ECLI:NL:GHARL:2024:441

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
200.327.929
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van mentoren en ontslag van bewindvoerders in een familiezorgzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van mentoren en het ontslag van bewindvoerders in een familiezorgzaak. De zaak betreft [verzoeker], geboren in 2000, die onder bewind en mentorschap staat. De kantonrechter had eerder op 8 maart 2023 de ouders van [verzoeker] ontslagen als bewindvoerders en mentoren, en de Stichting [naam1] benoemd tot opvolgend bewindvoerders en mentoren. [verzoeker] ging in hoger beroep tegen deze beslissing, maar trok zijn beroep tegen het ontslag van zijn ouders in, waardoor de focus kwam te liggen op de vraag wie de mentoren van [verzoeker] zouden moeten zijn.

Tijdens de mondelinge behandeling op 7 december 2023 heeft [verzoeker] aangegeven dat hij zijn moeder samen met [de bewindvoerder1] als mentoren wenst. De moeder en de vader steunen dit verzoek, terwijl [verweerster] zich verzet tegen de benoeming van de moeder als mede mentor. Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en vastgesteld dat er gewichtige redenen waren voor het ontslag van de ouders als bewindvoerders, maar dat de situatie inmiddels verbeterd is. Het hof heeft besloten om de wens van [verzoeker] te honoreren en zijn moeder als mede mentor te benoemen, met ingang van 1 februari 2024.

De beslissing van het hof houdt in dat de eerdere beschikking van de kantonrechter wordt bekrachtigd, maar dat de moeder van [verzoeker] nu ook als mentor wordt benoemd. De kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Deze beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.327.929
(zaaknummer rechtbank Gelderland 9562367 en 9562389)
beschikking van 18 januari 2024
inzake
[verzoeker],
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. D.G. Nagel te Almere
en
Stichting [verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats1] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: [verweerster] ,
advocaat: mr. M.M.A. Janssen te Nijmegen.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de moeder],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: de moeder,
[de vader],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: de vader,
[de zus],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: de zus,
en
[de bewindvoerder1],
bewindvoerder en mentor,
gevestigd te [vestigingsplaats2] ,
verder te noemen: [de bewindvoerder1] ,
en
[de bewindvoerder2] ,
bewindvoerder en mentor,
gevestigd te [vestigingsplaats2] ,
verder te noemen: [de bewindvoerder2] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, sector kanton, zittingsplaats Zutphen) van 8 maart 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Het hof zal deze beschikking hierna noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 1 juni 2023;
  • een brief van de vader van 3 juni 2023, en
  • het verweerschrift met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 7 december 2023 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
  • [verzoeker] , bijgestaan door zijn advocaat;
  • drie medewerkers van [verweerster] , bijgestaan door haar advocaat;
  • de moeder;
  • de vader, en
  • [de bewindvoerder1] .

