ECLI:NL:GHARL:2024:4526

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
200.336.512
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en omgangsregeling na ontvoering van minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het gezag en de omgangsregeling van twee minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], die de kinderen zijn van de verzoeker (de vader) en de verweerster (de moeder). De vader had in eerste aanleg verzocht om het gezamenlijk gezag over beide kinderen te herstellen en een zorgregeling vast te stellen. De rechtbank Gelderland had echter in een eerdere beschikking van 6 oktober 2023 het gezamenlijk gezag beëindigd en het gezag over [de minderjarige1] aan de moeder toegewezen, met een beperkte omgangsregeling voor de vader. De vader ging in hoger beroep tegen deze beslissing.

Het hof oordeelde dat er een onaanvaardbaar risico bestond dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders bij voortzetting van het gezamenlijk gezag. Dit oordeel was gebaseerd op de ontvoering van [de minderjarige1] door de vader naar Hongarije eind 2021, wat leidde tot een ernstige beschadiging van het vertrouwen van de moeder in de vader. De vader had geen contact gehad met de kinderen sinds zijn detentie en was bezig met het herstellen van zijn leven. Het hof concludeerde dat het in het belang van de kinderen was dat de moeder alleen belast bleef met het gezag, zodat zij snel beslissingen kon nemen in hun belang.

Wat betreft de omgangsregeling oordeelde het hof dat de door de rechtbank vastgestelde regeling van videobellen het hoogst haalbare was voor de kinderen, gezien de omstandigheden. De vader moest eerst laten zien dat hij betrouwbaar was voordat er uitgebreidere contactmomenten konden worden vastgesteld. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en wees de verzoeken van de vader af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.336.512
(zaaknummer rechtbank Gelderland 402572)
beschikking van 9 juli 2024
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. B. Molenaar,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. H.M. Schurink-Smit.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 14 juni 2022, 26 april 2023 en 6 oktober 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 2 januari 2024;
- het verweerschrift;
- een journaalbericht van mr. Schurink-Smit van 21 mei 2024 met productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 4 juni 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2015 te [woonplaats1] (verder: [de minderjarige1] ), en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2018 te [woonplaats1] (verder: [de minderjarige2] ).
De ouders oefenden tot de beschikking van 6 oktober 2023 (verder: de bestreden beschikking) gezamenlijk het gezag uit over [de minderjarige1] . De moeder oefent alleen het gezag uit over [de minderjarige2] .
3.2
Bij de beschikking van 14 juni 2022 heeft de rechtbank iedere verdere beslissing met betrekking tot het gezag en de zorg/omgangsregeling aangehouden in afwachting van de rapportage van de zorgaanbieder over het verloop van en de resultaten van het hulpverleningstraject.
3.3
Bij de beschikking van 26 april 2023 heeft de rechtbank:
- vastgesteld als voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] :
- één keer per drie weken begeleid contact hebben met de vader bij het [naam1]
in [woonplaats1] en
- één keer per week op woensdag- of donderdagavond om 18.30 uur beeldbellen met
de vader,
- de raad verzocht onderzoek te doen, te rapporteren en te adviseren zoals in die beschikking overwogen,
- en iedere verdere beslissing aangehouden.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, het gezamenlijk gezag van de ouders beëindigd en bepaald dat het gezag over [de minderjarige1] wordt uitgeoefend door de moeder. Daarnaast is als omgangsregeling vastgesteld dat de kinderen contact hebben met de vader eenmaal per week op woensdagavond om 18.30 uur via videobellen, waarbij in goed overleg tussen de ouders kan worden afgeweken van de dag en tijdstip, en het meer of anders verzochte afgewezen.
4.2
De vader is met ongenummerde grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende:
- de verzoeken van de moeder af te wijzen;
- de vader naast de moeder te belasten met het ouderlijk gezag over [de minderjarige2] en;
- een zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] vast te leggen, inhoudende dat zij eenmaal per veertien dagen van vrijdagmiddag 17.00 uur tot en met zondag 19.00 uur bij hem verblijven alsmede de helft van de vakanties en feestdagen, althans een zorgregeling vast te stellen als het hof juist acht.
