ECLI:NL:GHARL:2024:446

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
200.328.652
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de bestreden beschikking en wijziging van de omgangsregeling tussen de minderjarige en de moeder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een minderjarige en zijn moeder. De vader, die het gezag over de minderjarige uitoefent, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 6 april 2023, waarin een omgangsregeling was vastgesteld. De moeder heeft eveneens hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders het niet eens zijn over de omgangsregeling, wat heeft geleid tot een stopzetting van de omgang tussen de moeder en de minderjarige. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en een nieuwe omgangsregeling vastgesteld, waarbij de moeder eenmaal per twee weken voor de duur van vier uur omgang heeft met de minderjarige, onder begeleiding van een instantie. De omgang vindt plaats op een locatie die bekend is voor de minderjarige, en de moeder mag deze locatie alleen verlaten als er begeleiding aanwezig is. Het hof heeft benadrukt dat de veiligheid en het welzijn van de minderjarige voorop staan en dat de omgangsregeling moet bijdragen aan zijn ontwikkeling. De verzoeken van zowel de vader als de moeder om de omgangsregeling verder te wijzigen zijn afgewezen, omdat het hof van oordeel is dat de huidige regeling het meest in het belang van de minderjarige is.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.328.652 en 200.329.003
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 551883)
beschikking van 18 januari 2024
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep in de zaak met nummer 200.328.652,
verweerder in hoger beroep in de zaak met nummer 200.329.003,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. K. van Bijsterveld te Hilversum,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep in de zaak met nummer 200.328.652,
verzoekster in hoger beroep in de zaak met nummer 200.329.003,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.W. de Gruijl te Rotterdam.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Regio Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 6 april 2023, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
in de zaak met nummer 200.328.652
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 22 juni 2023;
  • het verweerschrift met producties en
  • een journaalbericht van mr. Van Bijsterveld van 15 december 2023 met producties;
in de zaak met nummer 200.329.003
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 29 juni 2023, en
  • het verweerschrift met producties;
in beide zaken
  • een bericht van mr. De Gruijl van 14 december 2023 met producties en
  • een journaalbericht van mr. Van Bijsterveld van 21 december 2023 met productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 28 december 2023 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door mr. De Roo (waarnemer voor mr. De Gruijl);
  • een vertegenwoordiger van de GI en
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van [de minderjarige] . [de minderjarige] is [in] 2017 in [plaats1] (België) geboren. Hij woont bij de vader die het gezag over [de minderjarige] alleen uitoefent.
3.2
Bij beschikking van 11 april 2018 heeft de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI, welke termijn de laatste keer bij beschikking van 8 april 2022 is verlengd tot 11 april 2023. De ondertoezichtstelling is daarna, met instemming van de raad, geëindigd.
3.3
Bij beschikking van 8 april 2022 heeft de rechtbank Noord-Holland ook de volgende omgangsregeling tussen [de minderjarige] en de moeder vastgesteld:
[de minderjarige] en de moeder hebben minimaal anderhalf uur per week omgang, waarvan één uur begeleid en een half uur onbegeleid. Deze regeling kan onder regie van de GI in het belang van [de minderjarige] worden uitgebreid.
3.4
Na de beschikking van 8 april 2022 heeft de GI de omgang uitgebreid naar twee uur omgang per week, waarbij tijdens de overdrachtsmomenten tussen de ouders aan het begin en het einde van de omgang begeleiding aanwezig is.
3.5
Bij beschikking van 6 juni 2023 heeft het hof Amsterdam de beschikking van 8 april 2022 bekrachtigd en de verzoeken van de ouders afgewezen wegens gebrek aan belang bij het hoger beroep omdat de daarin vastgelegde omgangsregeling inmiddels op 6 april 2023 in de bestreden beschikking door de rechtbank was gewijzigd. De inhoud van die gewijzigde omgangsregeling wordt hierna onder 4.1 weergegeven.
