toekomst weer contact met hem kan hebben en die omhelzing van hem kan krijgen die jij zo graag wilt.
[de minderjarige2] , veel succes en plezier op school en met het koken van lekker eten. (…)”

7.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als hierna vermeld.

8.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 13 november 2023 en opnieuw beschikkende:
beëindigt het gezamenlijk gezag van de ouders over:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2008, en
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2011;
bepaalt dat het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] voortaan aan de moeder toekomt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Groot, S. Kuijpers en A.E. Grosscurt en is op 9 juli 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.