Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
6.De slotsom
7.De beslissing
6 oktober 2023,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het gezag en de omgangsregeling van twee minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], die de kinderen zijn van de verzoeker (de vader) en de verweerster (de moeder). De vader had in eerste aanleg verzocht om het gezamenlijk gezag over beide kinderen te herstellen en een zorgregeling vast te stellen. De rechtbank Gelderland had echter in een eerdere beschikking van 6 oktober 2023 het gezamenlijk gezag beëindigd en het gezag over [de minderjarige1] aan de moeder toegewezen, met een beperkte omgangsregeling voor de vader. De vader ging in hoger beroep tegen deze beslissing.
Het hof oordeelde dat er een onaanvaardbaar risico bestond dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders bij voortzetting van het gezamenlijk gezag. Dit oordeel was gebaseerd op de ontvoering van [de minderjarige1] door de vader naar Hongarije eind 2021, wat leidde tot een ernstige beschadiging van het vertrouwen van de moeder in de vader. De vader had geen contact gehad met de kinderen sinds zijn detentie en was bezig met het herstellen van zijn leven. Het hof concludeerde dat het in het belang van de kinderen was dat de moeder alleen belast bleef met het gezag, zodat zij snel beslissingen kon nemen in hun belang.
Wat betreft de omgangsregeling oordeelde het hof dat de door de rechtbank vastgestelde regeling van videobellen het hoogst haalbare was voor de kinderen, gezien de omstandigheden. De vader moest eerst laten zien dat hij betrouwbaar was voordat er uitgebreidere contactmomenten konden worden vastgesteld. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en wees de verzoeken van de vader af.