3.6
Bij vonnis van 6 juli 2023 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden Nederland (de voorzieningenrechter), voor zover hier van belang, de vader veroordeeld tot nakoming van de in de bestreden beschikking vastgelegde omgangsregeling en in aanvulling daarop bepaald dat de overdrachtsmomenten aan het begin en het einde van de omgang gedurende vijftien minuten worden begeleid, onder oplegging van een dwangsom van € 150,- per dag dan wel per dagdeel dat de vader geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft de omgangsregeling na te komen tot een maximum van € 5.000,-.
De vader is in hoger beroep gekomen van dit vonnis. Dit hoger beroep is bij het hof bekend onder zaaknummer 200.330.392.
3.7
Bij mondelinge uitspraak van 3 november 2023 heeft de voorzieningenrechter, voor zover hier van belang, de dwangsom verhoogd naar € 1.000,- per dag dan wel per dagdeel dat de vader geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft de omgangsregeling na te komen, tot een maximum van € 50.000,- is bereikt.
De vader is ook in hoger beroep gekomen van deze mondelinge uitspraak. Dat hoger beroep is bij het hof bekend onder zaaknummer 200.335.491.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is de invulling van het recht op omgang van de moeder met [de minderjarige] in geschil.
4.2
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank, met wijziging van de beschikking van 8 april 2022, de volgende omgangsregeling tussen [de minderjarige] en de moeder vastgesteld:
[de minderjarige] en de moeder hebben eenmaal per twee weken voor de duur van vier uur omgang met elkaar op een dag passend bij de agenda van de ouders, waarbij de omgangsmomenten aan het begin van het omgangsmoment en aan het einde van het omgangsmoment gedurende de overdrachtsmomenten worden begeleid door [naam1] en de regie op de zorg zal komen te liggen bij de gemeente [de gemeente] .
Bij ziekte, feestdagen of wanneer één van de ouders niet kan, wordt in overleg met [naam1] gezocht naar een alternatieve dag. Als een alternatieve dag niet lukt dan vindt de omgang plaats op het eerstvolgende omgangsmoment. In die week of bijvoorbeeld met Kerst en Pasen, kan worden uitgeweken naar videobeelden.
Met Moederdag vindt in beginsel omgang plaats tenzij [naam1] hiervoor geen mogelijkheden heeft.
Ten aanzien van de zomervakantie volgt een belmoment tussen ouders wanneer [de minderjarige] op vakantie is. Ouders regelen dit onderling. De zomervakantie wordt een maand voor de schoolvakantie doorgegeven.
in de zaak met nummer 200.328.652
4.3
De vader is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Hij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en de volgende omgangsregeling tussen [de minderjarige] en de moeder vast te stellen:
  • De moeder heeft omgang met [de minderjarige] op zaterdag in de oneven weekenden van 09.00 uur tot 13.00 uur op neutraal terrein in de omgeving van de vader. Deze omgang zal volledig begeleid plaatsvinden en de gemeente [de gemeente] houdt regie op het verlenen van deze zorg voor [de minderjarige] . Bij het overdrachtsmoment zullen de ouders onder begeleiding een korte overdracht doen, dan wel vindt het overdrachtsmoment plaats tussen [naam2] (de partner van de vader) en de moeder.
  • Bij ziekte, feestdagen of wanneer één van de ouders niet kan, wordt in overleg met de instantie die de omgang op dat moment uitvoert gezocht naar een alternatieve dag. Als een alternatieve dag niet lukt dan vindt de omgang plaats op het eerstvolgende omgangsmoment. In die week of bijvoorbeeld met Kerst en Pasen kan worden uitgeweken naar videobellen.
  • Met Moederdag vindt in beginsel omgang plaats tenzij de instantie die de omgang op dat moment uitvoert hiervoor geen mogelijkheden heeft.
  • Ten aanzien van de zomervakantie volgt een belmoment tussen de moeder en [de minderjarige] , welk belmoment met behulp van de begeleiding bij de laatste omgangregeling voorafgaand aan de start van de zomervakantie van de vader wordt afgestemd tussen de ouders. De vader zal zijn zomervakantie minimaal een maand voorafgaand aan de zomervakantie aan de moeder doorgeven.
