In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van de minderjarige [de minderjarige], geboren in 2017. De vader en de moeder, die gezamenlijk het gezag uitoefenen, zijn in geschil over de zorgregeling. De vader heeft in eerste aanleg verzocht om een zorgregeling waarbij [de minderjarige] om het weekend bij hem verblijft, terwijl de moeder verzocht heeft om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij haar te bepalen en een zorgregeling onder begeleiding van een omgangshuis. De rechtbank heeft de hoofdverblijfplaats bij de moeder bepaald en de zorgregeling beperkt tot eenmaal per week twee uur contact met de vader, wat de vader in hoger beroep heeft aangevochten.
Tijdens de mondelinge behandeling op 4 juni 2024 is gebleken dat er spanningen zijn tussen de ouders, wat de ontwikkeling van [de minderjarige] negatief beïnvloedt. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om de huidige zorgregeling niet uit te breiden, gezien de kwetsbaarheid van [de minderjarige] en de onduidelijkheid over de contacten met de vader. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en een nieuwe zorgregeling vastgesteld, waarbij [de minderjarige] eenmaal per week gedurende twee uur contact heeft met de vader, onder begeleiding van een onafhankelijke derde. De regie over de uitvoering van deze zorgregeling ligt bij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland. De moeder is niet-ontvankelijk verklaard in haar voorwaardelijk incidenteel hoger beroep.