ECLI:NL:GHARL:2024:4313

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
200.336.961
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en informatieregeling in ouderschapskwestie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het gezag over twee minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De ouders, die in 2006 zijn getrouwd en in 2012 zijn gescheiden, waren gezamenlijk belast met het gezag over hun kinderen. De vader had echter al meerdere jaren geen contact meer met de kinderen, wat leidde tot de vraag of het gezamenlijk gezag kon worden voortgezet. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om samen beslissingen te nemen over de kinderen, wat heeft geleid tot spanningen en juridische procedures. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om het gezamenlijk gezag te beëindigen, wat het hof heeft overgenomen. De moeder is nu alleen belast met het gezag over de kinderen, terwijl de vader geen omgangsregeling meer heeft. Ondanks de bezwaren van de kinderen tegen contact met de vader, heeft het hof een informatieregeling vastgesteld, waarbij de moeder de vader maandelijks op de hoogte moet houden van belangrijke zaken omtrent de kinderen. Deze regeling is bedoeld om een minimale verbinding tussen de vader en de kinderen te waarborgen, ondanks hun duidelijke wensen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.336.961
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 525353)
beschikking van 27 juni 2024
inzake
[verzoeker],
wonende in [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. S.N. Ziekman-Meijerink in Utrecht,
en
[verweerster],
wonende in [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.C. Otten in Bussum.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 15 november 2021, 29 augustus 2022 en 25 oktober 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De beschikking van 25 oktober 2023 wordt hierna ook de bestreden beschikking genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 22 januari 2024;
  • het verweerschrift met producties en
  • een journaalbericht van mr. Ziekman-Meijerink van 7 mei 2024 met producties.
2.2
De minderjarigen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben op 15 april 2024 buiten aanwezigheid van de ouders met een raadsheer en griffier van het hof gesproken.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 21 mei 2024 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
Partijen zijn [in] 2006 met elkaar gehuwd. Dat huwelijk is [in] 2012 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
3.2
De vader en de moeder zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] ( [de minderjarige1] ), geboren [in] 2007, en
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2009.
Tot de bestreden beschikking waren de ouders gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen.
3.3
In een ouderschapsplan van 14 februari 2012 zijn de ouders een co-ouderschap overeengekomen. Nadien is de zorgregeling meermaals gewijzigd.
3.4
Bij beschikking van 15 november 2021 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang:
  • aan de moeder vervangende toestemming verleend voor een behandeling van [de minderjarige1] bij [naam1] ;
  • de zorgregeling tussen de vader en de kinderen in die zin gewijzigd dat als
  • voor de kinderen een bijzondere curator benoemd; en
  • de beslissingen aangehouden in afwachting van het verslag van de bijzondere curator.
3.5
De vader heeft [de minderjarige1] op 19 april 2021 voor het laatst gezien. Sinds 19 september 2021 heeft de vader [de minderjarige2] niet meer gezien.
3.6
Bij beschikking van 23 augustus 2022 heeft de kinderrechter [de minderjarige1] en [de minderjarige2] onder toezicht gesteld tot 23 augustus 2023. Bij beschikking van 8 augustus 2023 is die ondertoezichtstelling verlengd tot 30 september 2023 en is het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor het overige aangehouden. Op 22 september 2023 heeft de GI aan de rechtbank bericht dat zij het aangehouden deel van het verzoek intrekt. Dus ondertoezichtstelling is dus op 30 september 2023 geëindigd.
3.7
Bij beschikking van 29 augustus 2022 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang:
  • aan de moeder vervangende toestemming verleend voor hulpverlening van [de minderjarige2] bij [naam2] ;
  • de bijzondere curator als zodanig van haar functie ontslagen; en
  • de beslissing ten aanzien van - onder meer - het gezag aangehouden in afwachting van de hulpverlening in het kader van de ondertoezichtstelling.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank:
  • bepaald dat het gezag over de kinderen vanaf dat moment alleen toekomt aan de moeder;
  • bepaald dat [de minderjarige2] voortaan zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder heeft;
  • de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen in die zin gewijzigd dat er geen omgangsregeling tussen de vader en de kinderen geldt;
  • bepaald dat partijen hun eigen proceskosten betalen en
  • de verzoeken van de ouders voor het overige afgewezen.
4.2
De vader is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt het hof om de bestreden beschikking ten aanzien van het gezag te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de moeder om haar alleen te belasten met het gezag over de kinderen alsnog af te wijzen.
Daarnaast verzoekt de vader het hof voorwaardelijk, in de situatie dat het hof de bestreden beschikking bekrachtigt, te bepalen dat de moeder hem uiterlijk de laatste week van elk kalenderkwartaal per e-mail dient te informeren over alle van belang zijnde zaken van de kinderen, waaronder de voortgang op school met schoolrapporten en het welzijn en de ontwikkeling van de kinderen, waarbij de moeder een recente, goed gelijkende kleurenfoto van hen toevoegt, op straffe van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag dat de moeder in gebreke blijft om aan de informatie- en consultatieplicht te voldoen, althans de informatie- en consultatieregeling zodanig in te richten als het hof juist acht.