Daarnaast verzoekt de vader de door het hof te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.4
De moeder voert verweer en vraagt het hof om de grieven van de vader te verwerpen en het hoger beroep van de vader af te wijzen.
in de zaak met nummer 200.329.003
4.5
De moeder is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen, het verzoek van de GI alsnog af te wijzen, de omgangsregeling tussen de moeder en [de minderjarige] te wijzigen en als omgangsregeling tussen [de minderjarige] en de moeder vast te stellen dat de moeder en [de minderjarige] omgang hebben:
  • eenmaal per twee weken van vrijdagmiddag uit school tot maandagochtend naar school;
  • iedere woensdagmiddag uit school tot donderdagochtend naar school, en
  • de helft van de vakantie- en feestdagen.
4.6
De vader voert verweer en vraagt het hof de verzoeken van de moeder af te wijzen.
Daarnaast verzoekt de vader om de bestreden beschikking te vernietigen en een omgangsregeling zoals hierboven onder 4.2 weergegeven tussen [de minderjarige] en de moeder vast te stellen, met dien verstande dat tevens bepaald wordt dat de moeder de locatie waar de omgang plaatsvindt niet mag verlaten behalve als er begeleiding met de moeder en [de minderjarige] mee kan en de gemeente waar [de minderjarige] woonachtig is regie houdt op het verlenen van deze zorg voor [de minderjarige] .
4.7
Het hof zal de grieven in de zaken met nummers 200.328.652 en 200.329.003 gezamenlijk beoordelen.

5.De motivering van de beslissing

juridisch kader
5.1
Op grond van artikel 1:265g lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan kinderrechter op verzoek van de GI voor de duur van de ondertoezichtstelling een omgangsregeling vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. In artikel 1: 265g lid 3 BW is bepaald dat zodra de ondertoezichtstelling is geëindigd de op grond van het eerste lid vastgestelde regeling geldt als een regeling als bedoeld in artikel 1:377a lid 2 BW.
5.2
Op grond van artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen of van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.3
Het hof stelt vast dat de op verzoek van de GI op 6 april 2023 door de rechter vastgestelde omgangsregeling door het eindigen van de ondertoezichtstelling op 11 april 2023 inmiddels geldt als een regeling als bedoeld in 1:377a lid 2 BW. Van die omgangsregeling kunnen de ouders aan de rechter wijziging verzoeken als sprake is van (een van) de hiervoor onder 5.2 aangegeven gronden.
inhoudelijke beoordeling
5.4
Het hof zal de verzoeken van de ouders afwijzen, maar niettemin de bestreden beschikking met het oog op de duidelijkheid vernietigen en na te melden omgangsregeling tussen de moeder en [de minderjarige] vaststellen, welke regeling het hof het meest in het belang van [de minderjarige] acht. Het hof legt hierna uit hoe het tot dit oordeel is gekomen.
5.5
Omdat de ouders het niet eens zijn over de uitleg van de bestreden beschikking vindt al geruime tijd geen omgang meer plaats tussen de moeder en [de minderjarige] . Het hof vindt dat zorgelijk. Als gevolg van deze ontwikkeling is de raad inmiddels een beschermingsonderzoek gestart. Tijdens de mondelinge behandeling is de mogelijkheid van uitbreiding daarvan met een onderzoek naar de omgangsregeling tussen de moeder en [de minderjarige] besproken. Het hof acht een raadsonderzoek naar de omgang op dit moment niet noodzakelijk voor een beslissing . Het hof is van oordeel dat er zo snel mogelijk duidelijkheid moet komen over de inhoud van de omgangsregeling zodat op korte termijn weer omgang tussen de moeder en [de minderjarige] kan plaatsvinden.