4.3
De moeder voert verweer en zij vraagt de bestreden beschikking te bekrachtigen en de verzoeken van de vader af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Verzoek op zitting
5.1
De moeder heeft op de zitting verzocht om geen zorg- of omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] (gezamenlijk ook te noemen: de kinderen) vast te stellen. Volgens de zogenoemde ‘twee-conclusieleer’ kan een verzoek in hoger beroep in beginsel niet later dan in een beroepschrift worden gedaan. Ook wijzigingen of vermeerderingen zijn in beginsel niet toegestaan. Volgens vaste rechtspraak kan echter bij zaken van zorg- en omgangsregelingen worden afgeweken van deze regel, mits dat geen strijd oplevert met de beginselen van de goede procesorde, in het bijzonder met het beginsel van hoor en wederhoor.
Het hof is van oordeel dat de moeder niet kan worden ontvangen in haar verzoek ten aanzien van de zorg- of omgangsregeling. Gelet op het stadium van de procedure waarop dit verzoek is gedaan, namelijk op de zitting, heeft de vader onvoldoende tijd gehad om – voorbereid – te kunnen reageren op het verzoek. Met een nadere (schriftelijke of zittings-)ronde die nodig zou zijn om de vader te laten reageren zou de procedure in dit stadium al te zeer vertragen. In die zin is sprake van strijd met de goede procesorde.
Wettelijk kader verzoek gezag over [de minderjarige1]
5.2
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Wettelijk kader verzoek gezag over [de minderjarige2]
5.3
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 BW kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Inhoudelijke beoordeling ten aanzien van het gezag
5.4
Niet in geschil is dat er een wijziging van omstandigheden is die een hernieuwde beoordeling van het gezag over [de minderjarige1] mogelijk maakt. Het hof gaat daar dan ook van uit. De omstandigheden waarover het gaat komen hierna onder 5.6 aan de orde.
5.5
Het hof is net als de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, van oordeel dat er een onaanvaardbaar risico is dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] klem of verloren zouden raken tussen de ouders bij (voortzetting van) gezamenlijk gezag. Niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen. Het hof zal daarom de bestreden beschikking bekrachtigen voor zover het betreft het gezag en zal deze beslissing hierna uitleggen.
5.6
Het hof overweegt dat de vader, eind 2021, [de minderjarige1] heeft ontvoerd naar het buitenland (Hongarije). Gedurende ruim twee maanden was voor de moeder niet duidelijk waar [de minderjarige1] verbleef en heeft zij zeer weinig contact gehad met hem. De vader is strafrechtelijk veroordeeld voor de ontvoering van [de minderjarige1] . Deze handelswijze van de vader, waarbij de vader geen enkele rekening heeft gehouden met de belangen van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en de moeder, vormt wat betreft het hof een contra-indicatie voor gezamenlijk gezag. De kinderen zijn getraumatiseerd door de ontvoering. [de minderjarige2] heeft daarvoor therapie gehad en [de minderjarige1] volgt op dit moment behandeling van [naam2] in verband met traumagerelateerde klachten. Daarnaast is het vertrouwen van de moeder in de vader ernstig beschadigd geraakt. Volgens de moeder heeft de vader heeft tot nu toe onvoldoende gedaan en laten zien om haar vertrouwen in hem te herstellen. Hij heeft geen persoonlijke excuses gemaakt naar de moeder voor de ontvoering en de gevolgen daarvan voor haar en de kinderen. De vader lijkt zich niet te realiseren hoe ernstig zijn handelen is geweest. Daarbij komt dat de vader zich ook na de ontvoering zeer onbetrouwbaar heeft getoond door voor onbepaalde tijd, en zonder de moeder in te lichten, naar het buitenland te vertrekken. Daarmee stopten de begeleide omgangscontacten die in die periode tussen de vader en de kinderen plaatsvonden.