4.3
De moeder voert verweer. De moeder vraagt het hof de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek dan wel dit verzoek af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Gezag
5.1
Ingevolge artikel 1:251a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed op verzoek van de ouders of van een van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
De raad heeft het hof tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd. De raad constateert dat de huidige situatie voor iedereen verdrietig is, maar dat het wel de werkelijkheid is waarin de kinderen leven. Gezamenlijk gezag is voor de raad het uitgangspunt, want de vader maakt deel uit van het leven van de kinderen, maar het kan voor ruimte en lucht zorgen wanneer de druk van de situatie wordt afgehaald door beëindiging van het gezag van de vader. De kinderen zijn 17 en 15 jaar. Zij hebben recht op hun eigen mening en een eigen leven met privacy. De raad vertrouwt erop dat als er ruimte komt in de toekomst weer stappen gezet kunnen worden om het contact tussen de vader en de kinderen te herstellen. Op dit moment ligt daarvoor geen druk op de kinderen en dat moet volgens de raad ook zo blijven. De raad heeft daarom geadviseerd de bestreden beschikking ten aanzien van het gezag te bekrachtigen.
5.3
Het hof zal, overeenkomstig het advies van de raad, de bestreden beschikking ten aanzien van het gezag bekrachtigen. Dit betekent dat de moeder alleen belast blijft met het gezag over de kinderen. Uit de stukken en de verklaringen tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep blijkt dat de ouders niet in staat zijn om samen beslissingen te nemen over de kinderen. Er is al jaren geen communicatie meer tussen de ouders onderling. Pogingen om met hulpverlening verandering in die situatie te brengen hebben gefaald. Het ontbreken van communicatie veroorzaakt spanningen - ook bij de kinderen - en heeft onder meer geleid tot rechterlijke procedures om vervangende toestemming voor gezags-beslissingen. Het hof voorziet niet dat in die situatie binnen afzienbare tijd verandering zal komen.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof gezegd dat hij (nog steeds) bereid is om met de moeder in gesprek te gaan over de kinderen. De moeder is heel stellig in haar afwijzing van dat aanbod. Het hof benadrukt dat er geen aanwijzingen zijn dat de vader niet in staat is om het gezag over de kinderen uit te oefenen; dit lukt echter niet samen met de moeder. Gelet op de omstandigheid dat de moeder de hoofdverzorger van de kinderen is, ligt het voor de hand dat zij is belast met het gezag over de kinderen. Het hof heeft begrip voor de vrees van de vader om volledig buiten spel te worden gezet wanneer hij zijn gezag verliest, maar stelt ook vast dat de vader en [de minderjarige1] al ruim drie jaar en de vader en [de minderjarige2] al bijna drie jaar geen enkel contact meer met elkaar hebben. Daardoor weet de vader onvoldoende van de leef- en belevingswereld van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] wat in de weg staat aan een goede beoordeling van beslissingen ten behoeve van hen. Daarbij komt dat de kinderen op dit moment stellig zijn in hun standpunt dat zij niet willen dat de vader een rol speelt in hun leven. Gelet op hun leeftijd kent het hof aan deze mening gewicht toe. Het hof verwacht dat beëindiging van het gezamenlijk gezag van de ouders rust zal brengen voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Hopelijk draagt die rust ook bij aan een toekomstig contactherstel tussen de vader en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
Voorwaardelijk verzoek : informatieregeling
5.4
Ingevolge artikel 1:377b lid 1 BW is de ouder die met het gezag is belast gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen – zo nodig door tussenkomst van derden – over daaromtrent te nemen beslissingen. Op verzoek van een ouder kan de rechter ter zake een regeling vaststellen.
5.5
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling onweersproken verklaard dat zij de vader informeert over het welzijn en de ontwikkelingen van de kinderen. De moeder heeft verder verklaard dat zij bereid is om de vader te blijven informeren.
5.6
Het hof is van oordeel dat een informatieregeling waarbij de moeder de vader eens per maand informeert over het welzijn en de gezondheid van de kinderen, hun dagelijkse bezigheden en hun hobby’s en eens per drie maanden over hoe het met de kinderen gaat op school, passend is en ook in het belang van de kinderen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de kinderen zich verzetten tegen het verstrekken van informatie aan de vader, waardoor een hogere frequentie van informeren niet in hun belang is. Dit neemt niet weg dat het hof het belangrijk vindt dat er door de informatievoorziening nog enige, zij het een minimale, verbinding blijft tussen de vader en de kinderen. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat dat de moeder de vader op dit moment eens per twee tot drie weken per mail informeert over de kinderen. Bij zijn verzoek is de vader ervan uitgegaan dat die informatievoorziening in stand zou blijven en heeft hij zich vooral gericht op de informatie met betrekking tot de schoolprestaties van de kinderen. De moeder vindt de huidige frequentie te hoog. Mede gelet op het feit dat ook nu al uitvoering gegeven wordt aan een informatieregeling, ziet het hof geen aanleiding om aan de hierna vast te stellen informatieregeling een dwangsom te verbinden, zoals door de vader is verzocht. Het verzoek van de vader om ook foto’s aan de informatie toe te voegen, wijst het hof af. De kinderen hebben bij het hof nadrukkelijk verklaard dat zij niet willen dat de vader foto’s van hen krijgt. Het hof is van oordeel dat deze wens moet worden gerespecteerd.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen. Daarnaast zal het hof een informatieregeling vastleggen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 25 oktober 2023, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
bepaalt aanvullend dat de moeder de vader één keer per maand per e-mail informeert over het welzijn en de gezondheid van de kinderen en hun dagelijkse bezigheden en hun hobby’s, alsmede eens per kwartaal over hoe het met de kinderen gaat op school;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, J.B. de Groot en P.B. Kamminga, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 27 juni 2024 uitgesproken door mr. Kamminga in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.