5.6
De GI heeft in eerste aanleg, voor zover nu van belang, verzocht om een omgangsregeling vast te stellen tussen de moeder en [de minderjarige] waarbij de omgang eenmaal per twee weken voor de duur van vier uur onder begeleiding van [naam1] zal plaatsvinden en waarbij de begeleiding bestaat uit de aanwezigheid van de hulpverlening met name bij het begin van de omgang en het einde van de omgang gedurende de overdrachtsmomenten. Gedurende de overdrachtsmomenten kan de moeder met [de minderjarige] in overleg met de omgangsbegeleider buiten spelen, wat op afstand kan worden begeleid. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de GI haar verzoek verduidelijkt en toegelicht dat de GI het noodzakelijk vindt dat de omgang plaatsvindt op de locatie van [naam1] en als de moeder met [de minderjarige] naar buiten wil gaan dat alleen mogelijk is als er iemand van [naam1] mee kan om die momenten op afstand te begeleiden.
5.7
Uit de stukken en wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is gebleken dat er in de loop der jaren veel hulpverlening is ingezet om de omgang tussen de moeder en [de minderjarige] vorm te geven op een manier die het meest in het belang van [de minderjarige] is. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI benadrukt dat de door haar in eerste aanleg verzochte regeling in dat kader de meest haalbare is gebleken. Naar aanleiding van omgangsmomenten tussen de moeder en [de minderjarige] , die op zichzelf goed verlopen, ontstaat veel onrust in het systeem rondom [de minderjarige] . De moeder stuurt veel e-mails en omdat zij zich niet kan neerleggen bij het verblijf van [de minderjarige] bij de vader blijft zij haar strijd tegen de vader – en tegen betrokken instanties - voortzetten. Dit krijgt [de minderjarige] mee en de spanning die dat meebrengt zorgt voor onrust bij hem en binnen het gezin van de vader. Dit is niet in het belang van [de minderjarige] . De rust die hij in het gezin van de vader ervaart en waarin hij zich goed ontwikkelt moet gewaarborgd blijven. Om de onrust die het gedrag van de moeder veroorzaakt te ondervangen en de continuïteit van de omgang tussen [de minderjarige] en de moeder te kunnen waarborgen is - aldus de GI - langdurige compenserende ondersteuning nodig gebleken. Deze ondersteuning is gevonden in begeleiding door [naam1] . De hiervoor vermelde problematiek was ook de reden voor de GI om de rechtbank te verzoeken om de frequentie van de in 2022 vastgestelde omgangsregeling te verminderen en de duur te verlengen.
5.8
Naar het oordeel van het hof heeft de GI, anders dan de moeder stelt, met het voorgaande voldoende onderbouwd dat de door haar verzochte omgangsregeling het meest in het belang van [de minderjarige] is. Nu niet is gebleken dat er inmiddels verbetering is gekomen in de door de GI geschetste hardnekkige problematiek, acht het hof het op dit moment niet in het belang van [de minderjarige] om de huidige omgangsregeling met de moeder uit te breiden en/of om geheel onbegeleide omgang te bepalen, zoals zij verzoekt. Het hof wijst het verzoek van de moeder dan ook af.
5.9
Het verzoek van de vader om te bepalen dat de omgang in de buurt van de vader moet plaatsvinden wijst het hof ook af. Zoals de GI tijdens de mondelinge behandeling heeft benadrukt is [naam1] bereid en in staat de omgang op haar locatie op de door de GI verzochte wijze, langdurig te faciliteren. Bovendien is dit een voor [de minderjarige] bekende locatie.