Het hof overweegt verder dat de vader de vanwege de ontvoering opgelegde detentie inmiddels heeft uitgezeten en dat hij pas zeer recent (22 mei 2024) is vrijgekomen. Vanaf zijn detentie (eind 2023) tot nu heeft de vader geen contact gehad met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Daardoor heeft de vader geen zicht op de vraag welke beslissingen in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] zijn. Op de zitting zei de vader dat hij druk bezig is om zijn leven vorm te geven. Hij is op zoek naar huisvesting en naar hulp in de vorm van een nazorg-traject gericht op ex-gedetineerden.
Onder voornoemde omstandigheden kan van de moeder niet worden verlangd dat zij met de vader over belangrijke beslissingen over de kinderen overlegt. Het hof benadrukt dat voor het herstel van het vertrouwen van de moeder in de vader van belang is dat de vader zijn leven op orde brengt, zowel in praktische zin als wat betreft hulpverlening voor zichzelf. De vader dient eerst te laten zien dat hij beschikbaar en betrouwbaar is. Daarbij neemt het hof ook in aanmerking het advies van de raad op de zitting. Volgens de raad is het nu nog te vroeg voor gezamenlijk gezag. De vader moet eerst laten zien dat hij betrouwbaar is.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het in het belang van de kinderen is dat de moeder alleen belast is met het gezag over hen, zodat zij op een voortvarende manier beslissingen kan nemen.
Omgangsregeling
5.7
Op grond van artikel 1:377a lid 1 BW, hebben het kind en de niet met het gezag belaste ouder recht op omgang met elkaar, tenzij sprake is van één van de in het derde lid van dit artikel limitatief opgesomde gronden voor ontzegging van dit recht. De rechter stelt op verzoek van de ouders of van een van hen, al dan niet voor bepaalde, tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast.
5.8
Het hof is van oordeel dat de door de rechtbank vastgestelde regeling van videobelmomenten op dit moment het hoogst haalbare is voor de kinderen. Voor een omgangsregeling zoals door de vader verzocht is het op dit moment nog te vroeg. Zoals de raad op de zitting heeft gezegd kan de vader de kinderen nu nog niet het vertrouwen bieden dat zij nodig hebben. Door alle genoemde omstandigheden, maar in het bijzonder door de ontvoering van [de minderjarige1] door de vader naar Hongarije, is bij [de minderjarige1] en [de minderjarige2] het vertrouwen in volwassenen heel kwetsbaar. Het is daarom van groot belang dat de vader eerst laat zien dat hij betrouwbaar is en dat hij afspraken nakomt voordat er uitgebreider contact kan zijn, aldus de raad. Het hof onderschrijft dit advies en sluit zich daarbij aan. De door de rechtbank bepaalde omgangsregeling past bij de huidige situatie, waarbij de vader pas sinds kort uit detentie is en nog bezig is om zijn leven vorm te geven door middel van onder andere het vinden van passende hulpverlening. Door wekelijks contact via videobellen kan de vader laten zien dat hij afspraken nakomt en dat hij beschikbaar en betrouwbaar is. Daarmee kan een begin worden gemaakt met het herstel van het vertrouwen van de moeder en de kinderen in de vader. [de minderjarige1] is daarnaast nog bezig is met een hulpverleningstraject bij [naam2] onder andere in verband met het trauma dat hij heeft opgelopen door de ontvoering. Het vaststellen van een uitgebreidere omgangsregeling acht het hof in de gegeven omstandigheden in strijd met de zwaarwegende belangen van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Het hof benadrukt daarbij dat het tempo van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en dat wat zij aankunnen ten aanzien van contact met de vader dienen te worden gevolgd.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van
6 oktober 2023,
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K. Mans, S. Kuijpers en A.T. Bol en is op 9 juli 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.