3.De feiten

3.1
[verzoeker] is geboren [in] 2000. [verzoeker] is de zoon van [de moeder] en [de vader] en de broer van [de zus] .
3.2
Bij beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Amersfoort, van 28 december 2018, is een bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van [verzoeker] , en een mentorschap ingesteld ten behoeve van [verzoeker] , met benoeming van de moeder en de vader tot bewindvoerders en mentoren.
3.3
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter van de rechtbank Gelderland op 19 november 2021, heeft [verweerster] om ontslag van de vader en de moeder en benoeming van de Stichting [naam1] (waar [de bewindvoerder1] en [de bewindvoerder2] werkzaam zijn) tot bewindvoerders en mentoren verzocht.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de kantonrechter de vader en de moeder ontslagen als bewindvoerders en mentoren van [verzoeker] en per 1 april 2023 [de bewindvoerder1] en [de bewindvoerder2] als opvolgend bewindvoerders en mentoren benoemd.
4.2
[verzoeker] is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen.
4.3
Mr. Nagel heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof het hoger beroep tegen het ontslag van de moeder en de vader als bewindvoerders ingetrokken. Het gaat daarom in deze procedure bij het hof alleen nog over de vraag wie de mentor(en) van [verzoeker] moet(en) zijn. [verzoeker] heeft zijn verzoek ter zitting gewijzigd. Hij wil nu graag dat de moeder samen met [de bewindvoerder1] tot mentoren worden benoemd.
4.4
[verweerster] voert verweer en vraagt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen met veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:462 lid 2 BW kan de mentor ontslag worden verleend hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om mentor te kunnen worden op verzoek van de medementor of degene die gerechtigd is mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 451, eerste en tweede lid, dan wel ambtshalve. Op grond van 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Ingevolge het vierde lid van voornoemd artikel wordt, tenzij lid 3 is toegepast, indien de betrokkene is gehuwd, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levenspartner heeft, bij voorkeur de echtgenoot, geregistreerd partner, dan wel een andere levensgezel tot mentor benoemd. Is het voorgaande niet van toepassing, dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot mentor benoemd. In dit hoger beroep gaat het dus nog om de vraag of de moeder (mede) mentor moet zijn.
5.2
[verzoeker] heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof verteld dat hij tevreden is met [de bewindvoerder2] en [de bewindvoerder1] en dat hij ook goed met hen kan samenwerken. Hij wil dat zijn moeder samen met [de bewindvoerder1] het mentorschap gaat uitvoeren. In de praktijk heeft [de bewindvoerder1] de afgelopen zes maanden ook nauw samengewerkt met de moeder, aldus [verzoeker] . [verzoeker] vindt het belangrijk dat zijn moeder betrokken blijft omdat hij haar vertrouwt en hem dit zekerheid geeft. Zij is bovendien het meest betrokken bij praktische zaken. De moeder en de vader staan achter dit verzoek.
5.3
[verweerster] is het niet eens met dit verzoek. [verweerster] ziet niet in wat de toegevoegde waarde is van de benoeming van de moeder tot mede mentor omdat de moeder ook in de huidige situatie samenwerkt met [de bewindvoerder1] . Als de moeder ook tot mentor wordt benoemd bestaat de kans dat de situatie weer verslechtert, omdat zij dan ook zelfstandig bevoegd is om beslissingen te nemen.
5.4
[de bewindvoerder1] heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof verteld dat de samenwerking met de moeder goed verloopt. Er is sprake van een taakverdeling waarbij de moeder de praktische zaken, zoals de aanschaf van kleding en boodschappen, voor haar rekening neemt en [de bewindvoerder1] de technische zorg regelt. [de bewindvoerder1] stemt uitdrukkelijk in met benoeming van de moeder als mede mentor.
5.5
Het hof is van oordeel dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat er sprake was van gewichtige redenen die het ontslag van de moeder en vader als bewindvoerders en mentoren van [verzoeker] rechtvaardigen. Er bestonden op dat moment communicatieproblemen en een verschil van inzicht tussen de ouders enerzijds en [verweerster] anderzijds, waardoor het voor de moeder en de vader lastig was om een goede invulling te geven aan het bewind en mentorschap. Op dit moment zijn de communicatieproblemen met [verweerster] sterk verbeterd door de toevoeging van de opvolgend mentor als tussenpersoon. Er is, na de afgifte van een rechterlijke machtiging, een andere plek, met meer toezicht, voor [verzoeker] gezocht. Dit is in goede samenwerking met de moeder gebeurd en de taakverdeling tussen de moeder en [de bewindvoerder1] is duidelijk. Inmiddels ziet het er naar uit dat [verzoeker] op korte termijn niet meer bij [verweerster] zal verblijven, zodat aan de bezwaren van [verweerster] thans minder gewicht toekomt dan ten tijde van de beschikking van de kantonrechter.
5.6
Nu [verzoeker] zelf uitdrukkelijk zegt zijn moeder en [de bewindvoerder1] als mentoren te wensen, en [de bewindvoerder1] zich daarin kan vinden zal het hof deze wens van [verzoeker] volgen. De benoeming gaat in per 1 februari 2024.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slagen de grieven deels. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen en gezien de gewijzigde omstandigheden in aanvulling daarop het verzoek van [verzoeker] in hoger beroep om zijn moeder als mede mentor te benoemen toewijzen.
6.2
Nu beide partijen voor een deel in het ongelijk worden gesteld, zullen de kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd zoals hierna vermeld.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland van
8 maart 2023, voor zover het gaat om de benoeming van de volgende bewindvoerders en mentoren van [verzoeker] :
[de bewindvoerder1] (h.o.d.n. [naam2] vof), geboren te [plaats1] [in] 1967, en;
[de bewindvoerder2] (h.o.d.n. [naam2] vof), geboren te [plaats2] [in] 1995, [vestigingsplaats2] ;
benoemt in aanvulling daarop per 1 februari 2024 tot mede mentor van [verzoeker] zijn moeder, [de moeder] , geboren te [plaats3] [in] 1965;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, J.B. de Groot en S. Kuijpers, bijgestaan door mr. K.E. Vaartjes- de Wit als griffier en is op 18 januari 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.