Voor geheel begeleide omgang, zoals door de vader verzocht, ziet het hof geen aanleiding, zodat het verzoek van de vader ook in zoverre zal worden afgewezen. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is gebleken dat van een geheel begeleide omgang ook geen sprake was voordat de omgang tussen [de minderjarige] en de moeder stopte. De omgang vond plaats binnen het pand van [naam1] en daar hadden de moeder en [de minderjarige] tussen de begeleide aanvang en begeleide afsluiting ook tijd met elkaar zonder dat daar voortdurend begeleiding bij aanwezig was. Door te bepalen dat de omgang op locatie van [naam1] zal plaatsvinden en de moeder en [de minderjarige] de locatie tijdens de omgang enkel mogen verlaten indien er begeleiding vanuit [naam1] meegaat om zo de omgang op afstand te volgen, is de veiligheid van [de minderjarige] naar het oordeel van het hof voldoende gewaarborgd. Dat betekent dat het de moeder, anders dan zij op basis van de inhoud van de bestreden beschikking meende, niet is toegestaan om zonder begeleiding met [de minderjarige] de locatie van [naam1] te verlaten.
De vader verzoekt het hof verder om te bepalen dat het belmoment in de zomervakantie met behulp van de begeleiding bij de laatste omgangregeling voorafgaand aan de start van de zomervakantie van de vader wordt afgestemd tussen de ouders. Naar het oordeel van het hof gaat dit voorbij aan de rol van [naam1] . Het hof wijst dat verzoek van de vader ook af. Wel benadrukt het hof dat het de ouders vrij staat om deze afspraak in overleg met [naam1] tijdens een overdrachtsmoment te maken en dat dat ook kan helpen om misverstanden te voorkomen.
Ten slotte wijst het hof het verzoek van de vader om de dag en de tijden van de omgang vast te leggen ook af. Zoals de vader heeft laten weten is de omgangsdag gewijzigd naar zaterdag omdat [naam1] de omgang op zondag niet meer kon faciliteren. Nu niet uitgesloten kan worden dat in de toekomst opnieuw een wijziging in de dag van de omgang zal moeten plaatsvinden, acht het hof het niet aangewezen hier in de beschikking iets over te bepalen. Dag en tijdstip moeten de ouders met [naam1] afstemmen waarbij de mogelijkheden van [naam1] leidend zijn.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep in de zaak met nummer 200.328.652 en in de zaak met nummer 200.29.003:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 6 april 2023 en, opnieuw beschikkende:
wijzigt de omgangsregeling zoals vastgesteld door de rechtbank Noord-Holland bij beschikking van 8 april 2022 en bepaalt deze als volgt:
[de minderjarige] en de moeder hebben eenmaal per twee weken voor de duur van vier uur omgang met elkaar op een dag passend bij de agenda van de ouders en [de minderjarige] , en bij de mogelijkheden van [naam1] , waarbij de omgangsmomenten aan het begin en aan het einde kort worden begeleid door [naam1] en de regie op de zorg zal liggen bij de gemeente waar [de minderjarige] woonachtig is.
De omgangsmomenten vinden afgezien van de overdrachtsmomenten onbegeleid plaats op de locatie van [naam1] . Als de moeder de locatie van [naam1] tijdens de omgangsmomenten met [de minderjarige] wil verlaten, zal dit enkel mogelijk zijn als iemand van [naam1] dit op afstand kan begeleiden; het is de moeder niet toegestaan om zonder begeleiding met [de minderjarige] de locatie van [naam1] te verlaten.
Bij ziekte, feestdagen of wanneer één van de ouders niet kan, wordt in overleg met [naam1] gezocht naar een alternatieve dag. Als een alternatieve dag niet lukt dan vindt de omgang plaats op het eerstvolgende omgangsmoment. In die week of bijvoorbeeld met Kerst en Pasen, kan worden uitgeweken naar videobellen.
Op Moederdag vindt in beginsel omgang plaats tenzij [naam1] hiervoor geen mogelijkheden heeft.
In de zomervakantie vindt een belmoment tussen de moeder en [de minderjarige] plaats wanneer [de minderjarige] op vakantie is. Ouders regelen dit onderling. De zomervakantie wordt een maand voor de schoolvakantie doorgegeven;
verklaart deze beschikking (tot zover) uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, J.B. de Groot en E. de Boer, bijgestaan door mr. M.A. Mertens als griffier, en is op 18 januari 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.